J. M. VAN EXEL's Het werd laat en dringender werden de telefoontjes uit Batoe, waar lang zamerhand een grote menigte zich had verzameld; allen keken uit naar Dr. S. Dit vertelde mij onze postloper, die, dagelijks met de post en de bood schappen kwam. Hij vertelde, hoe in Batoe iedereen vol was van de wonde ren die deze wonderdokter demon streerde. Hij genas de mensen met water, dat hij de zieken gaf. Toen onze postloper boven kwam, was het gezel schap al afgedaald op de paardjes, die uitgerust, gevoederd en gedrenkt wa ren. Bij het afscheid nemen overhandig de Dr. S. mij een rol dunne wierook stokjes; U zult weten, wat hiermee te doen, zei hij. Wij dankten mekaar, voor ervaringen, die we hadden uitgewis seld. "Ik kom terug", zei hij. De volgende morgen, weer onver wachts, was Dr. S. weer bij ons op de onderneming en hij was er, omdat hij onze bron wilde bezoeken en omdat hij daarna op de Ardjoena-top wilde "Toppoh". Dit zouden wij kunnen ver talen met: Contact zoeken met de Na tuur. Ik meen in dit geval: de Meesters. Van onze bron, die wij speciaal be schermden, in die mate, dat er geen bezoekers al te dichtbij zouden kunnen komen, omdat de hele onderneming, er van drinkwater werd voorzien, ver zekerde hij mij, dat hij met de ver eiste eerbied de bewaking van de bron zou tegemoet treden. Welke essentiele betekenis deze woorden voor ons be tekenden, doen er op dit moment niet toe, het zou leiden misschien tot theo logische meningsverschillen. Toen be greep ik Dr. S. Merkwaardig was ook het voorval, dat hij mijn man vroeg of hij op Caesar naar de Ardjoena-top mocht rijden. Dit paard, waar mijn man alleen goede ruiters op durfde zetten, achtte hij zeker niet geschikt voor deze rijtoer. Dr. S. was geen ruiter, dat was op het eerste gezicht te zien en dit stelde mijn man dus dadelijk al op de voorgrond, maar er was wel een ander goed sterk paard. "Ik wil zo graag en het zal best gaan", verzekerde Dr. S. En toen hij voor Ceasar stond, het dier een paar ogenblikken toesprak en vriendelijk op de hals klopte, zagen wij, dat een kalme, niet jonge man, rustig op het paard ging zitten en dat dit paard, in langzaam tempo de rit volbracht, zoals van hem werd geeist. Bij het vertrek stak Dr. S. een wie rookstokje in de grond: "er zal een goede ontvangst komen door deze an tenne", zei hij lachend. Ik wil nog even het aardige voorval noemen, dat ik de vorige avond een "kiriman" had ontvangen. Dit gebeur de de administrateur van een onder neming vaak. Als een van de werkers een feest uitschrijft, om een belang rijke gebeurtenis te vieren, huwelijk, besnijdenis, jubileum of anderszins, worden van de gerechten van het feest een keurige zending allereerst naar het huis van de administrateur gebracht, die in een enveloppe de dank, groet en zegenbede mee teruggaf aan de bren ger van het geschenk. En die avond was zo'n kiriman gekomen, bestaande uit een heel grote broeder en enige grote plakkaten tetel. Broeder, kennen wij hier ook, tetel is kleefrijst, waar plakken van gemaakt worden ongeveer 30 cm in diameter. Met santen (klap- permelk) wordt dit smakelijke gerecht tot zoiets geboetseerd. Toen nu Dr. S. de top van de Ar- djoeno wilde beklimmen, gaf ik dit lek kers mee; ik had werkelijk geen ander materiaal bij de hand, en dit werd heel smakelijk verorberd door het gezel schap. "Ik wist, dat deze picnic er zou zijn", verklaarde Dr. S. En de genezingen, waar ik door ve len over hoorde spreken. Mijn