f'AMSra^ PRACHTPILS hevige ruzie met zijn schoonmoeder hebben gehad, hetgeen de beste kan overkomen. Ook vernam de Kerkeraad kwade geruchten omtrent zijn slechte levenswandel, waarop hij zelfs prat zou zijn gegaan! Evenwel, hij kon zich behoorlijk verdedigen en na enige be denking werd hem toch het H. Avond maal niet ontzegd. Vóór hem pleit zijn grote ijver, om zich in de H. Schrift te verdiepen. Daar destijds nog geen Portugese Bijbel vertaling bestond, vroeg hij verlof, om het reeds bestaande handschrift der vertaling het verdienstelijk werk van ds. J. Ferreira d'Almeida te mogen kopiëren. Dit werd hem toegestaan. Ook vertrouwde men hem de geeste lijke onderwijzing van een Chinees toe, die Christen wilde worden. Wellicht dat dit blijk van vertrouwen hem moed gaf, om in 1669 zowel zijn broeder als zijn neef, de reeds ver melde Domingo Pieterse, als leermees ters voor te dragen. Pas zeven jaar later ging de Kerkeraad op dit voorstel in. Domingo werd toen schoolmeester te Toegoe. Evenals zijn oom moest hij eerst maar eens laten zien, wat hij waard was, voor hij tractement kreeg. Dit lijkt een vreemde maatregel, doch onredelijk was het niet. Het leejrnees- terambt onthief zijn bekleder van zwa re lichamelijke arbeid, zodat het door velen gezocht werd, ook door hen die het niet waardig waren. Daar er nog geen examen's in onze zin, of diplo ma's bestonden, moesten sollicitanten eerst maar eens tonen, wat ze pres teerden. Dan wist men meteen, of hun streven naar geestelijke arbeid een blijk van luiheid of van geestelijke ijver was. Zo ging het ook met Domingo Pieterse in Toegoe. Pas na het leveren van goede "preuven van neerstigheid" kon hij op tractement rekenen. Inder daad bleek hij dit na weinige weken waard, en op 25 jan. 1677 beval men hem bij de G.G. voor salaris aan, dat ook niet is uitgebleven. Daarna verschijnt Domingo's naam in 12 jaar nauwelijks meer in de reso- lutiën van de Kerkeraad. Dit stilzwij gen kunnen we natuurlijk gunstig uit leggen, want: Geen tijding, goede tij ding! Bovendien, in 1688 dorst hij om tractementsverhoging te vragen, wat hij bij slecht gedrag zeker niet zou gewaagd hebben. Dan zou ds. Thorn ton er in de Kerkeraad wel over heb ben gesproken. Hij stond nu onder toezicht of super visie van deze Portugees sprekende dominé, die Toegoe regelmatig zal hebben bezocht om er eens echt te preken, de sacramenten te bedienen en de school te inspecteren. Behalve die bezoeken waren uitstapjes te voet naar Batavia regelmatig voor het ophalen van salaris, onregelmatig voor begrafenissen het enige, wat de eentonigheid van 't Toegoese school meesterambt vermocht te breken. Het voorlezen der preken op zondag, het catechiseren en onderwijzen door de week gingen redelijk wel, zodat de 52 huisgezinnen, die samen 211 zielen tel den, 22 lidmaten telden, hetgeen niet overdreven veel is. Slechts één wens bezielde de Toegoenezen, n.l. een ei gen kerkhof! Tot dusver móesten alle overledenen langs de warme, lange weg naar het verre Batavia gedragen worden, een vermoeiende geschiede nis! Zij vroegen dus om een "kleine streek lands tot begraving hunner do den". De Hoge Regering zag het rede lijke van dit verzoek in en gaf Heem raden van Batavia's Ommelanden op dracht om een geschikt stukje land tot een begraafplaats uit te zoeken en daartoe geschikt te maken. Er was nog grond in overvloed. Gelukkig waren er destijds in Toe goe nog wel opwekkender dingen dan begraven, n.l. de krontjongmuziek. De Toegoenezen hebben nimmer ook maar de geringste belangstelling voor de gamelan hunner Javaanse buren ge toond, doch zij zwoeren bij