Waarom bloeiende stammen in de tropen Cauliflore bloemen van de doerian, vrij in de ruimte voor vleermuizenbezoek. Onlangs stelde iemand in het tijd schrift bovenstaande vraag. De voor beelden komen straks. Eerst de ter men, die het praten over de zaak gemakkelijk maken. De stand van bloemen op stam en dikke takken noemt men caulifloor, die van vruch ten idem caulicarp. Aan vele plantkundigen (zie bene den) was het verschijnsel reeds als typisch tropisch opgevallen. Als ze enigszins exact redeneerden vermeden ze het woord "waarom", dat ietwat menselijk aandoet en naar redelijk overleg wijst. Al naar hun instelling vroegen ze Kleine, bloembezoekendenectardrinkende NIET-insectenetende vleermuis. (Alacrogloss us). 8 dan óf naar het "hoe of waardoor", óf naar het "waarvoor". De eerste groep (meer physiologen) zocht naar de inwendige oorzaak, de tweede (eco logen) naar een functionele samenhang met factoren in de buitenwereld in dit geval de tropenwereld. Goed, ik voel voor synthetiserende ecologie, mag ik dus beginnen met de harmonie in het geheel. Vele onderzoekers hebben bij stam- bloeiers aan een verband met speciale dieren gedacht, maar ze observeerden alleen overdag. Een periode van nach telijke waarnemingen bracht de oplos sing. De cauliflore bloemen en cauli- carpe vruchten bleken bezocht te wor den door vleermuizen. De kalebasboom (Crescentia of ber- nuk Indonesisch) en de durian (Du- rio) leveren voorbeelden van bloemen, de nangka (Artocarpus), bepaalde soorten van vijgen (Ficus) en belim- bing (Averrhoa) leveren voorbeelden van vruchten. Ook de nam-nam (Cyno- metra), nota bene een peul, maar vle zig, caulicarp en grauw. Die vleermuizen kunnen moeilijk doen als vogels, binnen de kroon rond springen en vliegen. Proefjes met bla deren, vóór een vleermuisbloem ge plaatst, leverden op dat ze onbezocht bleven. Daarom moeten de bloemen en vruchten buiten de kroon geplaatst zijn. Nu kan men tegenwerpen dat vleer muizen een apparaat voor sonar (echo peiling) hebben om hindernissen in het donker te vermijden. Maar dat geldt alleen voor vormen van de insecten etende groep, de enige die in Europa voorkomt en die zo ook haar prooi localiseert. De kleine bloembezoekers en ook de wat grotere vruchteneters, vlieghondjes of lalai badot, benevens de zeer grote kalongs (of flying foxes) hebben deze apparatuur niet (met uit zondering van een enkele holenbewo- ner). Deze vormen zijn dan ook de enige die men met een grof net kan vangen. Dit voor consumptie door Am bonezen en Menadonezen verlust op paniki of mersegu (verbastering van de Portugese term). Cauliflorie van de bloem kan soms pas functioneel worden bij de vrucht en omgekeerd. Misschien komt er nu een scep tische vereerder van het "hoe", die zegt: Waarom niet toevallig ook eens aan de stam? Neen, de positie is een gerichte aanpassing, en de betrokken bloemen en vruchten zijn ook overi gens geheel op vleermuizen betrokken. Ze hebben geen opvallende kleur (vleermuizen zijn kleurenblind), hebben een ranzige geur als boterzuren of een muffe gistingslucht (waarvan vleermui zen houden). Herinnert U zich nog het luchtje van de bloemen in een pisang- djantung? Van tropische vruchten is de typi sche geur aan ieder bekend, denk aan nangka, sawo, wilde mangga (de du- rian-geur is van ander karakter). De laat gearriveerde mens nam in Europa de smaak (èn ook de rol) over van vogels (voor kleurige bessen) en van grondzoogdieren (voor groenige, geurige appels, perziken, meloenen etc.). De tropenmens moest veelal de vleermuis-appreciatie overnemen. Ik nam eens in Nederland op een voor dracht een proef met de vleermuis vrucht van guava (djambu bidji) na Kalong, flying fox) de grootste vruchten- etende vleermuis (Pteropus) in handen van de schrijver.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 8