KIPPEVEL II
oooooooooooooooooooooooooooc
8 J. G. YSSEL DE SCHEPPER
ALLE VERZEKERINGEN
o
Aan het noodlot
ontkomt men niet.'
Sdr. Téjam is ook satéverkoper in
Soerabaia, misschien zelfs in twee of
meer generaties. Maar...de ouderwets
vertrouwde rombong heeft hij geheel
verlaten en daarvoor in de plaats heeft
hij zich een modern en vlot vehikeltje
aangeschaft, met luchtbanden zelfs en
betjakwielen, met glas bovendien, zo
dat aan de moderne hygiënische eisen
is voldaan. Hoe zouden we zijn voer
tuigje moeten noemen? Dat van de
bami-chinees wordt "glèdèkan" ge
noemd naar het lawaai dat de harde
primitieve wielen maken. Maar dit ge
valletje loopt nog geruislozer dan de
nieuwste "Jaguar Hij is er trots op
en hij kijkt neer op alles wat nog moei
zaam met "voorhistorische" rombongs
rondzeult.
Zo fier als Pa Karim zijn hoofd tooit
met de hoofddoek in Madoerese stijl,
waarvan de punt trots ten hemel wijst
zo krijgshaftig draagt Sdr. Téjam de
pet van de Burgerwacht, min of meer
herinnerend aan "Le képi du général
Hij zal wel lid zijn van die burgerwacht
en misschien is hij zelfs commandant
van een patrouille.
Zo zwierig als Pa Karim zijn wijde
zwarte klassieke broek draagt, zo vlot
staat Sdr. Téjam de "bludjin" (phone-
tische spelling van blue-jean) ondanks
zijn blote voeten. Voor vandaag heeft
hij een hagelwitte broek aan, stijf ge
steven en als gegoten om zijn magere
billen en krachtige benen. Deze broek
noemt hij zijn "Bludjin putih" of zijn
"witte blue-jeans". Hijzelf heeft er nog
geen, maar verschillende van zijn col-
O O
O Alg. Ass. bedrijf „Argo" O
O Kantoor en woonhuis Corn, de Witt- S
O laan 83, Den Haag, Telef. 55 71 72 O
jOOOOOOCKXXXXXXXXtOOOOOOOOOOOi
Zie eerst Kippevel 1 in 't vorige nummer.
Een heel ander type is Saudara
helaas hebben we verzuimd, naam en adres
te vragen. Laten we hem maar heel onper
soonlijk "Sdr. Téjam" noemen, zoals zovele
dingen in Soerabaia onpersoonlijk zijn
lega's hebben een transistorradio in
hun wagentje, zodat ze hun klanten op
"Saté Musical" kunnen tracteren.
Heel duidelijk staat op een van de
vele ruiten van zijn wagentje te lezen,
dat hij: ECHTE MADOERESE SATÉ
AJAM verkoopt, "van vreemde smet
ten vrij".
Prachtig en modern!
Maar...het is net of zijn sate minder
goed smaakt dan die van Pa Karim.
Waar het aan ligt?
Het zal wel aan si Klaas, si Herrit en
si Ikke liggen; wij ook met onze stom
me roestige ideeën, dat saté ajam al
leen saté ajam kan zijn, als het afkom
stig is van een rombong, zwaar bela
den met alle nodige ingrediënten en
toch vol gratie en rythme gedragen
door zo'n stijlvolle figuur als Pa Karim.
Maar hoe hypermodern en hoe so
phisticated Sdr. Téjam ook is, hij past
toch nog steeds dezelfde geraffineerde
trucjes toe om zijn waren kwijt te
raken, zoals zijn oudere collegae de
den en doen.
Ziet hij een gezelschap op het platje
zitten, dan stopt hij op een plaats
"bovenwinds" en begint één saté te
roosteren. De rook, die al spoedig op
stijgt, vermengd met de geur van het
geroosterde vlees bereikt vroeg of laat
het platje. Deze specifieke geur is zo
doordringend, dat alle andere avond
aroma's onmiddellijk overstemd wor
den. En als Junior maar hard en koppig
zeurt dan wordt Sdr. Téjam wel binnen
geroepen, vooral in het begin van de
maand. Bovendien is via zijn reukor
gaan de maag van Pappie gaan "kron-
tjongen". En als een van de kinderen
dan roept: "Téé-jam!", dan komt hij
ook prompt, zodat hij dus inderdaad
naar deze naam luistert.
Ook zijn "call" of zijn ye" verschilt
nog niets met dat van zijn grootvader
(zaliger?): "Téééé - jam!", schel, lang
gerekt, met een geknepen stem, soms
op een min of meer vragende toon.
Misschien heeft hij nog meegemaakt,
dat zijn vader in een bepaalde periode
achter deze roep nog heeft toege
voegd: "Kéééép sonder kop!", nl. toen
Soerabaia nog vol zat met Knillers,
Ka-ellers, Kortverbanders, Ka-emmers,
enz., enz., ook Ervedeeërs en dan is-
ternog één...o ja, de MARVA'S!
Al maar Tjalie, nu ik dat laatste
woord lees, merk ik, hoe oud we ge
worden zijn en dan krijg ik maar KIP
PEVEL, maar njang niet lekker...
SOETJAHJO
Het duurde jaren eer Tjitro en zijn
vrouw, die in de dessa Korowelang
woonden, een kind kregen. Toen zij
zich eindelijk in het ouderschap moch
ten verheugen, kende hun vreugde
geen grenzen. Zij hadden alles voor
hun kind over.
Toen de kleine jongen ongeveer an
derhalf jaar oud was, kreeg de moeder
een vreemde, benauwende droom, die
zij de volgende ochtend aan haar man
vertelde. Zij maakten zich ongerust en
besloten naar een helderziende te
gaan, die in de buurt woonde en vaak
door de dessabewoners geraadpleegd
werd.
De man legde hun de droom uit. Zij
hadden hun kind slechts ter leen ge
kregen, omdat zij er zo hevig naar ver
langd hadden. Wanneer de tijd daar
voor rijp was, zouden zij het moeten
teruggeven. Een krokodil zou dan aan
zijn leven een einde maken. De schrik
sloeg de ouders om het hart. Om aan
de ramp te ontkomen, verhuisden zij
naar een bergstreek waar nauwelijks
een beekje te bespeuren was.
Wat gebeurde er echter? Op een dag
vond de kleine jongen een leeg lucifer
doosje met een plaatje erop van een
krokodil. Hij vond de afbeelding blijk
baar zo akelig, dat hij het doosje in
zijn hand helemaal kapot drukte, waar
bij een splinter in zijn handpalm drong.
Een zware infectie was hiervan het ge
volg en het kind stierf.
Het was de ouders duidelijk geworden:
aan het noodlot ontkomt geen mens!
D.