ÉÉN PIEKERAN VAN "DE OUWELUI" "HAAS" EN "TENG" (Lees allemaal rustig en ernstig mee. Pieker langer na. Dit is ons leven). Nu de herinnering aan de Elfde Pa sar Malam nog vers in het geheugen ligt, is het raadzaam voor ons allen om de positie van ons tijdschrift (en onze NV) ten opzichte van de jaar lijkse Pasar Malams nog eens rustig en ernstig te bekijken. Dat bespaart ons lege illusies en zet ons met onze voeten stevig in de realiteit. Op deze en de vorige Pasar Malam hebben wij vele bezoekers alleen horen jubelen over "veel verdienen" en "rijk worden', maar alleen maar éénmaal (uit de mond van een promi nent zakenman) de verzuchting ge hoord; "Ik krijg hoofdpijn als ik denk aan jullie financierings problemen!" Al komen we uit het Oosten, we zijn geen dromers als Ali Baba van spelonken vol schatten. Geld wordt érg moeilijk gemaakt en beheerd...! Het is begrijpelijk dat deze welis waar korte, maar zeer arbeids-inten- sieve Pasar Malam niet alleen veel geld inbrengt maar ook veel geld kost, en dat het in evenwicht brengen van uitgaven, investeringen en risico's én financieel én organisatorisch ver uit gaat boven de draagkracht van Tong Tong en ver uitgaat boven het arbeids vermogen van onze kleine (en laat ons eerlijk zijn; oude, en niet modern- denkende) staf. In feite is de toestand al jaren zó dat Tong Tong op geen stukken na in staat is een belangrijk portie mede te betalen van de grote initiaalkosten om de Pasar Malam telkens weer op te zetten, tenminste als wij niet door b.v. grote leningen het bestaan van ons blad in de waagschaal stellen. En dat doen wij werkelijk liever niet. Ons blad gaat vóór alles! We moeten dus aanvaarden dat derden in de financie ring en organisatie van de Pasar Ma lam participeren, ook al omdat zij be schikken (naast geld) over speciale ervaring, contacten en beschikbare tijd, maar uiteraard hiervoor behoorlijk be taald moeten worden. Kort gezegd: de Pasar Malam is een "full year job "geworden voor een ge heel vrije ondernemersgroep, en onze staf komt er gewoon niet aan te pas. Als U alleen maar denkt aan de plan ning en organisatie van wat er in de Horeca-sector en de amusements-sec tor omgaat, beseft U wel; deze ter reinen zijn voor ons, Tong Tong-ers, zó vreemd; hier móeten anderen de vrije hand hebben om de zich geheel zelfstandig ontwikkelende Pasar Ma lam in staat te stellen een eigen leven te leiden dat ons blad eventueel vér voorbij zal kunnen leven. Dit ontwikkelingspatroon is overi gens niet nieuw voor Tong Tong. Voor heen hebben al heel spoedig b.v. El Atabal en de Indische Kulturele Club de "hoedende vleugels" van Tong Tong móeten verlaten om een eigen leven te kunnen leiden. Als er lezers mochten zijn, die deze ontwikkeling betreuren, bedenk dat het een normaal ontwikkelingspatroon is in alle menselijke betrekkingen zo lang de mensheid bestaat: de baby groeit op en wórdt na een laatste afhanke lijke periode als student tenslotte zelf standig volwassene met een geheel eigen levensrichting. En net als in elk normaal gezin is ook voor ons Tong Tong-gezin de tijd aangebroken dat alle jongeren uitge vlogen zijn en "de ouwelui" weer al leen staan, weliswaar zwakker en ou der, maar nog steeds zelfstandig en zelfbewust een eigen levensbestaan bouwend en voortzettend. Nog steeds met het motto; Poekoel Teroes, nog steeds "Indisch in hart en nieren", nog steeds helpensbereid voor hen die in komende jaren bij ons om raad en steun mochten komen vragen. Wij hopen dat wij nog. lang mogen helpen! T.R. Een week of drie geleden bereikte ons het bericht dat enige tijd tevoren heel ongemerkt overleden was F. J. van Ebbenhorst Tengbergen, die in 1962-63 nog als directeur aan Tong Tong verbonden was. Enkele dagen later bereikte ons een andere over- lijdensmare: van J. C. Hazewinkel, die tien jaren geleden onze gelederen kwam versterken en eigenlijk nimmer abrupt bij ons wegging, maar "just faded away" in langzamerhand kalmer baantjes. Het is moeilijk te zeggen hoe deze verlate overlijdensberichten ons ge roerd hebben, omdat beide sobats eigenlijk al zo lang practisch "voorbij" en vergeten zijn. Maar eens waren ze "levensader" van Tong Tong, ook al hebben de meeste lezers hen niet eens gekend. Ze aanvaardden hun taak op hoge leeftijd en bij geen al te beste gezondheid (om het maar euphemis- tisch te zeggen). Ook was dit publici- teitsterrein voor hen vreemd en moei lijk ("Haas" was vroeger officier, en "Teng" planter) en ondankbaar. Want de lezerskring van Tong Tong was vroeger een lastige groep om voor te werken. Zóveel misverstanden! Zóveel ongeduldigheden! Verder waren Teng en Haas "old-timers", dus hadden het rhythme, de moderne maatschappelijke routine en de doodgewone gezondheid niet om dit ontzaglijk veeleisende werk in het gevraagde hoge tempo te vol brengen. "Normale" ouderdomsver- schijnselen zoals vergeetachtigheid en b.v. doofheid namen soms gewoonweg catastrofale afmetingen aan. Ze traden tenslotte vrijwillig terug, hoe lief het werk hen ook was. Daarna braken de maanden en jaren aan van leven zonder Tong Tong, van steeds verder toenemende afsluiting van de wereld. Een hoogst enkele keer was er een toevallige ontmoeting, jach tig en kortdurig zoals gewoonlijk; "Hoe ga_t het?" "Hoe gaat het?" "Best". "Best". En dan helemaal geen ont moetingen meer. En tenslotte een haast laconiek verlaat berichtje dat alle contacten afgelopen waren. Zijn wij érg geroerd? Ja en neen. Ja, omdat Haas en Teng tenslote erg dicht bij ons gestaan heb ben. Dag na dag, maanden en jaren lang ons werk, onze vreugden en ver drietigheden deelden. Omdat ze voor ons méér waren dan verre meneren, immers: adiks! Daarom ook noemen we ze in deze afscheidsgroet zoals we ze bij leven altijd noemden: Haas en Teng. Haast net zo gewoon als Klaas en Peng! En verder zeggen we "neen" omdat dit komen en gaan van deze twee so bats gewoon is, immers hetzelfde gaan en komen van honderden en nog eens honderden abonnees gedurende de achter ons liggende jaren: ships that came and passed in the night: zo maar een wildvreemde a.r. uit Liwa of een zoutcontroleur uit Pamekasan, een te lefoonjuffrouw uit Weltevreden en een huisvrouw uit Soekaboemi, een sol daat uit Tjimahi en een planter uit Asembagoes, voorbeschikt om te komen en te gaan, en een korte wijle Tong Tong-er te zijn, maar in die korte wijle gestalte te geven aan een Indische Herinnering, een Indische Be lijdenis, een verlaat maar diep geroerd adieu aan wat zijns gelijke niet had in het leven op aarde: het Leven in Indië... 4 i

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1969 | | pagina 4