Persoonlijke herinneringen
AAN DR. SOSRO KARTONO
6
Het moet nog voor de 2de wereldoorlog geweest zijn, ik meen dat het mei
of juni 1935 was toen een hele rij ruiters van Patjet over de waterscheiding
tussen Welirang en Andasmoro achter mekaar op ons land aanstuurden Zij
hadden een lange rit achter zich, de paardjes waren moe, de ruiters niet minder.
Het was hun aan te zien, ze moesten zich rekken, nadat ze met moeite afge
stegen waren, zich rekken en masseren en aan de glimlach over zoveel prestatie,
werd kenbaar, hoeveel moeite men had. He, hel "Ja, niet waar?".
Drs. R. M. Pandji Sosro Kartono
Zij waren ons vreemd, volkomen, er
volgde dus een formele kennismaking,
geleid door de Chinees, die het gezel
schap begeleid had. De Chinees bleek
de rijke Tan, uit Batoe; hij was gast
heer geweest in Modjokerto, waar de
HH. een grote fuif en wajangparty had
den bijgewoond. Het feest, ter ere van
een der reizigers.
"Komt U allen met ons mee, U kunt
dan even de benen strekken en beko
men". De koffie, die overal op Java
heerlijk smaakt, omdat ze buitenge
meen goed, heerlijk sterk, geurig, zoet
en met onvermengde romige melk
wordt geserveerd, in de eenvoudigste
gezinnen.
Wij stonden voor een gezelschap
oudere Indonesische heren, en werden
voorgesteld aan De Regent van Modjo
kerto, De Regent van Djapara, de Oud-
Regent van zus en zo ik kan het
niet meer reconstrueren en Dr.
Sosro Kartono. We waren vol bewon
dering voor de ruiter-prestatie, kenden
de gemaakte tour die na Patjet snel
stijgt; de ongebaande weg, een smal
pad, waar geen twee ruiters naast el
kaar konden rijden, ging over bulten
en dalen, langs de diepe waterval van
de Tjangar, over keien van m3 inhoud.
Onze voormalige cavalerie of berg-
artillerie had er destijds enige paarden
verloren op deze tocht. "Wij hebben
ook hele einden gelopen", bekende
men. De HH. zagen er afgepeigerd uit,
"dat komt, omdat we eigenlijk de hele
nacht hebben opgezeten om te luiste
ren naar het wajangspel", viel Dr. S.
in. "De dalang was goed, niet waar?"
en hij keek vermaakt de kring van wel
acht mensen rond. Wij stonden te kij
ken van deze inval, het was als had
hij onze gedachten geraden.
Ik herinner mij de gesprekken niet
meer, ook al, omdat ik als gastvrouw
nu in het geweer kwam. We zaten 6000
voet hoog, geen winkel in de buurt,
waar je gauw tekorten in de voorraad
kon aanvullen en ik moet zeggen, dat
onze overdrukke werkkring daar ook
niet op berekend was, om onaange
diende gasten te kunnen onthalen. On
dertussen was de telefoon al enige
malen gegaan, en werd er telkens ge
vraagd, "of de Dokter er al was". De
Hr. Tan stond de aanvrager dan te
woord. Ik snapte er niet veel van en
toen ik eindelijk tussen de hoge gasten
kon komen zitten en deel aan het ge
sprek had, vroeg ik naar aanleiding
van de telefoontjes en de reacties aan
"de dokter": bent U geneesheer,
dokter in de medicijnen?" "O nee, me
vrouw, ik ben alleen maar Dr. in Oos
terse talen". Ik begreep er nog niets
van.
Toen ZEd. mij vroeg of hij onze zit
kamer mocht rondlopen en ik hem be
geleidde, merkte hij telkens dingen op,
die mij te denken gaven. Hij hield een
houten kistje in de handen en bewon
derde het geruime tijd. Zwijgend.
"Waar heeft uw zoon dit hout van
daan!", vroeg hij, "dit kajoe Kesseh
heeft maar zelden zo'n dikke stam, dat
er deze plankjes uit zouden kunnen.
Inderdaad, ik kreeg dit zeldzaam mooie
kistje van mijn zoon, die de boom zelf
had gevonden en het hout eigenhandig
had voorbereid tot dit mooie kistje.
