Aan hei sirand van een 'Meer van Zand' (Telaga Pasir) TELAGA PASIR (I) TELAGA PASIR (II) De beide hieronder volgende stukjes kreeg ik lang geleden toegestuurd, vaak tussen andere ingezonden stukjes door van een abonnee in het Rotterdamse, die zich Oom van me noemde en mij altijd aansprak met "beste adik Tjalie". Het waren meestal stukjes "zonder kop of staart" en meestal zó onsamenhan gend dat ik er niet wijs uit kon worden. Als ik hem een brief schreef om nadere toelichting, kwam er meestal toch weer een brief aan "mijn beste adik Tjalie" met dezelfde dongèngans. Er was niets mee te beginnen, maar op een wonderlijke manier voegden de talloze briefflarden zich toch aaneen tot een droomachtig landschapspa troon, ook al was er geen logische weg in te volgen langs b.v. beschrij vingen als: "...als ik naar de Zuidkust ging, volgde ik uren de weg noord waarts tot de zwarte brug bij Pono- rogo..." Dus één van de oudste minus- gebieden van Java, dus verhalen van armoe en nederigheid en uitzichtloos heid, waar genoegens alleen oasen in de woestijn waren. Ook voor Indo's Toen opeens achterop zijn brief een ander adres vermeld stond, in Den Haag, besloot ik hem op te zoeken. Het bleek een revalidatie-tehuis te zijn, waar hij nu gehuisvest was. In vele vertrekken zocht ik moeizaam naar mijn briefschrijver en stond eindelijk aan zijn bed. Hij sliep. De plooien van zijn deken markeerden duidelijk dat zijn benen waren afgezet. Je zoekt een mens en vindt een pop. Ik bleef een hele tijd ontzet en zwijgend aan zijn bed staan, neerkijkend op een vredig en betrekkelijk jong gezicht voor zijn 77 jaar. Zijn haar was nog zwart. Zijn ogen gingen onverhoeds open en keken mij kalm en observe rend aan, niet eens vragend. "Ik ben Tjalie", zei ik, en hij scheen het heel gewoon te vinden. Ik ging op zijn bed rand zitten en we probeerden te pra ten, maar zoals een latere bezoeker mij ook vertelde: hij kon geen enkele gedachte lang vasthouden. Ik ging weg en las thuis de inge zonden artikel-fragmenten nog eens over, lijmde zoveel mogelijk brokken aaneen tot sluitende stukken, liet ze overtypen door een behulpzame leze res van ons blad en stuurde ze naar de drukkerij. Zou HaEfEI in zijn schik zijn als hij zijn artikel toch wel in Tong Tong vond? Ik zou hem de tong-tong zelf brengen, voor nóg een ngobrol. Vandaag kwam zijn overlijdensbe richt met de post. Tenslotte tóch nop te laat. Zou ik de copy dan maar ver nietigen? Onder zulke omstandigheden besef je eigenlijk het best dat wij in Tong Tong niet schrijven voor onszelf en voor nu. Maar voor onze hele Indische familiekring. En voor later. Dus gaat deze copy mee alsof geen dood ons 12 scheidt Als een tong tong-slag gaat HaEfEI's verhaal over "Telaga Pasir" Tijd en Ruimte in. Is het voor één van onze lezers een bekende, levende slag? Neem hem dan over en vertel verder! Dan begrijpt U hoe AL het werk van Tong Tong een werk is voorbij de Vergankelijkheden van Voorheen en Thans en Morgen, omdat we het Be gin en het EINDE hebben leren ken nen in Indië. En het begin en het einde zijn volkomen gelijk. Dus zal ons ge worden wat T.S. Eliot bijna helderziend dichtte in "Little Gidding": ...The end of all our exploring Will he to arrive where we started And know the place for the first time. Through the unknown, remembered gate When the last of earth left to discover Is that which was the beginning..." Beste adik Tjalie, Hierbij zend ik je een ingezonden stuk dat wellicht in een van de volgende nummers van ons dierbare Indische blad Tong Tong kan worden opgeno men. In het Madioense bevindt zich een meer, Telaga Pasir genaamd, met een diepte van meer dan 300 meter. Aan dat meer is een groot gouvernements huis gelegen dat vele kamers voor logees bevat, weekeinders maar ook gasten die er langer blijven. Ook was er een restaurant aan dit huis verbon den. Mensen die een heerlijke, ver frissende wandeling in het heuvelter rein hadden gemaakt konden hier dan wat eten of drinken. Dit gouvernementshuis werd door een Nederlander beheerd. Niet ver er vandaan bevindt zich de dode berg "Goenoeng Lawoe" welke een hoogte heeft van meer dan 3000 meter. In de nabijheid van het logeerhuis had V je een buurtpasar waar de inheemsen hun inkopen deden. Ruilhandel werd er ook gepleegd zoals in pisangen en andere vruchten en goela arèn (Inland se suiker). Deze artikelen werden in het Patjitanse ingeslagen. Deze buurt pasar lag aan de grote weg van Solo naar Djokja. Destijds werd aan die weg een nieuwe suikerfabriek ge bouwd, genaamd "Kendong banteng" kennelijk zo genoemd omdat er hier in vroegere tijd bantengs (buffel) ver blijf hielden. Op een zondag waren wij met 23 per sonen in een door ons voor één dag van de onderneming "Liem" gehuur de bus naar dit meer toegegaan. Mijn vrouw had gezorgd voor 5 rantangs met makanan. In de buurt van het logeergebouw, zittend op het gras onder de hoge bo men, gingen we eten. Heerlijk was het hierna, languit op het gras liggend (na ons er van overtuigd te hebben dat er geen adders of andere soorten gif slangen aanwezig waren) uit te rusten van de wandeling en het lekkere eten. In de loop van de dag werd het res tant eten opgemaakt. Tegen 5 uur kwam de bus ons op halen. Na afloop van de rit werd door elk van de inzittenden aan mij 1, gegeven ter bestrijding van de ge maakte onkosten. Allen hadden een heerlijke dag gehad. Tot zover adik Tjalie. Een volgende keer wat meer. Vele hartelijke groeten en peloeks van Uw oude oom. HaEfEI Waarde adik Tjalie, hierbij stuur ik je weer een stukje dat, naar ik hoop, geschikt is om in ons eerbiedwaardige blad Tong Tong te worden opgenomen. Zoals ik reeds in een eerdere brief heb vermeld ligt het meer Telaga Pasir in het Madioense. Op een 200-250 meter van dit (grote) meer verwijderd ligt er één dat zeker 20 maal zo klein is en door de Javanen Telaga Tjelik (Tjelik is het Javaanse woord voor "klein") wordt genoemd. Vlak bij dit meer stond een gutta perchaboom, waarin de kinderen naar hartelust kon den klauteren en spelen. Op een zondag, na het ontbijt, reden wij met de kinderen en onze vriend Robbemond in drie auto's naar dit meer. Dit meer krioelde van visjes, die af metingen hadden van 4-7 cm. Met een schepnetje kon je die visjes van gen. Mijn vrouw had een braadpan en een Soetil (braadlepel) en een fles heerlijk ruikende en goerih (in het ne- derlan'ds niet te vertalen woord) sma-

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1969 | | pagina 12