VERMAAT ZONEN Gevleugelde woorden "Napoleon". Toen hij op een keer weer eens voor een inspectie langs de rijen kwam schrijden, stond hij plotseling stil en zei bij wijze van grap tegen iemand van zijn eigen personeel: "Schutter, waar heb ik jou meer gezien?", waar op de ander met een stalen gezicht zei: "Bij Austerlitz, Sire". Een andere zeer kleurrijke figuur (maar die heb ik alleen bij overlevering gekend) was de commandant mr. Penn, tevens Directeur van Onderwijs en Eredienst. Hij was zeer bekwaam en toegewijd, maar zijn grote liefde ging toch uit naar zijn honoraire baantje van schutterij-commandant met de rang van overste. Het was om zo te zeggen zijn "violon d'lngres". Bij de jaarlijkse parade op Konings verjaardag presenteerde hij op een sado-biekje gezeten met trots zijn korps aan de parade-commandant. Na afloop van de parade (8 uur) moest hij zich als de gesmeerde bliksem gaan verkleden om te verschijnen op het openbaar gehoor, dat de G.G. op die dag altijd hield in het Paleis op Rijs wijk. Alle kopstukken uit regerings- en par ticuliere kringen waren voor hun fat soen verplicht daar te komen opdra ven. Penn nu had hij het verwisselen van uniform tegen ambtsgewaad vergeten zijn sporen af te doen. Wat een grap jas aanleiding gaf tijdens de receptie de opmerking te maken: "Penn, je bent nu wel Directeur van Onderwijs, maar ben je wel van, bóven wijs??", daarbij op de sporen wijzend. Was het doorgaans alleen maar een hinderlijke hansworsterij, bij het uit breken van de 1ste wereldoorlog au gustus 1914 werd dat anders. De schutterij zou niet hoeven te vechten, maar zou belast worden met de be waking van legermagazijnen, spoor wegverbindingen etc. Er werden ook voortdurend schietoefeningen gehou den op het militaire schietterrein ach ter Petodjo. Dat was een kolfje naar mijn hand, ik schoot nog wel eens een prijs weg. Maar ik was maar een suk kel en een brekebeen vergeleken bij die boomlange, broodmagere Leidel- meyer, die in alle houdingen, staand, knielend of liggend, bijna nooit de roos miste. Hij was commies bij het departement, waar ik ook werkte, maar ik heb me altijd zijn mindere ge voeld, ik had een geweldige hoogach ting voor die man, ook om zijn gave karakter en zijn grote bescheidenheid (ik heb bij B.B. overigens meer Leidel- meyers gekend, allen prima kerels). Met lummelen was het nu bij de schutterij gedaan, het werd nu ernst en mijn collega van Dam kwam nu pas goed los. Hij was inmiddels comman dant geworden van het korps wielrij ders. Het sjouwen met die zware Beaumont begon me te vervelen en ik vroeg overplaatsing naar het korps wielrij ders, hun uitmonstering was de dienst revolver en bovendien mochten ze in plaats van de Atjeh-helm oud-model de bamboehoed dragen. Van Dam liet ons verre tochten maken in de omgeving van Batavia ,eens wer den we bij Angké overvallen door een zware bui, maar we reden door of er geen vuiltje aan de lucht was en van Dam was enthousiast: "De kerels vin den het fijn", zei hij tegen me. Ik zei maar niets terug. Kort daarna werd van Dam weer eens overgeplaatst, ik meen naar Buitenzorg en toen ging het wat kalmer. Het gevaar, dat Nederland en daar door ook Indië in de oorlog zou wor den betrokken, leek toen ook vrijwel geweken. Inmiddels was ik op mijn verzoek weer teruggeplaatst naar de gewone infanterie en ontdekte ik op een mooie middag, dat ik bij de over boeking van de wielrijders naar het voetvolk niet op de appèllijst voor kwam. Ik dacht toen: "laat ik me sja kes houden en volgende week niet op komen, eens kijken wat er