Hoe kon Dr. S. dit aan het stuk hebben
gezien? Mijn zoon was bij ons komen
staan en merkte nog iets op aan het
hout. "Kijk eens, hier zie je de natuur
geesten op afgebeeld, in het hout". De
tekening van de houtnerf toonde 'n ho
rizontale bosnimf, kleed en lange lok
ken achter zich aan slepend. "Zeker,
dat zou je er in kunnen zien" beaamde
ik. "Neen, je kunt het er niet in zien,
je ziét duidelijk, wat in dit hout zit",
was de overtuigende uitspraak. En zich
wendend tot mijn zoon, sprak hij: "U
bent een kenner en groot liefhebber
van bomen en hout, maar mag ik U
een raad geven? Wat U in uw zak
draagt, moet u wegdoen, misschien
kent U de eigenschappen van dat hout
niet". Mijn zoon haalde een blokje hout
te voorschijn niet groter dan een klei
ne mandarijn. "Juist, galeh kellor! Ge
bruik het niet als sierraad; de drager
kan als hij iemand slaat, dodelijk tref
fen, en dat is stellig Uw bedoeling
niet". Ik wilde er een zegelring van
laten maken, "vertelde mijn zoon. Het
hout van deze klimplant wordt maar
zelden zo hard, als dit stukje bleek te
zijn. Toen, veel later mijn zoon het
stukje met een electrische boor liet
behandelen door een expert in derge
lijke bewerkingen, was het blokje in
stukken gevallen, onbruikbaar voor het
beoogde doel. Ongerustheid was dus
verder overbodig. Maar, ik had een
volgend bewijs van helderziendheid
gekregen.
Het liep tegen etenstijd en Hr. Tan
vroeg mij, of het mogelijk was, dat de
HH. bleven eten. Ik legde de situatie
uit, dat ons bedrijf onze aandacht in
een heel andere richting opeiste en
wij niet berekend waren op een derge
lijke beweging, maar, wanneer de gas
ten vandaag met hetzelfde tevreden
waren, dat ik mijn gezin voorzette, dan
zouden zij welkom zijn en het zou mij
een eer zijn hen allen aan mijn tafel
te krijgen. Hierop antwoordde Dr. S.
heel hoffelijk naar mijn gevoel, dat hij
het erg op prijs stelde, te mogen aan
zitten, vooral deze dag. Ik lachte een
beetje en vroeg, ik geef- U te raden,
waar dan het menu van de dag uit be
staat. Het was nl. door omstandighe
den uiterst eenvoudig en vegetarisch,
wat nu juist niet overeenkomt met Chi
nese gastvrijheid, die met pijnlijke zorg
de gasten rijke voeding, en minstens
drie verschillende soorten vlees, spek
of vis voorsnijden wil. Maar ik noemde
het inconvenient reeds, van het wonen
op zulke buitenposten, boven op een
berg. Tot mijn volgende verbazing
noemde Dr. S. stuk voor stuk de ge
rechten op, die op die middag op onze
tafel stonden. Dit moet een helder
ziend mens zijn geweest. Hij vroeg ons
later of het goed gevonden werd, dat
hij naar onze bron ging kijken, "de
bron, die U beschermt".
Het gesprek dat ik later had met
Dr. S., ging over helderziendheid en
leiding in ons bestaan. Hij was niet zo
lang geleden uit Amerika terug geko
men, waar hij een baan had gehad bij
de afdeling recherche. Het rottan wan
delstokje, dat ZEd. bij zich had, gaf
hij me toen in handen en wees er op,
dat deze vorm van rottan heel zelden
gezien werd. Rottan-nemoeh (kete-
moeh ontmoetend, de rossen nl. lig
gen niet dakpansgewijze naast mekaar,
maar twee aan twee in tegengestelde
volgorde). "Deze rottan is in Amerika
mijn hulp en de betrouwe geweest,
vertelde Dr. S. Als ik geroepen werd,
om de dader te vinden in een misdrijf,
dan ging ik met dit stokje in de hand
op zoek, en dit draaide de richting in,
waar uit bleek, dat ik had te zoeken.
En het gaf me leiding in haast alle
gevallen". Ik luisterde en luisterde.