NIAS
NAAR DE
BIOSCOOP IN 1926
Een lezer stuurde ons bijgaande
schets toe van Jan Feith uit het artikel
"Sport in Indië" in het boek "Over
Oost en West", dat zeker vele van
onze lezers zal interesseren, ook al is
het vrij oud.
De Hollanders gingen er pas in 1861
toe over, op Nias een militaire post te
vestigen. Het is dan eerst, dat wij om
streeks 1900 onze volle aandacht aan
dit bescheiden stukje rechtsgebied on
zer Insulinde-eilanden, ongeveer drie
duizend in aantal, gaan besteden.
Sedert weten we zoveel méér van deze
merkwaardige bevolking. Ook van haar
bouw- en versieringskunst. Vooral om
trent de daar nog in zwang zijnde oer
oude volksgebruiken, waaruit zo duide
lijk blijkt op welk een typische trap
van beschaving de Niasser sedert on
heuglijke tijden staat, 'n Voorbeeld uit
vele?... Niet slechts in de eilandse re
sidentie Bawamataluwo, ook in het
kleinste dessa'tje wordt men getroffen
door geplaveide straten! En wat betreft
de eilandse bouwkunst, staat daar de
woning van het stamhoofd der Nias-
sers als indrukwekkend paleis, op
waarlijk kunstzinnige wijze met snij
werk voorzien. Vooral trekken de aan
dacht de stenen tafels en pilaren, zo
wel door hun sierlijk beeldhouwwerk,
als door hun als kristal gepolijste ma
terie.
Onder deze stenen worden de sche
dels der overleden stamhoofden ge
plaatst; en op de rechtop-staande
stenen denkt men zich de geesten der
afgestorvenen, die aldus deelgenoten
zijn bij de veelvuldige volksfeesten.
Deze eigenaardige stenen en nu
kom ik waar ik wil zijn dienen in
vlakke ligging voor de geesten der
vrouwen, terwijl de staande voor die
der mannen bedoeld zijn.
Soms zijn de laatste steenkolommen
tot 21/2 meter hoog, met een dikte van
75 cm en een gewicht van enige dui
zenden kilo's; zodat soms tot vijfhon
derd sterke knapen nodig zijn, om zo'n
steen van de groeve te transporteren
over een afstand van ettelijke kilo
meters naar de top van de 300 meter
hoge heuvel, waarop het paleis is ge
legen.
En nu de plaatselijke sport-prestatie!
Elke Niasser is van huis uit krijgsman.
Daarvoor is training nodig. En al is 't
tegenwoordig gedaan met onderling
oorlogje-voeren van Noord- tegen
Zuid-Nias, toch is de traditie gebleven,
dat een sportieve opvoeding voor elke
jeugdige Niasser bij diens menswor
ding noodzakelijk is.
Tot zulke sport-bekwaamheid behoort
in de eerste plaats het lokale steen-
springen. Geen typischer sport dan
deze! Reeds op jeugdige leeftijd be
gint de kleine Niasser jongeling met
spring-oefeningen. Want hij bereikt
pas de hoogste graad van volmaakt
heid, indien hij zich in staat toont, om
over een mans-hoge, massieve hinder
nis te springen.
De afzet bestaat uit een platte, ronde
steen; en achter het stenen muurtje is
de grond losgewoeld voor het veer
krachtig neerkomen. Telkens wordt de
springgrens iets hoger genomen. Een
missprong betekent hetzelfde als 'n
even pijnlijke als oneervolle verwon
ding. Als het steeds hoger gaat, ja!
dan kan het de springer zelfs het bre
ken van z'n nek kosten, "survival
of the fittest!"
Tot tenslotte de gangbare hoogte voor
de volleerde springer bereikt is. Ik kan
mijn lezers verzekeren een behoor
lijke record-jump! De geijkte hoogte
reikt de lengte van een volwassen,
flink uit de kluiten gegroeide mans
persoon. En zonder enige aarzeling,
met slechts korte aanloop, zet de
springer zich van de platte steen af,
zweeft omhoog en zwiert luchtig en
bevallig over de mans-hoge, recht-op-
staande stenen paal.
De kloekste springer is natuurlijk de
plaatselijke sportheld!
Of er op Nias hoogtesprong-records
bestaan? Ik weet 't niet; maar ik denk
van wél! Vermoedelijk zijn ze niet of
ficieel vastgelegd. En dit is jammer,
omdat aldus elke vergelijking ontbreekt
in verhouding tot bestaande spring-
records.
Het ligt echter voor de hand, dat deze
fameuse sportspringers bij élke athle-
tiek-wedstrijd een uitstekend figuur
zouden slaan. Indien er ooit behoefte
zou bestaan, bij latere Olympische
Spelen waar en wanneer? vraag ik
me af naar bibit uit te kijken voor
behoorlijke spring-kampioenen, dan
zou ik het Indische eilandje Nias aan
de hand willen doen, om er de meest
geschikte vertegenwoordigers vandaan
te halen.
Het was helemaal geen film voor mij,
tienjarige jongen, die meer plezier kon
beleven aan een Tom Mix Western of
een Laurel en Hardy clownerie.
In de gezellige Flora bioscoop van
Tiong Djien in Soekaboemi waren de
derde en vierde klas gelijkvloers, de
tweede door een podiumbouw hoger
gelegen en de eerste idem hoger dan
de tweede. Ook opzij van de tweede
klas stonden gelijkvloers nog stoelen
van de derde klas en daar ging ik maar
op liggen, lekker afgezonderd om niet
naar die snertfilm te kijken.
Het duurde niet lang of ik sliep in om
naar het leek kort daarop wakker te
worden. Het was vreemd stil om mij
heen en pikkedonker. Was het licht
uitgevallen, een storing of lag ik thuis
in bed? Niets van dit alles, de voor
stellingen waren afgelopen en de bios
coop gesloten!
Het huilen stond mij nader dan het
lachen en al struikelend en snotterend
wist ik toch de voordeur te bereiken,
waarop ik verwoed begon te bonzen
en om hulp te roepen.
De dochter van de eigenaar, die nog
met kennissen stond te praten waar
schuwde gauw haar vader, waarna het
leed spoedig was geleden.
Maar nu naar huis! Wij woonden en
kele kilometers van de bios af op de
Barosweg aan de grens van de kotta.
De hele familie, vader, moeder en vier
kinderen waren in twee sados geko
men, hiermee zou ook naar huis wor
den gereden.
Mijn moeder was met twee kinderen
in een van de sados eerder naar huis
gegaan en dacht dat ik wel met mijn
vader zou meegaan. Mijn vader was
blijven napraten en was op zijn beurt
in de veronderstelling dat ik al met
mijn moeder was vertrokken.
Thuis ontdekte men pas dat de benja
min er niet was en ging mijn vader
terug om te zoeken.
Inmiddels was ik door de familie Tjong
Djien in huis gehaald, gekalmeerd en
getroost met een drankje en een koek
je; na de komst van mijn vader was
toen alles weer voor elkaar.
Nog lang daarna is om de geschiedenis
flink gelachen, al lachte ik als slacht
offer als de bekende boer. E.G.M.
Vermoedelijk echter droomt op het
ogenblik geen enkele Niasser van deel
nemen aan sportkampen noch aan de
eer, te worden afgevaardigd naar een
toekomstige Olympische wereldkamp
plaats.
Want internationale sport-eer is hem
volkomen vreemd.
5