EERSTE JACHT GATEN IN NETTEN "cJlan myn broer" De verschillende jachtverhalen, die van tijd tot tijd in Tong-Tong staan brengen er mij toe ook eens een er varing uit mijn jeugd te verhalen. Het was nog voor de eerste wereld oorlog en we woonden in Padang. Ik was de jongste van drie broers en in de tijd waarin dit verhaal speelt acht jaar. Mijn vader ging geregeld met een paar andere heren, waarbij de contro leur van B.B., die wij oom Wim noem den, op jacht. Mijn beide broers, dertien en elf jaar waren al eens mee geweest en maakten mij stinkend jaloers met hun sterke verhalen. Dus ik zaniken of ik nu ook niet eens mee mocht. Ten slotte kreeg ik steun van De Oom Wim; hoewel maatje het lang niet prettig vond, mocht ik uiteindelijk eens mee. Er werd 'n niet al te zwaar dubbelloops geweer voor mij opge snord en op een goede middag was het zo ver. Deze keer gingen ook de dames mee. We werden naar een landhuis buiten Padang gebracht waar de gastheer en gastvrouw na afloop van de jachtpartij voor een gezellige maaltijd zouden zorgen en waar die kleine jongens zouden blijven logeren. De posten moesten worden bezet. Oom Wim bracht mij met een van de mandoers, die als hulpen aanwezig waren naar de voor mij bestemde post. Het lag een flink eind lopen, in mijn herinnering wel een kwartier, van het landhuis af. In een alang-alang veld liep een pad dat even verderop tussen twee heuveltjes voor mij achter de horizon verdween. Van die kant kunnen de tjellengs komen. Als je er een langs dat pad ziet ko men over de heuveltjes schiet je, maar ga niet op het pad staan, want als je hem mist, rent hij je onderste boven. Dat was het advies dat ik kreeg. En als er iets is waarvoor je hulp nodig hebt, wij zitten hier vlak bij langs dit pad. Het begon donker te worden en ik zenuwachtig. In de verte hoorde ik praten, lachen en roepen, maar dat was niet voor mij bestemd. Eindelijk, het was bijna helemaal donker, hoor ik iets ritselen achter de heuveltjes. Ik pak mijn geweer extra stevig vast. Plots zie ik iets boven tussen de heu veltjes over het pad bewegen. Iets groots, donker. Het staat stil. Ik kijk. Het beweegt weer, nu sneller in mijn richting. Tjelling. Ik mik, ik schiet, pang eerste loop, pang tweede loop. De tjelleng gaat sneller recht op mij af. Ik gooi mijn geweer weg en ren gillend het pad af en loop recht in de armen van oom Wim. Ik sta te beven van angst maar zie en hoor geen zwijn meer. Oom Wim weet mij te kalmeren terwijl de mandoer de tjelleng tegemoet loopt en hem opraapt. Hij komt naar ons toe het grote beest in één hand dragend. Het was een goeni zak met gras ge vuld maar twee kogelgaten verrieden, dat de kleine jongen van net acht jaar had raak geschoten. Oom Wim had toen het goed donker was het gezel schap even in de steek gelaten om mij op de proef te stellen. Met een touw werd de van te voren klaar gelegde zak voortgetrokken. Ik had de proef voor het eerste deel goed doorstaan, maar daarnaToch was ik die avond de held van het gezelschap, dat helemaal niet op jacht was maar een gezellige avond doorbracht. R. van Leeuwen Een tijdje terug luisterde ik toe bij een gesprek over een bij Indischgasten nogal populair onderwerp: "Waarom zijn wij toch niet eensgezind? Waarom kunnen wij toch niet samen iets groots opbouwen?! Splijtzwam kleinzielig heid geen verantwoordelijkheidsge voel, enz. enz. enz." U kent dat wel. Merkwaardig genoeg kwam in dit gesprek vlak daarop al "de aap uit de mouw", omdat een aantal personen bij name genoemd werd (uit tempo doeloe en nu), die door hun verderfelijke aard oorzaak waren van het uiteenvallen van menig Indisch eenheidsstreven. Het was immers logisch, dat je met zulke lui niet kan omgaan. Dat ze uit gestoten moesten worden. Enz. enz. Massa's mensen leren maar niet in zien dat eenheid is als een net: wie mazen wegsnijdt, maakt gaten in het net, rafelt het net uiteindelijk aan flar den en men vangt er niets meer mee (bereikt niets in de wereld). Vissers hebben vaak gaten in hun netten, maar verstaan de kunst van het netten boeten. Veel Indische men sen verstaan wel de kunst om "op deugdelijke gronden" mensen uit te stoten, maar niet de kunst om de ont stane gaten in de samenleving weer keurig aan elkaar te voegen. Schuld ligt zelden of nooit bij een groep, maar practisch altijd bij individuën in die groep die overal elders óók zouden falen. Weet je-nog, hoe wij rovertjes speel den in de sawah achter ons huis. Hoe wij ons verscholen achter de wuivende halmen en slopen over de smalle sa- wahdijkjes. Hoe wij, wanneer wij genoeg hadden van dit spel, in één van die wacht huisjes klommen die hoog boven de sawah waren gebouwd en waarvan daan tal van touwen met lege blikjes er aan, waren gespannen over de sa wah. Hoe wij aan die touwen trokken om met het lawaai van de blikjes de vele glatiks te verjagen die zich aan de rijpende padi te goed deden? Hoe wij gingen vissen in de rawa, en hoe ik dikwijls aan de kant stond te gillen wanneer ik een slang door het water zag zigzaggen, want ik was bang dat die slang jou zou bijten. Hoe mooi de rawa ook kon zijn wan neer de waterhyacinth in bloei stond, een paarse uitgestrektheid waar de bollenvelden niets bij vergeleken zijn. Hoe wij boven op de rug van een kar bouw naar de kali schommelden waar deze goedige lobbesen hun dagelijks bad namen. En hoe wij bij thuiskomst door moeder direct de badkamer in werden gestuurd omdat wij zoals ze dan zei naar "botjah angon kebo" ro ken en zij niet wist hoe dicht ze wel bij de waarheid was. Hoe ik per gratie Gods met jou en je vrienden mee mocht naar de aloon- aloon om te vliegeren. Meisjes die huilden om elke djitak die ze kregen, wilden jullie eigenlijk niet mee hebben. En wat een djitaks heb ik niet mogen incasseren want ik had de zorg over de goeloengan en dat was geen ge makkelijk baantje. Nooit wist ik precies wanneer de draad te laten afrollen en wanneer het weer vlug op te rollen zodat je bij een vliegergevecht je vlie ger niet kon laten vieren en na afloop van zo'n gevecht je glastouw helemaal roewet bleek te zijn geworden. Als jullie er dan genoeg van kregen en mij kwijt wilden werd ik achter een lajangan pedot gezonden, maar nooit heb ik er één gevangen. Weet je nog hoe wij van onze snoep- cent bij de waroenghoudster van de fabriek een pintjoek dampende rijst met sroendeng kochten of een portie tahoe plentoeng. En hoe wij van dat maal genoten tot grote verbazing van moe der want thuis kregen wij zoveel meer. Herinner je je dat allemaal nog? Wat een heerlijke jeugd hebben wij ge had. M. Korste SANATURN-REKSTOK versterkt de buik- en rugspieren. Bestrijdt rugklachten en trage spljsverte- ring. Verbetert het figuur. Overal toe te passen. f 42,50 5,10 B.T.W. - Vraag folder bij: MEDICOR - Den Haag A2 v. Hoeylaan 28 - Tel. 070-850093

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1969 | | pagina 8