HET SPROOKJE VAN DE BTW huis liepen vol, het volgende huis ook en het leek of het hele stadje, ja zelfs de wereld, onder de brij zouden lopen, tot het meisje weer door de brij kwam waden om het toversignaal te geven, waardoor het koken ophield. Maar nog lang moesten alle bezoekers van het stadje zich door de brijberg heen eten... Ja, sprookjes zijn grappig. Helaas worden ze misschien daarom zo gauw vergeten. En dat is jammer, want in sprookjes wordt a.h.w. de wijsheid van vele generaties "opgepot" en in duide lijke beelden, begrijpelijk voor de knap ste èn de domste adik, aan volgende generaties doorgegeven. Wijsheid die veel en veel dieper gaat (immers door vele mensengeslachten in vele eeuwen gerijpt) dan een cursus in de wijsbe geerte of economie... Je vindt er vaak een "eeuwig mensheidspatroon" in te rug. Tot ons genoegen heeft het artikel Boten Toembas Wae (BTW) van Lilian Ducelle in het nummer van 15 januari een verrassend groot aantal reacties binnengebracht. Velen vertelden gewoon dat we Ngoko en Kromo Javaans door elkaar hadden gehaald (dat had Lilian al zelf vastgesteld) en er resp. beter gesproken had kunnen worden van "Ora Toekoe Wae' of Boten Toembas Mawon" (voor "Niet meer kopen"), maar men begreep dat het ging om die drie letters. Overigens kregen we een groot aan tal andere woordcombinaties voor BTW (daar zijn Indischgasten en Indonesiërs altijd sterk in geweest!), waarin b.v. hebzucht of bepaalde europese ge woonten nogal scherp op hun nummer werden gezet. Tegen wil en dank moes ten we toch grinniken om: Batjok Toe an Witteveen, maar ter wille van lange tenen zullen we maar niets citeren hier. Toch zou het verkeerd zijn over dit verschijnsel alleen maar te lachen. De BTW is namelijk niet alleen maar een (eventueel) foutje dat weggewerkt kan worden, of waar we aan wennen. De meeste ernstige lezers zien er een soort ziekteverschijnsel in van de mo derne beschaving (of de laatste tijd?) dat op een haast magische manier niet te bestrijden is, hoe knap we ook zijn. Want we weten dat economische en monetaire plannen uitgedacht worden door de knapste koppen in de samen leving. En toch blijken alle verwachtin gen telkens weer fout te zijn en wordt ons bestaan steeds moeilijker, hoeveel mayonnaise we ook eten, hoe onze veiligheden en zekerheden ogenschijn lijk ook groeien. Groeien...groeien... Op een onna speurlijke manier zit er in het groeien van goede of aangename dingen het een of andere gevaar ingebouwd, dat we altijd pas te laat ontdekken. En dan is de groei niet meer te remmen! Het schijnt (zoals wij boven al zeiden) van magische aard te zijn, omdat we er noch met ons verstand, noch met onze wil tegen op kunnen. Elke historische studie leert ons kennismaken met zul ke groei-excessen die soms een on schuldig verloop hadden, maar soms ook catastrofaal verliepen. Het is nooit van tevoren te zeggen. Maar De Mens (ongeacht uit welke tijd en van welke intelligentie) kent het verschijnsel. Zoals ook een eenvoudig sprookje van Grimm ons leert, namelijk het sprookje van De Lekkere Brij. U kent het vast wel. Van een arme moeder en dochter in het bos, die vaak honger leden. Dan geeft een tovenares de lieve dochter een toverpannetje. Op het commando: "Kook, potje, kook!" begint het dadelijk zoete gerstebrij te koken, en op het gebod: "Stil, potje, stil!" houdt het koken op. Laat nou de moeder, als de dochter een dagje uit is, het potje aan het brij koken zetten en niet weten wat ze roepen moet, om er op tijd mee op te houden! De brij liep over de rand, de keuken en het Zo n sprookje