Over Het 'sien' en kruidenolie Jos. van Arcken De appel valt niet ver van de boom 13 Omstreeks 1952 was het werk op de kleine gemengde ondernemingen op Midden Java alweer in volle gang. Wel was het er nog zo onveilig dat de europese stafleden, na afloop van het werk, naar hun woningen in Sema- rang vertrokken. Slechts op één on derneming bleef 's nachts een mede werker achter. Deze dappere man heette Parijs. 's Ochtends gingen wij rond door de cacaotuinen waar de felgekleurde vruchten als kleine uit porcelein ge bakken lampions van de takken hingen. Daar werden mij de bijzondere kwali teiten van de heer Parijs reeds ge openbaard: "Parijs, hij is niet bang 'nir, hij kan sien. U verlies Uw ring, U vragen Parijs en hij siet. Uw ring hij kom terug, be- toel. De administrateur vertelde mij later dat het beheer van de onderneming, zonder de aanwezigheid van mijnheer Parijs ontzettend veel moeilijker zou zijn. Hij genoot het vertrouwen van oud en jong en werd door vriend en vijand gerespecteerd, doordat hij hel derziende was. Ook het patent genees middel, waarvan hij alleen het recept kende, droeg bij tot zijn gezag. Deze Parijse olie deed in faam niet onder voor de van ouds bekende Haarlem merolie, alleen was de bruikbaarheid nog meer universeel. Waar Mevrouw Kloppenburg-Versteegh een platenat las maakte voor de herkenning van geneeskrachtige kruiden en nog een boek schreef met recepten tegen alle kwalen en kwaaltjes, daar deed mijn heer Parijs alles af met één universele meesterobat. "Die olie 'nir hij is haweldig, U heeft koppijn: smeer drop wèh, U heeft keelpijn, U slikt twee druppels op goe- lah djawa wèh. Wah, U moet frahen ja aan Parijs straks als wij eten op de besaran; doen ja 'nir?" Tijdens de lunch, die gehouden werd in het administrateurshuis, zaten alle stafleden mee aan. Er werd een rijst tafel opgediend zoals je die alleen in de Javaanse landen eten kunt en bij die gelegenheid ontmoette ik mijnheer Parijs. Hij was bruin, klein, oud, ma ger, kaal, olijk en bescheiden. Met een paar pientere, glinsterende, gitzwarte ogen keek hij mij onderzoekend aan, want ik was een vreemdeling die van Sumatra was gekomen. We gingen aan de slag en weldra ontstond er die ge zellige verbroedering die zo kenmer kend is voor een etentje van kerels die eenzelfde vak beoefenen. Verwachtingsvol keek mijn begelei der van die ochtend mij een paar maal over de tafel heen aan. Daarbij gleed zijn blik dan vol betekenis naar de kleine bescheiden man met de boven natuurlijke gaven. Maar ik wachtte net jes tot de koffie op tafel kwam want immers dan pas wordt 'n gesprek het meest gewaardeerd. Toen vroeg ik: "Mijnheer Parijs ik hoorde dat U helderziende bent, is dat werkelijk zo? Kunt U mij vertellen hoe dat eigenlijk in zijn werk gaat, want ik heb dat nog nooit meegemaakt'". Even was het stil en toen verklaarde de oude heer dat hij mij dat niet kon uitleggen. Maar een van zijn vrienden, die dit niet bevredigde, nam gauw het woord over en zei: "Hoe dan Parijs met die litnan van de "T.N.I." die zijn spuit had verloren". "Ach niet so sijn spuit, sijn revol ver", zei de heer Parijs, die dit niet op zich kon laten zitten. En na nog wat gesoebat kwam hij tenslotte tot het verhaal. Een luitenant van de T.N.I. uit Sema- rang was 's avonds bij de heer Parijs gekomen omdat hij zijn revolver ver loren had. Zou hij het bekennen dan zou hij ongetwijfeld gedegradeerd wor den. Nadat hij de hele toedracht aan de oude heer had verteld stuurde deze hem weg met de boodschap dat hij de volgende