De lange gele
(Batavia 1619-1950)
Zaterdagmiddag na de noen
Kan je hem door de oude stad zien dwalen;
de in zichzelf gekeerde vale
schim van Jan Pieterszoon Coen,
een somber voorteken als de fatale
spookfiguur van Schipper Van der Halen.
Pintoe Ketjil, Kali Besar vervluchten
in een wolk en traag komt het beruchte
„Graf der Hollanders" weer boven:
wat goedangs en een factorij,
omsingeld door de nipahs en mangroven,
zwartwaterkoorts, scheurbuik en dysenterie
In de Tjiliwoeng drijven lijken
Hier waart hij rond, wil voor hem wijken
want hij is groter dan de Verheven Compagnie:
hij is de „Djangkong koneng", ha! En wat
is dan een voze titel of een naam?
Hem is de glorie en de faam
van „De Gestreepte" en de „Mata Empat"
een levende legende tussen
vuur uit donderbussen,
kanonnen en musketten,
en nimmer weg te wetten
bramen, butsen, schaarden
op ponjaards en op zwaarden!
Hij is een recreatie van Iskander,
zijn vlag geen feestlap, maar een bander,
een panache! Hij rekent niet
in zilveren dubloenen en florijnen;
voor hem het strijdgedruis op het reduit,
op de redoutes en de ravelijnen!
Hij haast zich want reeds is zijn tijd op handen.
Zie naar het laatste schrijden van de gele leeuw,
hoor naar het hels gekrijzel van zijn tanden,
zie, op zijn wassen voorhoofd schuimt het reeuw.
Gewonnen is de stad, verloren is de keet!
Hoor naar de spottende en hese kreet
van Long John Silver's kaketoe: „Pieces-of eight!
Pieces-of-eight, pieces of-eightü"
zo staat Coen immers bekend! de
nog onbetekenende Engelse loge aan
en verbrandde haar. Een zekere Witte
Cornelisz., tafelknecht van Coen, deed
ook mee aan de bestorming en spaar
de zich niet: zijn rapier werd hem van
het lijf geschoten. Niemand zal ver
moed hebben, dat deze Witte Cz. de
Witt eenmaal tot Hollands admiraal zou
opklimmen, heldhaftig zou sneuvelen
in de Sont en in een praalgraf binnen
de St. Laurenskerk te Rotterdam te
ruste zou worden gelegd.
Men verzuimde echter naar "Paap-
Jansland", waar Javaans geschut stond,
door te stoten, zodat de aanval twee
dagen later moest worden herhaald.
"Adij 25 dito Corsdagh" Kerstdag),
zo schreef ds. Hulsebos in het jour
naal, zou men het nog eens proberen
Door een misverstand mislukte de toe
leg. Nadat de musketiers allen oud
gedienden hun schietgeweren had
den afgevuurd, trokken zij wat terug,
om hun lompe musketten opnieuw te
laden, wat een paar minuten kostte.
De bedoeling was, dat de piekeniers
hen daarbij zouden dekken, doch deze
ongeoefende soldaten zagen het terug
trekken der musketiers voor een vlucht
aan en namen ijlings de benen. Daar
door vielen aan Nederlandse zijde
enige doden en gewonden. Daar men
de lijken der gesneuvelden niet kon ber
gen, hakten de Javanen hun de koppen
af, staken die op palen en versierden
er hun vestingwerken mee, tot hoon
der Nederlanders, die op een steen-
worps afstand het toekijken hadden.
Coen zal danig uit zijn humeur ge
weest zijn.
In elk geval diende de vloot, die
voor een deel bij Onrust in reparatie
lag die onrustige naam verschijnt
dit jaar voor 't eerst naar de Jaca-
traanse rede over te komen. Dit ge
schiedde met zulk een haast, dat veel
materiaal b.v. een twintigtal ankers en
tweehonderd zwalpen, in handen der
Engelsen vielen.
Coen wilde, alvorens met de vloot
op te treden, de verbinding van het
fort met de zee herstellen en hij be
sloot daarom tot een nieuwe aanval op
Paap-Jansland, en wel op zondag 30
december. Men beraadslaagde reeds
over het geschiktste punt voor de aan
val, toen de Engelse vloot opeens ver
scheen, elf zeilen sterk, w.o. de ge
roofde Zwarte Leeuw.
Coen verliet daarom het fort Jacatra
en liet zich naar de vloot roeien. Als
kommandant werd de opperkoopman
Pieter van den Broecke achtergelaten,
een meer merkwaardig dan groot man.
Frans Hals heeft een prachtig portret
van deze vrolijke Frans geschillderd,
dat nu helaas Engels bezit is.
Geestelijk leider was ds. Hulsebos,
in 1615 uitgekomen en helaas reeds
In de ''Oriëntatie" van mei 1950 in Batavia verscheen van de hand van Vincent Mahieu
ondervolgend gedicht. Het was aan de vooraiond van de overdracht van Indonesië, van het
ëinde van de stad Batavia dus. Vandaar misschien ook de sombere stemming van het gedicht.
Als een laatst adieu aan de stichter van Batavia heeft de dichter het ook bedoeld als een
laatste hormat aan deze bijzondere man. Daarna: vergeet alles, mijn waarden!
Schipper v. d. Halen De legendarische Vliegende Hollander.
Djangkong koneng Lange Gele, Coen zag immers geel door de aanhoudende malaria-aan
vallen. Djangkong zal overigens ook wel een verbastering geweest zijn van "Jan Coen"en
dat klopte wonderwel met zijn lange gestalte!
De Gestreepte De tijger (noem zijn naam niet!)
Mata Empat Vier-oog, legendarische figuur uit Zuid-Sumatra (waar de mens en tijger buren
zijn).
7