gebeurt". En er gebeurde niets. Dat leek me een buitenkansje. Ruim 8 maanden is dat goed gegaan, toen werd ik ge snapt. De zaak zou voor de krijgsraad komen; er was ten slotte nog altijd oorlogstoestand. Ik stapte naar de au diteur-militair, mr. Jan ten Brink, een bekende figuur op Batavia in die tijd. "Tja, U hebt een voortgezet delict ge pleegd, zoals dat heet, ik zal U voor de krijgsraad moeten dagen, wacht U maar af". Nu waren de straffen onaangenaam streng, je werd van zaterdag na kan toortijd tot maandagochtend 6 uur knijp gezet in de hoofdwacht. Als je b.v. 3 maanden kreeg, was je er en kele jaren gloeiend bij. Maar inmiddels naderde het ogenblik, dat ik met bui tenlands verlof zou gaan (april 1915). Ik ging naar het kantoor van de Rot terdamse Lloyd en vroeg dringend me niet op de passagierslijst te zetten van de Sindoro. Gelukkig duurde het eni ge tijd vóór mijn zaak voor de krijgs raad kwam. Ik heb tot voorbij Sabang nog in de rats gezeten, dat ik door een militaire patrouille van boord zou worden gehaald en pas gerust toen we buiten de territoriale wateren waren, waarna onmiddellijk een daverend feest op touw werd gezet door mij en mijn vrinden, die dezelfde reis maak ten. Nauw was ik in Holland aangeland of ik kreeg een dikke enveloppe van het Departement van Koloniën, dat ik bij verstek was veroordeeld tot 3 maan den, te vervangen door een boete van 300,Daarmee ging mijn eerste maand verlofsalaris de lucht in, maar daar kwam ik overheen. Toen ik eind 1916 van verlof terug keerde was de toestand grondig ver anderd en de schutterij zo goed als gelikwideerd. Si KOLOT Het euvel van onnauwkeurig of on volledig citeren van woorden van gro te mannen zoals Coen, Kipling, Paul Kruger, gaat nog steeds voort, zelfs ook in Tong Tong. Moge ik een po ging wagen tot verbetering. In TT nr. 22 vind ik op pag. 5 vermeld: "Denk maar aan de woorden: "Dispereert nooit! Daer kan in Indië iets groots verricht worden!" In het oude verza melwerk van Dr. H. Colijn "Neerlands Indië", schreef Prof. dr. J. E. Heeres (ik citeer hier helaas gevaarlijk uit het hoofd) over Coens brief aan de Hee- ren XVII: "Dispereert niet, ontsiet uwe vijan den niet...daer en is ter werelt niets wat ons kan hinderen of deren, want God met ons is", enz. L. C. Heyting Thzn Om des inzenders eigen woorden te gebruiken: vele schrijvers van brieven of art. "citeren helaas gevaarlijk uit 't hoofd", a. omdat het onmogelijk is de welhaast ontelbare gevleugelde woor den letterlijk precies te onthouden, b. men de benodigde naslagliteratuur niet heeft (of bij de hand heeft), c. men geen tijd of trek heeft om een gevleu geld woord op te zoeken, d. de samen vattende aard van een citaat toestaat dat men een gevleugeld woord min der precies aanhaalt (zoals in dit ge val), e de meeste mensen tevreden zijn met de waarheid dat goede ver staanders méér dan voldaan zijn met een half woord. T.a.v. Indische historie zijn wij alle maal min of meer insider, en dan mo gen minder juiste verwijzingen of ci taten getolereerd worden, behalve wanneer vóór een scherpe bewijs voering exacte citering nodig is. Red. Veel zwaarder schijnt de straf, die wordt vastgesteld door een zachtmoe dig man. Seneca Wat de stervelingen doen ontgaat de goden nooit. Ovidius De druppel holt de steen, de ring slijt door gebruik. Ovidius Een arend vangt geen vliegen. Erasmus Het grootste sieraad van de ouder dom is autoriteit. Cicero JUWELIERS 4 x DEN HAAG NU OOK IN HET NEDERLANDS CONGRESGEBOUW 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1969 | | pagina 14