Indische herinneringen van een journalist Bismarck's geest in Deli onthult 'n 10-voudige moord Waarschijnlijk zijn er nog lezers van "Tong Tong", die zich uit Deli van tempoe doeloe een zekere von Rippmann Rellstab herinneren. Deze, een Duitser, was in China werkzaam geweest, waar vóór de eerste wereldoorlog in Kiau Tsjau een Duitse gemeenschap bestond. Wat voor functie de betrokkene daar had, zweeft me niet meer duidelijk voor de geest. In elk geval wist hij iedereen met verve te vertellen, dat hij een "Chinees" pensioen genoot, dat hem helaas! in Deli nooit werd uitgekeerd. Met het gevolg, dat hij op Sumatra's Oostkust planter was geworden. Voor deze werkzaamheden bleek hij echter niet in de wieg te zijn gelegd, zodat hij nogal eens van baan verwisselde. Hij bezat 'n dichterlijke geest, zodat van zijn hand "Indische Reflektionen" waren verschenen, onder de schuil naam Ri-Re. Weshalve hij in de wan deling kortheidshalve met dit pseudo niem werd aangeduid. En aan de bit tertafel deed de mop de ronde, dat hij eens, nóg of wéér planter zijnde, in poëtisch gepeins op zijn plantersstok leunend, over een parit stond te sta ren, toen zijn administrateur hem on gemerkt naderde. Deze, eveneens een Duitser, kon dit dichterlijke gepeins niet slikken en bulderde hem dus toe: "Aber, Herr von Rippmann Rellstab! Was bilden Sie sich eigentlich ein?". Waarop de aangesprokene kalm het hoofd omdraaide en antwoordde: "Ich bilde mich ein: ich bin die Wacht am Rheinl". Zijn administrateur was ken nelijk gespeend van gevoel voor hu mor, zodat Ri-Re op staande voet werd ontslagen. Ook al was Ri-Re meestal zonder bron van inkomsten, toch ontbrak het hem niet aan gastvrij onthaal en, vooral op hari besar's, zeker niet aan inspiratieve drankjes, om zijn "Reflektionen" op peil te houden. Na deze inleiding moet ik nu vertellen, dat hij van zeer nabij Bismarck had gekend. Hoe? En waar? Wel, in Deli! Dit tot nu toe onbekende historische feit ga ik even uit de doeken doen. Het is allerminst van sensatie ontbloot. Als journalist verbonden aan "De Su matra Post" in Medan kwam ik 's- avonds eens vrij laat thuis, toen tot mijn verwondering m'n trouwe boy (djongos noemde men zo'n gedienstige op Java), Paimin, nog wakker was en mij opwachtte. Hij zei me, dat tijdens m'n afwezigheid herhaaldelijk iemand met belangrijk nieuws had opgebeld uit Bindjai, op 20 km van Medan ge legen. Natuurlijk was ik, zoals een goed journalist betaamt, uiterst nieuwsgierig. Paimin had gelukkig het telefoonnummer genoteerd, dat ik na sloeg in het telefoonboek van de DSM. Geen twijfel mogelijk: dat nummer was van de detachementscommandant van de Veldpolitie. Ik belde dus op en ver nam, dat niet hij, maar Ri-Re, die bij hem op bezoek was geweest, mij tel kens getracht had te bereiken. "Waar om?" vroeg ik. "Wel aldus de poli- 18 tieman hij kwam mij vertellen, dat er op de onderneming Boekit Pajoeng, in het Langkatse, de lijken zijn ontdekt van 10 koelievrouwen. Volgens Ri-Re zijn die in de loop der jaren vermoord door de administrateur, de heer Glaser. En Glaser zelf, zou zich, nu die mas samoord is uitgelekt, hebben opgehan gen aan een boom...l" Totaal overstuur van dit sensationele drama ontglipte de telefoon aan mijn bevende vingers. Wat nu? Uiteraard moest ik onmiddellijk naar Boekit Pa joeng, om in de krant uitvoerig deze primeur te kunnen boekstaven. Maar van mijn overhaast vertrek naar Lang- kat moest ik begrijpelijkerwijs tevoren mijn hoofdredacteur in kennis stellen. Het was inmiddels wel 2 uur 's nachts geworden, maar geen nood. Immers: m'n hoofdredacteur klaagde elke dag steen en been over zijn slapeloosheid. Hij kon namelijk als singkeh (orang baroe zegt men op Java) niet tegen het klimaat. Dus ik aan de