Coen's graf gevonden Vervolg op "Coen's graf gezocht" (TT No. 1 3) door dr. H. J. de Graaf Wij verlieten mr. Bloys van Treslong Prins op het hoogtepunt van zijn roem, nl. toen hij meende niet enkel het graf van Coen, doch zelfs wat er van zijn lijk over was, te hebben gevonden. Doch lang zou hij niet op dit voetstuk van nationale faam blijven staan. Toen n.l. Prins daar in de goedang van Geo Wehry zo vlijtig aan het gra ven was en de pers zijn verdiensten uitbazuinde, kwam de Oudheidkundige Dienst in Nederlandsch-lndië tot de overtuiging, dat er iets gebeuren moest. Tot dusverre moet haar activi teit geremd zijn door de hevige econo mische crisis, die Indië zo verschrikke lijk teisterde. Zo was er na het ver trek van de ambtenaar voor de Ne derlandse oudheden, de Hr. V. I. van de Wall, geen vervanger benoemd en zou de hele organisatie voor het oud heidkundig onderzoek bijkans tot een éénmansbedrijf ineenschrompelen. Daarom werd een commissie benoemd bestaande uit lieden, die elk een bij zondere zijde van het vraagstuk zou den onderzoeken. Voorzitter was de resident van Batavia. De vijf leden waren: de chef van de Oudheidkundige Dienst dr. F. D. K. Bosch, een even bekwaam als accuraat geleerde, het vorige jaar 80 jaar oud te Leiden over leden; dr. I. J. Brugmans, thans emeri tus hoogleraar te Amsterdam; het hfd van de Top. Dienst, kolonel H. J. Kuiper en nog twee medische professoren, van welke er slechts één, dr. W. A. Mijsberg, sterk op de voorgrond zou treden. Secretaris was de ex-lndië- vlieger, dr. A. N. J. Th. a Th. van der Hoop, toentertijd directeur van het Mu seum, thans nog in leven en, als ik mij niet vergis, woonachtig te Voorschoten. Alle door deze heren en door de hr. Prins geschreven verslagen zijn in druk en in een mooie paarse band versche nen bij de firma Noordhoff-Kolff te Batavia. Het zou mij te ver voeren indien ik U de inhoud van dit 218 blzn tellende boekwerk met zijn 30-tal illustraties uitvoerig trachtte weer te geven. Laat mij beginnen met te verzekeren, dat goed en degelijk werk is geleverd. Prins heeft een eerlijke kans gekregen om zijn standpunt uiteen te zetten. Driemaal is hem het woord gegund. Toegegeven moet worden, dat de Com missie over heel wat meer middelen beschikte dan mr. Prins, die enkel maar een paar geleende koelies van Geo Wehry had. Tot welke conclusies kwam de Com missie na een vlijtige bestudering van alle door Prins geschreven of ontdek te stukken en een inderdaad grondig onderzoek ter plaatse, dwars door de goedang van Geo Wehry heen en zelfs nog daar buiten? Prins had op de plattegrond op vrij willekeurige wijze de cijfers en namen ingevuld, die hij in de door hem ont dekte lijsten van Eweke en Boocke- steyn had gevonden. Dr. F. D. K. Overzicht der blootgelegde grafkelders van het middenvak, gezien vanuit het Oosten, tijdens de opgravingen onder de goedang van Geo 11 ehry, waar eens de Hollandse koepelkerk stond. Bosch, de scherpzinnige archeoloog, deed dit nóg eens en kwam tot een heel andere rangschikking der namen, die veel beter te verdedigen viel. De hr. Musegaas, firmant van Geo Wehry, de vroegere medewerker van Prins, die blijkbaar "overgelopen" was, maakte over deze rangschikking der cijfers en namen de opmerking, dat er nog een andere oplossing mogelijk was, die het spiegelbeeld van die van Bosch vorm de. Rechts werd dus links en links werd rechts. Dr. Bosch gaf dit gerede lijk toe en zo kwamen er dus twee op lossingen, die voorlopig evenveel recht hadden. Coen's grafkelder diende dus op twee plaatsen gezocht te worden, die echter niet ver van elkaar af lagen. In ieder geval werd het systeem-Prins met algemene stemmen verworpen. Evenmin had men vrede met diens plaatsbepaling van het midden der kerk, van waar hij uitgegaan was, om de grafkelders te identificeren. Ook hierbij week men sterk van Prins' op vatting af, die te veel vertrouwd had op een schetstekening van een land meter uit 1741, welke niet al te nauw keurig bleek. Men nam de proef op de som en breidde Prins' opgravingen uit. Evengoed als men het middelpunt van een cirkel kan bepalen, wanneer men de cirkelomtrek weet, zo zou men het middelpunt van deze symmetrische koepelkerk kunnen vinden, als men de buitenmuren kende. Hiernaar werd ge graven en inderdaad zijn fundamenten van 2 meter dikte gevonden, die zeker houvast aan de berekeningen boden. Het middelpunt bleek nu op een heel andere plaats te liggen, dan Prins ge dacht had. Daarmede verviel ook zijn reeds door de foute nummering twijfel achtige benaming der grafkelders. Ten slotte het z.g. gebeente van Coen. Hierover bracht prof. Mijsberg van de Geneeskundige Hogeschool een afdoend rapport uit. Het door Prins aangewezen graf bleek een massagraf te zijn geweest, waarin men de botten van verschillende idividuën, mannen, vrouwen en kinderen had gestort. Zelfs het z.g. skelet van Coen vormde geen geheel, doch was uit beenderen van meer dan één persoon samenge steld. Het speet me dus niet, onvol doende eerbied aan Coens gebeente te hebben bewezen, immers, het was niet van de G.G. Met warme dankzegging en waar dering voor Prins' onloochenbare ver diensten hij had immers toch ver schillende belangwekkende documen ten uit de archiefmassa's te voorschijn gebracht en was het eerst met de opzienbarende opgraving begonnen, die tot de ontdekking der grafkelders zou leiden werden toch zijn con clusies t.a.v. het graf en het skelet van Coen ten enenmale verworpen. Nu zouden gewone mensen, zoals U

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1969 | | pagina 6