Persoonlijke herinneringen
AAN DR. SOSRO KARTONO
Wanneer elk van zijn vele vrienden en ex patiënten van deze onbaatzuchtige
mens eens wilden vertellen, wat zij met hem gedurende kortere of langere tijd
hebben meegemaakt, dan zou er een boek ontstaan. Een boek vol dankbare
herinneringen aan een weldoener.
Ik heb Dr. Sosro Kartono vanaf 1930 tot 1947 in Bandung meegemaakt, en als
het eens rustig in zijn huis was wat zelden gebeurde heb ik ook ge
sprekken met hem kunnen voeren op geestelijk gebied.
In 1940 vlak voor de oorlog kreeg
hij een verlamming en is tot aan zijn
dood in 1952 invalide gebleven. Deze
verlamming kreeg hij door het gedach
teloos in zijn mond steken van vast
voedsel vlak na een vasten van 46
dagen, waarin hij alleen water dronk
maar niets at. Toen op Java op 8 dec.
1941 de oorlog aan Japan werd ver
klaard en de 2de wereldoorlog begon,
kwam ik bij hem, en vroeg hem of hij
ervoor zou kunnen zorgen, dat de ko
ningin veilig het land kon verlaten en
naar Engeland oversteken. Ik wist welk
een grote verering hij voor koningin
Wilhelmina had. Nadat hij mijn vraag
had aangehoord, begon hij te lachen
en zei: "Zo, en daar komt U nu pas
mee aan. Waarvoor denkt u, dat ik 46
dagen heb gevast? Toen het kabinet
De Geer aan het bewind kwam, wist ik
dat er moeilijkheden zouden komen, en
ik besloot te vasten. Nu behoeft nie
mand zich meer ongerust te maken.
Het koningshuis is veilig".
Ik keek hem stomverbaasd aan en
ergens schaamde ik mij, dat deze man
met zijn vooruitziende blik, zwijgend
gehandeld had zonder er ook maar de
geringste ophef van te maken, en dat
men tot op heden nog niet weet, waar
om hij zo'n zwaar vasten had ingezet.
Toen het eind van dat vasten met een
slamatan werd beëindigd, was ik er
niet bij, maar zoals gewoonlijk was het
huis vol mensen. Men had wel vloei
baar voedsel voor hem in gereedheid
gebracht, zo werd mij verteld, maar de
serveerster, die met het eten rondging,
gaf hem net als alle anderen een bord
met lontong, dat hij al pratende aan
nam en zonder te denken aan wat hij
deed iets in zijn mond stak. Binnen
5 minuten was hij bewusteloos, en de
kennissen onder de doktoren hebben
er weinig aan kunnen doen. Na ver
loop van tijd knapte hij weer op, maar
voortaan bleef hij aan zijn stoel ge
kluisterd. Patiënten en vrienden kwa
men nog altijd door, maar wij en vele
anderen werden in het kamp opgeslo
ten en zo verminderde hun aantal. In
1947 kon ik hem weer bezoeken en
toen vertelde hij dat er een Japans
generaal bij hem was geweest om hem
op boedhistische manier eer te be
wijzen en dat de Japanner alleen zijn
eigen taal sprak.
Hij vertelde mij ook, dat hij nooit
heeft geweten, wat die generaal tegen
hem heeft gezegd. Hij heeft hem alleen
maar vriendelijk aangekeken en dat
was blijkbaar genoeg. Nooit heeft hij
tijdens de bezetting enige last gehad
van de bezetters.
Raden Sosro Kartono was doctor in
de oosterse letteren. Prof. Dr. Kern
was zijn leraar en beste vriend. Een
grote foto hing van deze in zijn bid
vertrek. En toen Prof. Kern stierf, werd
hem later zijn stoel in de universiteit
aangeboden. Hij heeft deze aanstelling
geweigerd, omdat hij vond, dat hij met
zijn geestelijk werk veel meer goed
kon doen. Geld heeft hij nooit willen
aannemen. Hij was arm. Aardse rijk
dom was volgens hem niet nodig. Zijn
huishouding werd door een vereniging
in stand gehouden, en dankbare vrien
den en patiënten zorgden voor zijn ge
ringe behoeften. Hij had de Bijbel in
zijn oorspronkelijke taal in huis, niet
omdat hij Christen was, maar omdat
hij die taal kende. Een enkele keer
vroeg ik hem wel eens of een woord
wel goed was vertaald, wat de bedoe
ling ervan betrof. Hij vertelde mij, dat
het zeer moeilijk was om de oosterse
manier van denken in een westerse
taal uit te drukken. B.V. Zo kwam ik
hem op een dag vertellen: dat er stond
"Zalig zijn de armen van geest, enz:
Ik vond het maar raar, dat stom
melingen meer kans op zaligheid had
den. Hij schoot in de lach en zei: "er
zal wel een woord bestaan, dat voor
meerdere uitleg vatbaar is. Wat zou u
ervan denken als er stond eenvou
dige of nederige van geest? arme
mensen zijn toch meestal eenvoudig
en niet verwaand, maar wel nederig".
Een andere keer kwam ik bij hem
met de opmerking, dat Het Onze Va
der niet zo'n volledig gebed was als
men van een Meester mocht verwach
ten. Waarom staat al alleen maar
"Geef ons heden ons dagelijks brood".
Dr. R. M. Pandji Sosro Kartono
Een mens heeft toch ook kleding en
een huis nodig? "Ja", zei hij. "Volgens
de oosterse denkwijze, houdt dat ge
zegde dat ook in, maar als u niet
verder doordenkt, zou u ook kunnen
zeggen: Houd ons heden in stand. Het
staat er niet, maar geeft toch wel meer
het begrip weer".
Dr. Sosro had nog een andere gave.
Hij kon de zwaarste regenbui voorko
men of zelfs op het juiste ogenblik
stop zetten. Als er bruiloft was of de
rijst op de uitgestrekte rijstvelden
moest worden geoogst werd zijn hulp
ingeroepen. En het liep nooit spaak.
Achteraf spijt het mij, dat ik hem nooit
heb gevraagd, hoe dat kon gebeuren.
Als ik het ook had kunnen leren zou
mij dat nu in dit regenland goed te
pas zijn gekomen.
Nog tijdens zijn leven heeft hij en
kelen van zijn vrienden gezegd, dat
zij hem mochten roepen als wij hem
nodig hadden. "Roep mij als het nodig
is, dan kom ik". Zelfs tot na zijn heen
gaan is dit lange tijd zo gebleven. Later
werd het gaandeweg moeilijker om
hem nog te bereiken. Nu schijnt het
contact op de een of andere manier
te zijn verbroken en dat is maar goed
ook.
Altijd om hulp vragen is een rem
voor geestelijke vooruitgang. De smal
le WEG, die Dr. Sosro heeft moeten
gaan voor hij de openbaring kreeg,
die hem in staat stelde het geestelijk
werk te doen, dat hij deed, is een
zeer moeilijke geweest, en hij ging
die alleen. Sommige ondervindingen,
die hij mij vertelde, waren verschrik
kelijk. Zo kwam het, dat hij langza
merhand zijn eigen leer ontwikkelde
en ernaar leefde. Hij wilde geen leer
lingen hebben, want hij wilde niet ge
bonden zijn hier of hiernamaals. Maar
als iemand iets wilde weten, dan mocht
hij het hem altijd vragen, en daar heb
ik gelukkig ruim gebruik van kunnen
maken. Ik heb mij er vaak over ver
wonderd, dat zijn antwoorden nooit
Lees verder pag. 7
6