telefoon, uren lang. Zonder hem aan de lijn te krij gen. Laat hij juist dié belangrijke nacht voor het eerst in Morpheus' armen rusten, zonder het onophoudelijk rate len van de telefoon naast z'n bed te horen. Willen de lezers het mij niet euvel duiden, dat er de hele nacht uitdruk kingen aan de omwalling van mijn tan den ontsnapten, die mij bij deze her innering nog het schaamrood op de kaken toveren? Hoe ook: plicht is plicht. Zelfs voor een journalist. Daar om belde ik alle politieposten op in de nabijheid van Boekit Pajoeng, waar eindelijk die 10-voudige moord plus zelfmoord waren ontdekt. Maar ik kreeg alleen waarnemende wachtcom mandanten aan de lijn, die mij in het Maleis, Ambonnees of Timorees niets wijzer konden maken. Zij wisten slechts, dat hun chefs spoorslags naar Boekit Pajoeng waren vertrokken. Ik werd dus geen steek wijzer en wacht te in een gemoedsstemming, die mis schien een psychiater kan verklaren, op het ochtendgloren. Nauwelijks was het gouden zonlicht weer verschenen, of ik belde de con troleur van Bindjai, de heer Ruychaver (die jaren later resident is geworden, als hoedanig vele lezers hem nog op Java en elders gekend zullen hebben). Ik vroeg dus controleur Ruychaver om nadere inlichtingen. "Ik weet nog niets" antwoordde hij. "Maar ik sta wel op de Officier van Justitie uit Me dan te wachten, om gezamenlijk naar Boekit Pajoeng te gaan". Dan probe ren de Officier van Justitie te bereiken. Dat lukte. "Ook ik weet nog niets, want ik sta juist op het punt om mét de controleur en de assistent-resident van Tandjong Poera naar de plaats van het het vermeende eh mis drijf te gaan", aldus diens antwoord. Vóélt u, lezer en lezeres, dat ik me de grootste nulliteit op journalistiek ge bied begon te voelen? De hele nachl en de hele morgen aan de telefoon in touw? In de wetenschap, dat drukper sen op tijd moeten draaien? En ik de "Deli Courant" toch geen internatio naal opzienbarende 10-voudige moord plus zelfmoord kon gunnen? Ik vraag maar. Waarlijk, ik dreigde slachtoffer te worden van een ernstige ziekte, die men tegenwoordig telefonitis noemt. Het ergste komt nu evenwel. Vóórdat de heer Glaser verdacht werd van massamoord had ik een allerbeminne lijkste indruk van hem gekregen. Im mers: nog kort tevoren had ik zijn ke bon bezocht. Daarop was namelijk door Bataks een geneeskrachtige bron ontdekt. In drommen kwamen ze van de bergen nederdalen om zich daarin te mandiën, en waren dan van allerlei al dan niet ingebeelde kwalen gene zen! Over die bron had ik enkele we ken geleden een stukje geschreven. En de heer Glaser, die zelf niet in de heil zame kracht van het water geloofde, gunde die Bataks van harte hun sug gestie of autosuggestie. Zou die vrien delijke man, die ieder het zijne gunde, tot zó iets vreselijks in staat zijn ge weest?... Na enig nadenken vermande ik mij. Ik belde zijn administrateurswoning op, in de zekerheid, dat daar inmiddels justitie, politie en bestuur aanwezig waren. Tot m'n stomme verbazing kreeg ik de heer Glaser in eigen per soon aan het toestel! Zijn stem klonk even opgewekt als altijd. En wat moest ik zeggen? Wel, ik maakte een smoes je en vroeg hoe het met de heilige bron op zijn onderneming ging. "Uit stekend", verklaarde hij. "Ik heb er nu een kranie bijgezet, die van iedere Batak een cent heft. Ze betalen het graag en het levert dus nog geld op..." Een bezwijming was ik nabij. Geen tien minuten later rinkelde op de redactie de telefoon. De heer Glaser: "Zeg, waarom belde je me zoëven op?" Ik had het niet meer. Ik antwoor- de dus: "Bel je me uit Boekit Pajoeng of uit het hiernamaals...?" "Hoe kom je aan die waanzin?" "Waanzin? Je hebt zelfmoord gepleegd,

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 18