eigen schoonzuster, die in Bandoeng in die jaren werkte, verklaarde mij, dat Dr. S. zijn patiënten zelfs door de te lefoon wist te genezen. In een gesprek, dat ik niet meer precies kan weerge ven, vertelde hij mij, dat de genees kracht die hij uit de ruimte haalde en vastlegde voor zijn patiënten, in de zieken zelf, of anders in het water, dat hij hun gaf te drinken of om er zich mee te wassen, hoe dan ook, als ze er maar contact mee maakten, door iedereen kon worden toegepast. Ja, werkelijk. En hij vroeg geen betaling. "Er staat immers ook ergens, dat weet U wel, gij hebt het gekregen om niet, geeft het om niet". Dr. S. was Mohamme daan en oudere broer van Kartini. Hij heeft de HBS bezocht in Semarang. Later hoorde ik nog wel andere berich ten, maar die kan ik niet doorgeven, omdat ik voor de juistheid van deze niet in kan staan. S.Br. luiminuiiiiihmiiiiiii Schoenhandel alleen Reinkenstraat 29 Den Haag - Tel. 33 21 17 Specialist in exclusieve dames schoenen met hoge of lage hak in de allerkleinste maten. vanaf maat 32 Ruime voorraad in warme laarzen. •üiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHinmmuHHiiiiiiiiiiHiiiiimiMiiiiiuiinimHuiniiiiiBiiiiï IETS OVER DE JACHT IN OUD-BALI Aan Dr. R. Goris (18981965) In de oude Balische koperen oorkon den (prasasti), uitgevaardigd door ver schillende Balische vorsten in de loop van eeuwen, voor diverse vrijgebieden (keraman) op Bali, vindt men terloops iets over de jacht vermeld. Meestal betreft het verschillende vrijstellingen daarvoor voor een bepaald vrijgebied. In de oorkonde voor het vrijgebied van Tjampaga, gelegen in het land schap Bangli in Z.Bali, wordt iets meer over de jacht verteld, al is het niet veel. Daar men kan aannemen dat iets overeenkomstigs ook wel voor Oud- Java zal hebben gegolden, hebben de ze gegevens dubbele waarde voor ons, speciaal voor jagers. Bovengenoemde heilige oorkonde (sanghyang radjaprasasti) werd uitge vaardigd door de Balische vorst Pa- doeka Bhatara Sjri Mahagoeroe in 1324 AD. voor het vrijgebied van Tjempaga. Volgens dit gunstbewijs luidt 't o.a.: "Wijders hebben de karaman of inwo ners van Tjampaga het recht van "asoe toegel" en "piroeng" (mij onbekende termen), vermoedelijk jachthonden o.a. erop nahouden, zonder dat die weg genomen worden door de vorstelijke jagermeesters, de "nayakan boeroe". "En voor iedere offerplechtigheid voor het vrijgebied mag men jacht maken op de "sapi geles (bantèng?) zonder erin verhinderd te worden, want daar heeft Tjampaga vroeger het recht op gehad, zoals blijkt uit de vroegere toestand uit de oude tijd". "Men moet echter van het vlees aan bieden twee rimpi aan de "panaka- yan"? "Als men dit niet aanbiedt wordt men onvoorwaardelijk beboet met 5 ma en 2 koe", (oude Hindoe muntsoorten van zilver en koper). Uit deze gegevens blijkt ons dus dat de oude Balische vorsten in de 14-de eeuw ér jagermeesters op nahielden, en dat zij de jacht ook veroorloofden aan de bewoners van een vrijgebied. Iets dergelijks zal men, zoals ik reeds opmerkte, ook wel in Oud-Java hebben gekend in de vrij-gebieden aldaar. Ten slotte wil ik vermelden, dat ik boven staande gegevens dank aan het werk over Balische oorkonden op koper en steen ("Prasasti Bali l-ll") van wijlen Dr. Roelof Goris, een Nederlandse ge leerde, die jaren lang op Bali werkte, en daar enige jaren geleden overleed. (Denpasar 4-10-1965). L. C. Heyting Th.zn. 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 7