MADS JOHANSEN LANGE
Koopman en diplomaat op Bali
Mads Lange werd in 1807 geboren als zoon van de koopman Lorents Lange in
Rudkobing, een stadje op het Deense eiland Langeland met vanouds veel
scheepvaart en handel.
Reeds op zijn zeventiende jaar ging hij naar zee en maakte een aantal reizen
naar Oost-lndië.
In 1833 vertrok hij als eerste stuur
man op het zeilschip "Pe Zuid" naar
Indië. Tot de bemanning behoorden
ook zijn drie jongere broers.
Samen met de kapitein van het schip,
de Schot John Burd had Lange een
handelscompagnie opgericht. Op vroe
gere reizen hadden zij o.a. Lombok en
Bah aangedaan en gezien de ligging
van deze eilanden op de handelsweg
tussen Singapore, Java en Australië,
meenden zij dat hier goede kansen
lagen om handel te drijven.
Na aankomst op Lombok wist Lange
van de vorst van Karangasem vergun
ning te krijgen tot vestiging van een
handelskantoor in de havenplaats Tan
djong Karang. De onderneming kwam
spoedig tot bloei doordat druk handel
werd gedreven op Singapore en China
en veel Amerikaanse en Engelse wal
visvaarders die op weg waren naar
het Zuidpoolgebied er kwamen provi
anderen.
Lange wist het vertrouwen te winnen
van de vorst van Karangasem en werd
diens raadsman.
Reeds na korte tijd kreeg hij echter
een geduchte concurrent in de En
gelsman George King, die zich geves
tigd had in het andere, toen op Lom
bok bestaande rijk, Mataram.
In 1838 brak tussen beiden rijken een
oorlog uit, die eindigde in de volkomen
nederlaag en ondergang van Karang
asem.
Mads Lange's factorij brandde tijdens
de strijd tot de grond toe af en hij
zelf wist op het laatste ogenblik zwem
mende te ontkomen naar een van zijn
schepen, waarmee hij een heenkomen
zocht naar Badung op Bali. Alles wat
hij in vijf jaren opgebouwd had ,was
verloren gegaan.
Van radja Kassiman van Badung kreeg
Lange vergunning tot het vestigen van
een nieuwe factorij in het kustplaatsje
Koeta en met deze vorst, in wiens
poeri Lange vaak te gast was, werd hij
zeer bevriend.
In de volgende jaren breidden zijn za
ken zich zeer snel uit en had hij weer
een vijftiental schepen in de vaart.
Toen Lange zich in Badung vestigde,
was daar ook een nederzetting van
de Nederlandse Handel Maatschappij
gevestigd, die echter in 1844 werd op
geheven doordat de onderneming van
Lange haar geheel had overvleugeld.
Door zijn kennis^ van de zeden, ge-
Mctds Johansen Lange, naar een schilderij
up Bali door een Chinese kunstenaar vervaar
digd.
woonten en taal van de Balinezen ge
noot Mads Lange het vertrouwen van
de bevolking en behaalde hij veel
grotere zakelijke successen dan de
Handel Maatschappij.
In de pendopo op de binnenplaats van
zijn factorij was het de gehele dag een
druk komen en gaan van Balinezen,
die zaken met Lange kwamen doen.
Na het vertrek van de N.H.M. waren
Lange en zijn medewerkers, tot wie
ook zijn broers Hans en Karl Emil en
zijn neef Christian Lange behoorden,
de enige Europeanen, die op Bali
woonden.
Daar Lange in de omgang met de
radja's blijk had gegeven over grote
diplomatieke gaven te beschikken,
stelde de Nederlands-Indische rege
ring hem, nadat hem het burgerrecht
was verleend, als haar officiële verte
genwoordiger op Bali aan.
Mede door zijn invloed op radja Kassi
man, die een wijs vorst was .waren de
toestanden in Badung .vergeleken met
die in de andere Balinese vorsten
dommen, betrekkelijk gunstig.
Vele uitgewekenen uit die rijken ves
tigden zich dan ook in Badung.
In die dagen stond op Bali op het
kleinste vergrijp de doodstraf. Meer
malen wist Lange voor een ter dood
veroordeelde gratie te verkrijgen. De
doodstraf werd dan omgezet in een
veroordeling om te werk gesteld te
worden op een van de schepen van
de Deense factorij.
Bij de schipbreuk van het Nederlandse
schip "De Overijssel" slaagde hij er in
dat de lading, die volgens oud gebruik
bij stranding van een schip door de
vorst werd toegeeigend, grotendeels
werd teruggegeven.
De schipbreukelingen van "De Over
ijssel' genoten bij hem gastvrijheid.
Inmiddels was er tussen de Indische
regering en de radja van Boeleleng
een conflict uitgebroken.
De vorst van dit rijk had n.l., vooral
door toedoen van zijn rijksbestuurder
Gusti Djilantik, geweigerd een verdrag
met de Indische regering te onder
tekenen, dat verschillende Balinese
vorsten in 1841 met haar gesloten
hadden en waarbij zij van hun oude
strandrecht afzagen.
Daarom werd in 1846 een expeditie
naar Boeleleng gezonden. Na de be
zetting van Boeleleng en Singaradja
trokken de Balinezen zich terug op de
moeilijk te nemen vesting Djagaraga,
in het binnenland. Daar de Nederland
se aanvoerder er niet veel voor voelde
om zich het binnenland in te wagen,
werd de hulp van Lange ingeroepen
om te bemiddelen. Slechts met twee
begeleiders begaf hij zich te paard
naar de Balinese versterking en slaag
de er in een accoord te bereiken.
Daar er reeds spoedig opnieuw moei
lijkheden rezen tussen de regering en
de vorsten van Boeleleng, Karangasem
en Kloengkoeng over de kwestie van
de strandrechten werd in 1848 ,n twee
de expeditie gezonden onder leiding
van generaal van der Wijck. Deze veld
tocht eindigde in een fiasco voor de
Nederlandse troepen door de heftige
tegenstand die de Balinezen bij hun
versterking Djagaraga boden. De ex
peditie keerde onverrichterzake naar
Java terug.
Pas de volgende expeditie in 1849
(waaraan ook de uit de Indische krijgs
geschiedenis zo bekende TOONTJE
POLAND deel nam) slaagde er in de
versterking te nemen.
Vervolgens wilde het Nederlands In
dische leger zich van Kloengkoeng
meester maken, het rijk van de Dewa
Agung, die als afstammeling van de
vorsten van Madjapahit de hoogste in
rang onder de Balinese vorsten was.
Hier werd het verzet geleid door Agung
Istri de zuster van Dewa Agung, een
vrouw van grote energie en wilskracht.
Aanvankelijk had de actie succes, maar
in de nacht werd het Nederlandse le
gerkamp in Kasoemba aangevallen en
werd de aanvoerder van de expeditie,
generaal Michiels zo zwaar gewond
dat hij de volgende nacht aan zijn ver
wondingen overleed.
Het moreel van de troepen, die toch
al uitgeput waren en met ziekten te
kampen hadden, kreeg hierdoor een
grote slag.
6