Vrijkogel N.v. Azië Zwitserland Technisch Bureau HENNEMAN Handel Mij. Sinds 1916 "Om geloofd te worden, moet men iets van de waarheid verzwijgen." Koos Versteeg Hetgeen ik U thans ga vertellen, zal door menigeen als een stukje Jagers latijn worden beschouwd. Voor hen die de waarheid van deze geschiedenis in twijfel trekken, zal dit dan ook Jagerslatijn blijven. Daar kan ik niets aan doen en handhaaf in dit verhaal de onverbloemde waarheid. In het jaar 1927 zat ik als fabrieks- employé op de Koffie-onderneming "Karang-Anjar-Nongko" bij Blitar. De ze onderneming lag aan de voet van de vulkaan de Goenoeng Kloet, om geven door de buurlanden "Penata- ran", "Tjandi-Sewoe", "Swaroe Boe- loeroto" en "Karang-Redjo". De onder neming "Karang-Anjar-Nongko" was van de twee laatstgenoemde landen gescheiden door één der breedste en diepste kloven van de Kloet-vulkaan. Dat was de kloof van de Lahar Abab die een voortzetting is van de Doerga- kloof. Bij de vóórlaatste uitbarsting van de Goenoeng Kloet, nl. op 29 mei 1919, had de gevreesde vulkaan ook door déze kloof zijn lavastroom met allesvernielende kracht en met donde rend geweld voortgestuwd naar de laagvlakten en dwars door verschillen de dorpen heen naar de stad Blitar die voor een groot deel werd ver woest. Doch laat mij niet afwijken van het eigenlijke verhaal. Op een zaterdag nadat ik het fa- briekspersoneel had uitbetaald, kwa men de 1e employé, de heer H. en de tuinemployé de heer F. de fabriek bin nen wandelen om te beginnen met de uitbetaling van het weekloon aan de tuinkoelies. Nadat ik er even bij had gezeten, zei ik tegen de 1e employé: "Het zal nog wel wat duren voordat jullie klaar zijn. Ik ga even naar het pompstation en hier beneden wat rond wandelen in de H-tuinen. Daar heb ik zonet een kidang horen roepen". "Heeft hij jóu geroepen?" vroeg de heer H. lachend. "Best mogelijk" antwoordde ik "Als ik 'm te pakken krijg schiet er voor jullie wel een boutje over". "Je moet de huid van de beer niet verkopen voordat je hem geschoten hebt", riep een van de heren mij nog na, terwijl ik door de poort van de fabriek liep. Ik haalde mijn buks op, de oude getrouwe Remington-karabijn cal. 11 met zwaar getrokken loop, en daalde een paadje af dat naar de H- tuinen leidde. Nadat ik bij het pomp- huisje aan de oever van een helder beekje was geweest, liep ik verder de aanplant in. Een breed controlepad volgend dat tussen de met koffiebomen beplante heuvels liep, zag ik plotseling aan de linkerzijde op een plek waar de koffie een hiaat vormde een kidang staan. Het beest stond tegen de hel ling nog geen twintig meter van mij vandaan rustig te eten van het jong opgroeiende gras en van de door de kidang geliefde onkruiden. Het beest had mij al moeten zien aankomen vóór dat ik hem gezien had. Open en bloot stond ik daar enigszins verbouwereerd naar het beest te kijken. Zo af en toe hief het zijn mooie kop met vertakt gewei op om mij met souvereine min achting op te nemen tegen het licht van de nog niet ondergegane zon. Zo als het beest daar stond in de namid dagzon, leek het wel als uit goud ge goten te zijn. In rustige rust bleef het verder grazen, zo af en toe een stap verzettend. Ik had er eerst het hart niet toe mijn geweer in de aanslag te brengen om het dier met één schot neer te vellen. "Dat beest moet blind zijn", schoot het door mijn gedachten, "het kan niet anders". Toen legde ik aan, en terwijl ik het beest op de kor rel nam, zag ik dat het zijn kop hoog opgeheven had en mij aankeek. Ik had hem goed in het vizier en trok af. Wat er op datzelfde moment gebeurde deed mij de haren te berge rijzen. Het ge weer ging wel èf, doch zonder knal en zonder de minste schok. Doch met een sissend geluid spoot een straal vuur als een sterrenregen uit de mond van de loop. Dat duurde enige secon den. Als aan de grond genageld stond ik er naar te kijken terwijl ik het ge weer met beide handen ver voor mij uit hield. Ik voelde mij als een kind met een ongevaarlijk stuk vuurwerk in de hand in plaats van een karabijn van zwaar kaliber met een draagwijdte van 1400 meter. Ik wist echt niet of ik waakte of droomde. De kidang stond er nog alsof hem niet het minste ge vaar dreigde, ja, alsof hij zich tot in de wijdste omtrek alleen met zichzelf bevond. Van de eerste schrik beko men, herlaadde ik de karabijn, legde weer aan en vuurde voor de tweede maal. Wederom volgde geen knal, geen schok, en wederom gedroeg mijn kara bijn zich als Chinees vuurwerk dat slechts een sterrenregen uitblies. Ik had nog één patroon. Doch ik vond het nu welletjes. De nog rustig grazende kidang de rug toe kerend holde ik de weg terug naar de fabriek, waar mijn collega's juist de laatste koelies had den gehad. "En? Niks gezien natuurlijk", vroeg de heer H. mij. "Jazeker wel. Een kidang. Ik heb er tweemaal het vuur op geopend". "Wij hebben niets gehoord!" "Nee, ik ook niet, tenminste geen knallen". Het tweetal keek mij vreemd aan: "Houd je ons voor de gek? Heb je nou op die kidang geschoten, ja of nee?" "Ik héb op die kidang geschoten, hier zijn de twee lege hulzen". Toen vertelde ik hen van het voorge vallene. Zij vielen haast ondersteboven van het lachen, doch ik lachte niet mee. "Lach als je begraven wordt", zei ik driftig wordend, "maar wat ik jullie verteld heb is zo waar als dat ik hier vóór jullie sta". "Dan heb je met los kruit gescho ten", zei mijn collega F. "Met los kruit? Hier is mijn derde patroon, en zoals alle andere patronen kersvers uit de fabriek. Probeer nu eens de kogel van de huls te trekken? Die zit er muurvast in gepèrst. En plaats die kogel eens op de mond van de loop van mijn geweer? Zie je dat die er maar even met de punt ingaat? Kan deze kogel die bij ontbranding van het kruit in de huls door de zwaar ge trokken loop wordt geperst en op een afstand van 1400 meter nog genoeg doordringingskracht heeft om een we zen te doden, de loop geluidloos ver laten? En tóch is het tot tweemaal toe gebeurd. Er volgde geen knal en geen forse terugstoot tegen mijn schouder. Toen ik vuurde volgde slechts een ge suis waarbij een regen van vonken futloos uit de mond van mijn karabijn dwarrelde. Maar de huls was daarna leeg en de kogel, deze zélfde zware kogel, er uit! Jullie kunnen het niet geloven, doch ik behoef het niet meer te geloven omdat ik het zélf heb on dervonden, geen 10 minuten geleden". De heren H. en F. keken mij ver bijsterd aan. Ik ging verder: "Kijk, ik laad nu mijn geweer. Ik kies SANITAIRE INSTALLATIES, TEVENS GASFITTERS ELECTRISCHE-, CENTRALE VERWARMINGS- EN specialisten in onderhoud en vernieuwingen van installaties in reeds bestaande huizen. Volledige garantie, prijs offerten. Atjehstraat 68-72 Den Haag Telefoon 55 03 00 (3 lijnen)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1969 | | pagina 14