TEMPO
DULU
hij het hem opgedragen, werk klaar
op het eind van de werkdag (vier uur
n.m.), dan verdiende hij daar TT 35
mee.
Moersimin, dergelijk werk niet ge
wend, deed er een volle week over.
Ergo kreeg hij 1,35 uitbetaald, terwijl
andere meer geroutineerden, het drie-
of vijf- tot achtvoudige van het bedrag
kregen. Van hun verdienste aan het
eind van die eerste week, werd het
voorschot aan kleding en levensmidde
len zoals rijst, zout vlees, zoute vis en
dito eieren, bonen en zo nog afgehou
den. Simin bleef dan ook in de eerste
tijd diep in de schuld zitten en moest
hij vaak honger lijden. Hij leerde dat
een katok karoeng bijna niets kostte;
kleding kregen ze namelijk niet meer.
Toen de drie jaren om waren, had Min
nog geen cent opzij kunnen leggen.
Dus tekende hij voor nog eens drie
jaar. In deze periode raakte hij verliefd
en trouwde; met een meisje uit Java.
Juist toen zijn contract afliep, baarde
zijn vrouw hem een zoon. Min her
nieuwde het contract niet weer, maar
vond 'buiten' werk als los-vaste werk
kracht. Hij pakte van alles aan. Groef
sloten en hielp huizen bouwen; legde
kawat teng aan of deed timmermans-
werk. Toen kwam een tijd dat gebrek
aan' beras heerste. Nergens in Para
maribo en omstreken was beras te
krijgen. Simin bedelde letterlijk om be
ras. Hij nam alleen werk aan indien
men hem zijn loon uitbetaalde in beras.
Min was al blij als hij aan het eind
van 'n werkweek met anderhalve kom
(ca. 1 kilo) thuiskwam. Die was voor
zijn vrouw en zoon bestemd. Zelf zocht
hij aardvruchten en djagoeng om zijn
honger te stillen. Toen eindelijk deze
berasloze periode voorbij was, werd
Min zó ernstig ziek dat hij in het hos
pitaal terechtkwam. Na 6 weken werd
hij ontslagen en kwam weer naar huis;
nog wel zwak, maar genezen. Het huis
was leeg, er was niemand. Zijn vrouw
bleek te zijn weggelopen met een an
der, het kind achterlatend aan de hoe
de van de buurvrouw.
Zo goed en zo kwaad als het ging
werkte Simin en verzorgde zijn zoon.
Het duurde meer dan een jaar eer hij
hertrouwde. Ditmaal met een weduwe,
een Javaanse die in dit land was ge
boren. Het huwelijk bleef kinderloos.
Waarom hij nooit meer terugging naar
Java? Och, zijn vrouw wilde niet. En
om berooid naar zijn land terug te ke
ren, daar voelde Min niet voor. Moer
simin is nu ongeveer 72 jaar oud. Hij
is nog wel vief maar zijn voeten willen
niet zo best meer mee. Hij slijt zijn
dagen aan de zijde van siembah wèt-
doh in een houten krot achter de
Koningsstraat. Hij spreekt haast ver
ontschuldigend over zijn zoon. Die be
woont een aardig huis in een nette
buurt, verdient niet gek als "sèp gra-
Motto: "samudra (4) nanggung (2)
bhumi (1) d.i. oceaan (Melkzee)
draagt aarde (Mandara berg).
Mahabharata-Nagarakertagama
In momenten van rust nemen wij in
de decembermaand onze "Tongtong"
op, en laten ons meevoeren door onze
verteller naar het oude Indië.
Wij beginnen onze overpeinzingen
dan door na te denken over oude
historische gebeurtenissen, allereerst
over het magische chronogrammenjaar
van ons motto: 124 Caka d.i. 202 A D.
Toen werd volgens de Javaanse
overlevering en de magische getallen-
leer het eiland Madura van het eiland
Bali gescheiden, maar volgens de Ba-
liërs ook Bali van Java. Hierbij ging
men terug op een oude legende, nl.
het karnen van de Melkzee door de
Hindugoden met de berg Mandara als
karnstok, zoals vermeld in een episode
van het oude epos van India, de
Mahabharata.
Hiermee koppelden Javanen en Ba-
liërs hun oude geschiedenis van goden
en mensen aan die van India.