hun "gui tera". Hiervan bleken zij grote kenners te zijn en onderscheidden zelfs drie soorten: de grote krontjong of guitera, de middelsoort of matjina; de kleine of eigenlijke krontjong, ledereen, jong en oud, bespeelde de gitaar, die zij zelf vervaardigden, herstelden en zelfs verkochten. Ongetwijfeld is dit een culturele er fenis der Portugezen. Indertijd zag ik in het militair museum te Lissabon een beeldje van een Portugees soldaat uit de tijd van Napoleon, geen gelukkige periode voor Portugal. Natuurlijk zat onze held op zijn onafscheidelijke gi taar te spelen. De brave Domingo Pieterse zou zijn leven met preken lezen en catechis mus leren, met krontjong-getokkel als achtergrondmuziek, rustig en vredig beëindigd hebben, als niet bepaalde gebeurtenissen hem naar voren ge sleurd en bestemd hadden om een rol te spelen op het toneel der koloniale geschiedenis. Hij had n.l. als buurman de Ambon- se kapitein Jonker, een groot held oh- der het vaandel der Compagnie, thans een rijke grondbezitter aan de rivier de Maronde bij Batavia. Deze verdienstelijke bondgenoot der Compagnie is helaas meegesleept in een pan-islamitische beweging tegen de Nederlanders, zijn vroegere krijgs makkers. Veel omstandigheden heb ben ertoe geleid, om hem op dit dwaal spoor te brengen: zijn Moslims geloof, zijn licht geprikkelde ijdelheid, het tactloos optreden van enige Compag nies heren, het gebrek aan het nodige beleid ten Kastele, waardoor wellicht een ernstige botsing had kunnen wor den voorkomen. Uiteraard zou 'n over winning van Jonker en zijn fanatieke aanhang de ondergang der kleine Christengemeente in Toegoe betekend hebben. Als Jonkers buren waren de Toegoenezen het best van zijn doen en laten op de hoogte. Geen wonder dus, dat op 22 aug. 1689 onze schoolmeester met de in Toegoe woonachtige sergeant Matthijs Janse, een Papanger, de eerste alar merende berichten over Jonkers boze plannen aan de supervisor, ds. Thorn ton overbracht: Jonker hield een troep gewapenden gereed, hij had hun de eed van trouw afgenomen en beraam de zelfs een aanslag op het Kasteel! Gerust mag aangenomen worden, dat beide berichtgevers uit naam der Toe goese gemeenschap spraken. Dit getuigenis heeft Domingo ook schriftelijk vastgelegd in een tweetal uitvoerige Portugese brieven, die nu in het Arsip Negara te Djakarta wor den bewaard. Men schrok hevig in Ba tavia en de Hoge Regering besloot krachtdadig tegen de verdwaasde Jon ker op te treden. Dit krachtig ingrijpen eindigde helaas met de droeve dood van Batavia's vroegere vriend en bondgenoot. Hoe hoog men de tijdige informatie van Domingo Pieterse waardeerde, be wijst wel de hem toegekende beloning. Deze bedroeg niet minder dan 40 rijks daalders dus tien maal het maandsala ris, waarmede indertijd zijn oom diens carrière begonnen was. Doch het was wél verdiend, want de Hoge Regering achtte zich aan een groot gevaar ont snapt. Het kleine Toegoe had het grote Batavia gered! Lang heeft Domingo niet van deze schat kunnen genieten, want reeds weinige weken later, op 31 oktober 1689, blijkt hij te zijn overleden. Kort darop werd ook zijn supervisor, ds. Thornton ziek en stierf nog voor het einde des jaars. Zo zag dus dat jaar 1689 de dood van drie medespelers in dit grote dra ma: Jonker, Domingo Pieterse en ds. Thornton. De mens wikt, maar God beschikt. Bij Boekhandel Tong Tong ver krijgbaar: GESCHIEDENIS van INDONESIë door Dr. H. J. de Graaf, thans slechts voor f 13,50. Een prachtig bezit voor lezers die meer willen weten van In- donesië's rijke geschiedenis! I I 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 7