EEM REUS GEVELD
HET GELUK VAN HET JAGEN
"De jacht behoort tot het zuiverste repertoire
van het menselijk geluk"
JOSé ORTEGA Y GASSET
Bob Vrijens stuurde me in 1960 een foto van
een wild zwijn dat hij geschoten had en van
de Volkswagen welke de buit vervoerde. Een
wild zwijn van maar liefst een honderd veer
tig kilo! Wat! zei Jo! Een honderd veertig
kilo! Ik schoot er een van, zonder kop ja, 164
(seratoes enam foeloeh amfal kilo). In Balik-
papan. Waar zwijnen gewichten en afmetingen
verkrijgen waar een Javajager nog nooit van
gedroomd heeft! Toen kwam Bob Vijsma en
die knalde er een van: dubbele punt: 112 K.G.
Dat kon ene Kiever niet op zich laten zitten:
Kujjenagaan) Torrrü! 188 kilo! Baas boven
baas. Jawel zei Jo (Kerkrade west-Zuid Lim
burg). Herrit, zie je die kapstok daarNou,
die is van een sambar. Geschoten in Balik-
papan. Jawel. Zonder kop en ingewanden:
precies 200 kilo (lk zelf ben al zo blij als
ik op de tambaks een trinil kan raken op P
meter en dan praten ze over honderden
kilo"G.H.B.
"Drie maanden lang was hij mij te slim
af".
De door een vriendelijk maantje zilver-
glanzend beschenen alang-alang zwiep
te heen en weer alsof er een harde
wind doorheen joeg. Een verschrikte
vogel vloog kwetterend links van me
op. Ik zag een monsterachtige, zwarte
rug; diep, voldaan gegrom begeleidde
het.
Ik rilde alsof ik malaria had en toen
stond de babi stil. Het was zijn nood
lot. Toen het schot knalde stortte de
zwarte massa neer. Ik wist dat ik ein
delijk, eindelijk mijn zin had.
Zo begon Bob Vrijens, penningmeester
van het J.G.N.N.G. zijn verhaal over dé
jachtavond van zijn leven. De avond
dat hij, zonder licht en met behulp van
zijn kijker een reus van een zwartkiel-
beer velde die schrik niet 140
kilogram zwaar bleek te zijn. Het is
het verhaal van een echte jager, ge
tekend met doorzetting, volharding.
Hoe lang hij achter het beest aan had
gezeten, maar iedere keer weer om de
tuin werd geleid. En verteld zonder op
smuk, maar met gerechtvaardigde
trots...
Het begon zo. Vrijens had van de heer
Vijsma in Dojo, district Hollandia de
tip ontvangen dat een solitar op diens
terrein iedere avond de aanplant ver
nielde. Het moest een kanjer zijn, werd
erbij gezegd.
Plaatselijke waarneming bevestigde
dit: de prenten waren zo groot als hij
nimmer tevoren had gezien.
Een prachtbeest.
Maar geslepen was de babi evenzeer.
Hij kwam steeds tegen de wind in de
tuin binnen. Een slimme rakker dacht
Vrijens, 'maar ik krijg 'm wel".
Na ruim een week geregeld gespoord
te hebben, posteerde hij. Drie avonden
achtereen, eerst van zes tot elf uur,
toen van acht tot twee en tenslotte
van middernacht tot 6 in de morgen.
Noppes. Meneer kwam niét uit. De
wind is op die plaats ook beslist on
gunstig te noemen.
"Dat heb ik een maand lang volge
houden", vertelt Vrijens verder. "Iede
re keer kwam ik terug, steeds op een
andere tijd. Met week-ends bleef ik
zelfs de hele avond en nacht. Maar ik
kreeg 'm niét. Wat ik wel kreeg waren
apebillen van het de hele nacht op een
paar stukjes hout zitten, aangevallen
door legioenen muskieten.
Tot ik de reus op een goeie avond
onder schot kreeg. Maar het was of
het beest door de duivel geholpen
werd.
Tegen tienen die avond begon het na
melijk te regenen. Ik verplaatste mij
onder een boom om enigszins tegen
het hemelwater beschut te zijn. Mijn
geweer had ik tegen de boom ge
plaatst, onbewust van het feit dat de
lamp op mijn wapen, die ik van te
voren nauwkeurig had ingesteld en ge
richt, erdoor van stand veranderde.
De solitair had niets in de gaten. Ik
zag hem op ongeveer 80 meter al
wroetend op mij afkomen. Ik liet hem
tot ca. 30 meter naderen (wat is af
standen schatten 's nachts toch moei
lijk) en wachtte tot de beer mij zijn
flank zou laten zien. Toen dat gebeur
de en ik rustig had aangelegd, drukte
ik op het contactpunt van de lamp.
Maar inplaats dat lichtbundel op het
beest viel bescheen de lamp het ge
weer waardoor ik "verblind" werd. De
vloek die hierna volgde (en kennelijk
niet kan worden afgedrukt in dit blad),
deed de beer van onder gaan. In de
verte hoorde ik hem nog snuiven en
grommen, maar veel zin om op andere
reacties te wachten had het niet.
Een week daarna zag ik dat papa terug
was. Intussen hadden andere jagers
ook al op het beest geloerd, want ik
zag overal hoogzitten tussen de bo
men.
Langer wachten en de mogelijkheid dat
"mijn" babi me toch nog zou ontgaan
wilde ik niet, dus organiseerde ik een
drijfjacht.
Met 6 goede honden, 4 drijvers en 8
jagers zaten we hem in de middag de
volgende dag op z'n hielen. "Ik zèl
je krijgen vader", dacht ik. "Nu ontloop
je me niet meer. Probeer nu maar eens
door deze ring van staal heen te ko
men".
Nauwelijks was 't veld door de jagers
afgesloten, of de honden sloegen aan.
Daar had je het geduvel in de glazen
kast al. De drijvers, die het wild in
de gaten kregen begonnen te brullen:
"Adoeh toean-toean, babi besaéaar se-
kali; seperti batang kajoe"...(Past op
heren, het varken is enorm groot; hij
lijkt wel een boomstam...Red.). Toen
wist ik dat we "hem", de solitair, ge
vonden hadden.
Maar we hadden buiten de waard, in
dit geval buiten de geslepenheid van
de reus gerekend. Want instede van
vooruit te lopen draaide de beer zich
Het monster
18