In september 1923 herinnerde Indië
zich weer de oude banden met zijn
Vorstenhuis. Toen vierde ook N.l. het
25-jarig Regerings-Jubileum van onze
Vorstin H.M. Koningin Wilhelmina.
In een gedreven zilveren doos, door
Balische god- en zilversmeden ge
maakt te Singaraja, versierd met tafe
relen uit het beroemde oud-Javaanse
gedicht "Arjuna Wiwaha", de bruiloft
van de schone held Arjuna, werd aan
H.M. door de bevolking van N.l. aan
geboden het Gedenkboek van Neder-
landsch Indië.
Hierin verscheen een der mooiste
gedichten van Jan Prins, pseudoniem
voor de Nederlandse marine-officier
C. L. Schepp, "Het Indische Land":
"Van zon verzadigd en van geuren zwaar,
ligt in de zeeën van den evenaar
het Land van Indië, als een rijk van rust
en ademloze stilte. Achter de kust
hoven het eenzaam, wit gewasschen strand,
al hooger en hooger klimt het land
vanaf het voorgelegen boschbegin
de blauwe donkerte van 't hoogland in."
sie" (chef d'atelier) en is eigenaar van
een taxi-bedrijf.
Zijn kleinkinderen kent 'mbah Min niet.
Zij hebben hem nooit gezien, al weet
hij van hun bestaan. Wanneer zij on
bezorgd in hippe kleding op brommers
en scooters knetterend razen door de
Koningsstraat om zich te storten in de
wereld van beat, dans en verder ver
maak, zullen zij misschien wel de oude
heer daarbij passeren. Mbah Min zal
misschien verstoord opkijken en af
keurend het hoofd schudden bij het
horen en zien van 'die jeugd van te
genwoordig', en verdergaan met het
knutselwerkje waarmee zijn stroeve
vingers bezig zijn.
Over Java's vulkanen dichtte elders
Jan Prins:
"Als donkere onvergankelijkheden
van stilte, als werelden van rouw
tusschen het uitgestrekte blauw
des hemels en het land beneden,
als onweerstaanbaren, die tot
het eeuwige zich intocht banen
vanuit het schamele aardsche lot,
staan boven Java de vulkanen."
Om de hoge bergen van de Indische
Archipel hebben zich als een geheim
zinnig waas de legenden van bergen
en kratermeren geweven. Op de hoog
ste toppen verduren de resten van
oude tempels de eeuwigheid, en op de
dode bodem van sommige uitgedoofde
kraters vindt men de stenen graftom
ben van legendarische Javanen, aan
wie de eeuwen heiligheid en onver
getelijkheid schonken.
Door alle eeuwen heen hebben ber
gen een belangrijke mystieke plaats
ingenomen in het geestesleven van alle
volkeren, van Mexico tot Indonesië.
De heiligheid der bergen werd reeds
door de oudste volken erkend en be
leden, en de wijsgeren onder hen, die
niet slechts peinsden over de hemel,
verblijfplaats van goden, geesten en
zielen, maar zich ook verdiepten in het
zichtbare heden, zij konden onze Moe
deraarde niet groter ere geven dan
haar tot berg te verklaren. Zie slechts
ons motto hierboven.
Ook in de oudste geschiedenis van
Hindu-Java en -Bali vereert men de
heilige berg Meru (of Smeru-Gunung
Agung), waar de opperste godheid
woont, en in het oude schimmenspel,
de wajang purwa, staat de gunungan
(berg) de wereldberg met de boom des
levens, te midden tussen de goede,
rechtvaardige goden en helden (rechts)
en de kwade, onrechtvaardige demo
nen (links) in de pisangstam gestoken.
Wanneer wij lang genoeg hebben
nagedacht over een en ander, dan ke
ren wij van het dichterlijk verleden te
rug naar het heden in deze dagen van
omstreeks Kerstmis tot ongeveer
Nieuw Jaar.
Wij besluiten deze terugblik met de
hoop uit te spreken, dat de hernieuwde
samenwerking tussen blank en bruin
of van Nederland met Indonesia een
schone werkelijkheid moge worden!
En moge ook onze "Tongtong" ver
tolken, dat het verleden anders is dan
het heden: "Lain dulu lain sekarang!"
Samudradatta
27