dag terug moest komen dan zou hij hem vertellen waar hij de re volver kon vinden. De helderziende zou inmiddels gaan zien. De volgende dag kreeg de luitenant te horen dat hij de revolver zou vinden in zijn slaapvertrek achter een gordijn op een plank en daar vond hij hem ook terug. Dat. was een verdraaid sterk stukje waar ik behoorlijk van onder de indruk was. Maar tevreden was ik toch niet want ik moest toch nog iets van hem weten. "Van Uw vrienden hoorde ik dat U zo'n goede obat maakt. Daar ben ik erg in geïnteresseerd. Kan ik een fles je van U meekrijgen als ik hier weg ga?" Maar dat was eigenlijk een minne streek. Daar probeerde ik zijn vesting bij verrassing te nemen want ik had wel begrepen dat hij mij beschouwde als iemand die teveel bevooroordeeld was om zijn obat op prijs te kunnen stellen. Even raakte de kleine dappere man van zijn stuk, maar toen gleed er een vriendelijke glimlach over zijn gezicht en hij verkondigde spijtig: "Jammer mijnheer, die olie hij is net op". Bosganger Voor Omega, Zenith en vele andere goede merk-horloges naar Laan van Meerdervoort 520 Den Haag - Telef. 33 6441 J Een Indischman stond erom bekend krokodillen uit hun schuilplaats te kun nen lokken wanneer zij zich schuldig gemaakt hadden aan het roven van dieren of soms zelfs een mens hadden aangevallen. Waarop de straf voor de kaaimannen spoedig volgde. Persoonlijk kende ik deze man niet. Ik was dus ook nooit bij een door hem verrichte krokodillenbezwering aanwe zig geweest. Het volk dat hem kende, durfde echter onder ede verklaren, dat hij over een dergelijke macht beschik te. Jaren later maakte ik met de zoon van deze krokodillenbezweerder kennis. Over deze jongeman waren ook de meest vreemde verhalen in omloop. Hij was ongetrouwd, woonde alleen, had geen bedienden behalve een djongos, die wel over een ruime kamer in de bijgebouwen beschikken kon, maar lie ver in de kampong sliep. Deze man haalde van buiten eten voor zijn toean in een etensdrager. Vrienden of ken nissen had de jongeman niet, niemand kwam bij hem over de vloer, alleen zijn vader, de krokodillenbezweerder, zocht hem weieens op. Totdat er plotseling een verandering ten goede kwam. De jongeman verloof de zich en trouwde spoedig daarop. Er werden bedienden aangenomen en alles leek goed, totdat heel kort na het huwelijk de echtgenote en haar personeel het huis weer verlieten. Al leen de djongos bleef op zijn post. Toevallig kende ik een oud echtpaar, bij wie de jongeman weieens kwam. Ik sprak met hen over zijn vreemd gedrag en het blijkbaar mislukte hu welijk. De oudjes, vertelden mij, dat de verlaten echtgenoot bij hen ge klaagd had, dat zijn vrouw ovëral rond vertelde dat hij geen man voor het huwelijk was. Dat was volgens hem beslist niet waar, als ze maar begrip wilde tonen! Toen vernam ik, dat hij een andere grote liefde had, en wel...voor slangen. Zijn hele huis zat vol slangen, die hem niets deden. Ze zaten in zijn kleren kast, onder zijn bed, in de laden van zijn buffet en in alle hoeken en gaten. Plotseling herinnerde ik mij de slan genbezweerder eens van zijn fiets te hebben zien stappen om naar een slang toe te gaan. Het beest bleef bij zijn nadering bewegingloos liggen en liet zich gewillig in zijn fietstas stop pen. Ik kon mij de reactie van de bruid en het nieuw aangenomen personeel le vendig voorstellen en dacht daarnaast aan het spreekwoord: "De appel valt niet ver van de boom". Papa de kro kodil, zoonlief de slang. D.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1969 | | pagina 13