zit logisch in mekaar en is historisch verantwoord. Dit sprookje begint dus (net als elke primitieve samenleving!) "in het bos": in onzekerheid en onveiligheid. Niet de oudere, pientere moeder redt het twee tal eruit, maar het meisje (het jonge, ongevormde verstand), dat zonder zelfs maar goed en lief te zijn zo maar van een tovenares een kookpotje krijgt. In spiratie, ingeving, idee, ontdekking, uit vinding- komt plotseling en zonder voorafgaande arbeid of morele ver dienstelijkheid. Mèt een "sleutel" (be gin- en eindsignaal) zó eenvoudig, dat "de grootste ezel" het wonder kan bedienen. Prompt komt welvaart. Ma en dochter kunnen het bos uit en wo nen in de stad. Het leven gaat zó "stom" voort dat Ma gerust andere dingen kan doen, want dochterlief "kookt" wel. Intussen is een onge merkt "verraad" in werking getreden: dit koken is al lang geen koken meer, maar een mechanisch proces, waar verder niemand zich het hoofd over breekt. Het tweede deel van de "sleu tel", namelijk de wijze les: "Maat we ten! Weten wanneer op te houden!" raakt vergeten. En dan (ook dit is heel goed beseft door de sprookjesmaker of maakster?) gaat opeens alles in versneld tempo, is niet meer te rem men (door Ma niet, door de vroede vaderen van het stadje niet en welk ander genie in het stadje niet), tot dochterlief thuiskomt (het jong en zuiver gebleven verstand )om de ramp te keren. Met Lilian Ducelle en vele andere lezeressen zijn wij op de goede weg met ons "Boten Toembas wae". dus: niet meer kopen (niet meer koKenl), maar het is het juiste toverwoord niet! Dus gaan we tegen wil en dank toch wel verder. Zullen we verstikken in de zoete gerstebrij van onze welvaart of zullen wij toch nog tijdig het wonder woord vinden? Zullen we de universi teit vergeten en het sprookje terug zoeken? Laat ons dan beginnen als een klein, dom meisje met een klein, dom liedje: Halen, Dalen, Wie moet betalen? 't Is niet hier, 't is niet daar. 't ls niet in Amerika! Zoeken, zoeken wie het vindt, Wie het steentje heeft gezwind. Herinnert U zich het saaie, zeurige wijsje nog? Waarop in een kring zit tende kindertjes eindeloos opgewekt het verborgen steentje zochten in op gehouden, gesloten knuistjes? De he mel zegene de huisvrouw die dit liedje verzonnen heeft, want zij wijst de weg: We moeten halen (en niet blijven zitten en bediend worden). We moeten dalen (en niet langer stijgen). Want de tijd is gekomen dat we ons allemaal afvragen wie er betalen moet. Omdat we het zelf niet meer kunnen. Noch hier, noch daar (de bekende terreinen) zullen wij geholpen worden. Ja, zelfs niet in Amerika, het rijkste van alle landen, het land der "onbe perkte mogelijkheden!" We moeten blijven zoeken en zoeken (want in geen der gevonden schatten is het geluk), tot we het steentje vin den. Welk steentje? Het steentje dat in Openbaring 2 17 vermeld is: "...en ik zal hem geven enen witten keursteen, en op den keursteen eenen nieuwen naam geschreven, welken niemand kent dan die hem ontvangt". Maar vergeet de condities niet waar onder het liedje gezongen wordt: zit tend in een kring, die de verbonden heid symboliseert (zoals de Tong Tong kring), zo maar op het gras of een tikar op de vloer, waardoor de eenvoud gesymboliseerd wordt, en zonder on derscheid des persoons (ook net als in de Tong Tong-kring). Dus knap en simpel mogen meedoen, jong en oud. Dus ook Ma. En Tjang, En Nènèh. Want bij ieder kan het steentje zijn! Zoals U ziet: U bent nog steeds niet te oud om mee te doen! T.R. 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1969 | | pagina 19