7
de heilige gamelan ten minste zien, en
het liefst even aanraken. Ook probeert
men te grabbelen naar de centen, die
een kratonambtenaar vanuit de twee
de paleispoort rondstrooit.
Dan begint het gamelanspel, dat zes
dagen en zes nachten doorgaat, met
uitzondering van donderdagavond, ma-
lem djoemaat. Natuurlijk worden de
twee gamelanstellen om beurten be
speeld, want anders hielden de spelers
het niet uit.
Ook de terugkeer van kjai Sekati
geschiedt onder militair geleide. Daar
na kan de afgesloofde gamelan weer
een jaartje rusten.
Tijdens dit zesdaagse gamelanspel
wordt op de aloen-aloen een jaar
markt gehouden, die Sekatèn heet en
een zeer vrolijk karakter draagt. Dit is
best te begrijpen, als we aan onze
kermissen denken. Kermis komt van
kerkmis, een kerkelijke plechtigheid.
Eerst gingen dus de gelovigen naar
de mis in de kerk, naar de kerkmis, en
als die afgelopen was vonden ze voor
het kerkgebouw de kramen van de
kermis, waar ze konden kopen ver
kopen, eten en drinken, zich verstroo
ien en vermaken. Zo werd de kerk
mis tot een kermis, een volksvermaak
en velen in Nederland wisten niet
meer, dat dit amusement ooit iets met
kerk of geloof te maken had. Zo ging
het ook met de sekatèn, die een soort
van publiek vermaak werd, ofschoon
daar, voor de gelovige Javanen, het
verband met het geestelijke door de
gamelanmuziek op het moskeeterrein
duidelijker bewaard bleef. Het bestuur
der vereniging Mohammadijah tracht
te voor de oorlog dit verband nog te
versterken, door tijdens het spelen
van kjai Sekati in de moskee gods
dienstige lezingen te laten houden.
De jaarmarkt, Sekatèn, was vroeger
heel wat eenvoudiger dan thans.
Dr. J. Groneman, de lijfarts van de
sultan van Djokja, liet reeds in 1895
een heel interessant boek verschijnen
over "De Garebeg's in Ngajogyakar-
ta" met "photogrammen" van Cephas,
een Christen- Javaan (Cephas Pe
trus), die uitmuntend kon fotograferen.
Dr. Groneman vertelt dan, dat in
1888 buiten de moskeepoort "enkele
en dubbele rijen van bamboekramen
en waroeng's waren opgeslagen, waar
in Maleiers, Chinezen en enkele Java
nen hun koopwaren uitgestald hebben
en spijs- en drankventers de moede
wandelaar voeding en lafenis aanbie
den". Doch toen reeds waren enige
veranderingen op til. De snoeperijen
waren nog van inheemse oorsprong,
maar onder de koopwaar en zelfs het
speelgoed was reeds heel wat uit Eu
ropa. Bovendien zag men er al "draai
molens en Russische schommels, een
"restauratieloods" met Europees en
Indisch eten en ook voor het eerst
een "Jan-Klaassentent met draaior-
gelmuziek en tromgebons". Dr. Gro
neman vond dit enigszins een tegen
stelling met de plechtige tonen van
kjai Sekati.
Evenwel, de opmars der "bescha
ving" viei niet te remmen en zo zag
men ruim een halve eeuw later een
complete kermis op de Djokjase aloen-
aloen, het veelvoud van 1888. Er wa
ren allerlei vermakelijkheden, zelfs een
bioscoop. Ik herinner me ook nog een
grote, wat geheimzinnige tent met uit
lokkende afbeeldingen van veel vrou-
lijk Indonesisch schoon en het pakken
de opschrift: "Seratoes persèn Bali"!
Verder was er, vlak bij het Java-
Instituut, een koeda-képang-vertoning.
De vertoner, op een bamboe-paardje
gezeten, huppelde rond als een paard,
dronk water en verslond haver als een
echte koeda, en toen hij flink opge
wonden was het zweet gutste hem
langs het blote lijf at hij zelfs van
een lampeglas. Smakelijk eten!
En onder dit druk-vermaak van tien
duizenden geen dronkemansgelal, zo
als men helaas te veel in ons vader
land aantreft en -trof. Alleen maar wat
zakkenrollers en ronggèngs.
Bij die gelegenheid kopen de Ja
vaanse bezoekers ook gaarne lange
zwepen. Als zij daarmee flink klappen,
betekent dat voorspoed. Ik heb er toen
ook twee gekocht, voor mijn toen nog
zéér jeugdige zonen, maar voorspoed
heeft het ons niet gebracht, hoe hard
er ook geklapt werd. Integendeel, de
knapen sloegen er elkaar mee om de
oren, hetgeen niet de bedoeling was
geweest.
Mede om die zwepen en die gedach
te aan voorspoed is de sekatèn mis
schien wel oorspronkelijk een vrucht
baarheids-, een oogstfeest geweest.
Maar omdat de Moslimse feesten het
hele jaar door plegen te verschuiven
het Mohammedaanse jaar telt maar
354 of 355 dagen heeft de sekatèn
in dit opzicht veel van zijn betekenis
verloren. Doch de gezelligheid voor
iedereen, Moslim of niet, was geble
ven.
Slotopmerking:
Voor dit verhaaltje heb ik, behalve
aan J. Groneman, veel te danken aan
het werk van R. Soedjono Tirtokoe-
soemo, De Garebegs in het Sultanaat
Jogjakarta. Doch ook heb ik een en
ander mogen putten uit een hand
schrift van dr. Th. Pigeaud, dat o.a.
de godsdienst der Javanen behandelt.
Voor zijn toestemming, mijn hartelijke
dank!
We kunnen dit grapje van dr. de
Graaf extra op prijs stellen, omdat uit
zo'n commentaar blijkt hoe veel Euro
peanen tegen allerlei spirituele en ma
gische verschijnselen aan keken, waar
Indonesië zo rijk aan was. Wie Indië
echter lang en "intens" heeft leren
kennen, denkt aan die koeda-kepang
vertoningen nog steeds met stille ont
steltenis terug: hier is al het normale
redelijke Europese denken opeens de
weg kwijt.
Vermoedelijk mede door de lange
en regelmatige vasten-perioden die
aan de sekatèn voorat gaan, raken de
deelnemers gemakkelijk in trance en
worden daarbij "griezelig echt" paard:
trappelen, steigeren, hinniken, eten
hongerig vele bossen gras en drinken
b.v. een emmer water leeg, wat "ge
woon téchnisch niet kan". Daarnaast
lijkt het glas-eten "fakir-achtig be
kend", maar is natuurlijk evenmin ver
klaarbaar. Soms wordt zo'n paard dol,
stormt als krankzinnig het publiek in,
en kan alleen door vijf, zes man weer
bedwongen worden.
Met de sekatèn (en menige kleinere
pasar malam) verzeilt de sekatèn van
de pret-kermis ineens in het sprook
jesland van Aladin. Ook al omdat op
een andere manier goochelaars en ver
toningen van gok-trucjes de massa
beurtelings van een tastbare in een
ontastbare wereld slingeren. Een se
katèn is een kermis waarop men zich
betoverd voelt... Red.
Feestelijke drukte tussen de talrijke waroenkjes en kraampjes op de aloen aloen in Solo
tijdens een Sekatèn.