erg militair gaan doen, een soort über- kompensierung, en dan moest je op passen. Van Dam hoorde helaas tot die cate gorie en dat gaf nog wel eens aan leiding tot moeilijkheden met onder geschikten van de schutterij, die ech ter op kantoor in rang boven hem ston den. Ik herinner me daarvan een kostelijk geval. Van Dam was op een gegeven ogenblik commandant van een onder deel, waarbij de in ambtelijke rang veel hogere mr. Ouwerleen als ge woon schutter diende. Ouwerleen, die het leven van de ge moedelijke kant opnam (hij is nu 91 en leeft nog) had er op een dag hele maal geen zin in en bleef van het appèl weg. Van Dam, die vond, dat er maar ge diend moest worden, controleerde zelf de appèls en schreef op kantoor hoogsteigenhandig de boetebriefjes, uit. Dat deed hij daags erop nu ook en liet door de oppasser het briefje bij mr. Ouwerleen bezorgen, mét het expeditie-boek. Mr. O. bekeek het vodje, legde het op zijn tafel en zei tegen de oppas: "Bilang baik". Waarop de oppas rea geerde met hem het expeditie-boek ter tekening voor te leggen: "Toean van Dam minta téken". Hierop zei mr. 0. iets van: "Zeg maar tegen de toean dat-ie in een knoop kan waaien", en dat was van Dam helemaal niet naar de zin. Gebelgd klom hij in zijn penhouder en schreef iets in de trant van: "Geachte mr. Ouwerleen, als com mandant v/d Bat. schutterij gelast ik U voor de ontvangst van dit schrijven en het boetebiljet te tekenen". Weer de oppas met het expeditie- boek. Mr. O. leest het kattebelletje, geeft het terug aan de oppas en zegt doodlakoniek: "Bilang baik". Hiermee was de maat vol, van Dam ontplofte ongeveer. Het werd nu ernst. Op een vel folio-papier schreef hij nu: "Schutter O., als commandant van de Bataviase schutterij gelast ik U in het expeditie-boek voor ontvangst te teke nen, overeenkomstig artikel zoveel v/h reglement op de schutterijen. In geval van weigering zal ik tot vervol ging moeten overgaan en U voor de krijgsraad trekken". Mr. O. las dit briefje, nam een bon netje en schreef daarop: "Geachte heer van Dam, zou U nu eindelijk niet eens aan Uw werk gaan?" Deze reactie was speciaal daarom zo vermakelijk, omdat, als we het op het departement hadden over "bootaf- houders", de eerste prijs onbetwist toeviel aan van Dam, die voor alles tijd had, behalve voor zijn eigenlijke werk, en de tweede prijs met algeme ne stemmen werd toegekend aan mr. O., een man van meer dan gewone intelligentie en met een gezond gevoel voor humor, maar die zich niet uit zijn voegen werkte. Zijn levensdevies was: bezigheid is goed voor een mens, maar het moet nooit ontaarden in arbeid". Bleek van ergernis kwam van Dam met het verhaal bij me, "maar", zei hij, ik zal die vlerk wel krijgen". Ik barstte in lachen uit en van Dam, niet verdacht op déze reeactie, verdween onhoorbaar. Even later ging ik naar O. en vroeg: "Man, wat heb je nou toch weer uit gehaald!". De reactie van Ouwerleen was: "Tja, die pias hangt me allang bij vamen de strot uit, laat-ie maar doen wat-ie niet laten kan. Als hij duelleren wil, mij best, ik ben reserve vaandrig geweest in mijn studententijd en weet ongeveer hoe je een sabel moet vasthouden. Als van Dam de keus van de wapens krijgt, kiest hij natuurlijk de penhouder, daar is hij voor opgeleid". Tenslotte is de zaak met een sisser afgelopen, O. heeft er nooit meer iets van gehoord. Van Dam heeft blijkbaar bijtijds beseft, dat hij zich alleen maar onsterfelijk belachelijk zou maken. Een andere opvallende figuur onder de officieren van de schutterij was de directeur van de Landsdrukkerij, Quentin, een prima vakman en een goed bedrijfsleider. Hij was klein van stuk en deed erg krijgshaf tig en daarom noemden we hem Lees verder volgende pag. Tussen Pasoeroean en Ban gil, genomen op een late zondagmiddag,op weg naar huis, naar Soerahaja. Deze foto stuurde "Oom Joop" ons toe met een mijmerende toelichting: Dit tafereel heb je honderden keren gezien, en ik heb het honderden keren méér gezien, en hoop het nóg honderden keren te zien. Want nog steeds ben ik onder de indruk. Oemoer pandjang, ja, Tjaal! De foto is qua compositie ook helemaal fout, maar ik kon geen betere hoek krijgen, om het impressionele op zijn top te drijven, zonder iets van de compositie prijs te geven. Het is zondagmiddag en je komt van een week-end. Wat voor week-end doet er niet toe. Met een motorfiets en een "knaap" als buit op je duo. Met de auto na een hengel- partij, waar je nauwelijks wat gevangen hebt en de rest van je aas in je thermo hebt ge stopt om straks te laten gorèng als "djodoo" voor je onverdiend biertje (dat er niet min der om smaakt). Of, (sorry, ja, erg veel of's en straks ook een beetje offside) zo maar van een week end. De kinderen moegeravol slapen in aller lei houdingen op de achterbank. Of...je rijdt terug van een week-end met je vrouw alleen, in ieder geval een vrouwelijk wezen Ook zij is moegespeeld... Zij slaapt met haar hoofd tegen je schouder en jij bezorgd, dat zij "mlorot"jij houdt haar hand vast als "one hand-driver"Of je houdt je hand op haar knie... Dan zie je, wat je op deze foto ziet, maar honderd maal mooier, want geen enkel toe stel, geen enkele film kan weergeven, hoe fel de zon op de weg weerkaatst wordt. Het doet je ogen pijn en het neergelaten lichtscherm maakt de zaak niet beter. Maar je geniet van het onwerkelijke tafe reel, de vredigheid van de stemming, verhoogd nog door het rustige vegen van de erven door vrouwen en kinderen, waarna ze het vuil ver branden. Door rook en stof krijgen we bij dit tegenlicht charmante lichtspelingen, waar door je je op een heel andere planeet waant... Ik weet niet eens, wat die man met de lege rombong verkocht heeft, die van Bangil naar zijn dessa terugwandelt. Misschien is hij een gewone toekang patrie, maar deze keer gaat het alleen om die mooie schaduwen die hij naar ons toezendt... 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1969 | | pagina 13