WIE?
Jos. van Arcken
BESI KOENING (1)
BESI KOENING (II)
OELING
"BERSIH KOENING"
In de rubriek "Wie?" van T.T. oktober
1969 werden door verschillende lezers vragen
gesteld over de onderwerpen Be si kuning,
Oeling, Nini Towob en een boom met vruch
ten met een vreemdsoortige vorm. Hieronder
laten wij de antwoorden volgen van de heren
W. Schardijn, C. Haarnack en Th. Rusche.
BESI KUNING (Tossan Djeni Kr.)
geel ijzer; deze benaming slaat niet
op een ijzersoort, maar geeft als "besi-
brani" (magneetstaai) en "besi-adji"
(Magisch ijzer) de eigenschap van
het metaal weer.
Van een dergelijk wapen is in de
wajangverhalen o.a. in de "lakon Da-
mar-Woelan ngèngèr" sprake, waar
mede de reuzenvorst met de honde-
kop Sang Wirabumi van Blambangan
en meer bekend als Menak Djinggo
(Paarse Ridder) zijn vijanden overwon,
die streden voor Ratu Aju Dyah Suhita,
alias Prabu Kenja (Maagd-koningin)
van Madjapahit, naar wier hand hij
dong en een blauwtje liep.
De koningin beloofde degene te zul
len trouwen, die Menak Djinggo kon
verslaan. Damar-woelan (Mane
straal), als grasjongen bij de Patih
Logendèr werkzaam, kreeg van zijn
guru (leermeester) daartoe de ze
gen en trok ten strijde. Hij werd met
het magische wapen van zijn tegen
stander geveld, maar met de hulp van
de twee bijzitten van Menak Djinggo
kwam hij in het bezit van de "besi
kuning" en wederkerig versloeg hij
daarmede de reuzenvorst, zodat hij
hierdoor de hand verwierf van zijn
koningin en de troon van Madjapahit
besteeg. Onder de naam Brawidjaja.
Hetgeen men als besi-kuning tegen
goede prijzen aan de man tracht te
brengen (krissen, tjabangs enz.) is dus
niets anders dan geel nikkeistaai of,
als het brokken zijn, pyriet.
W. F. W. Schardijn
De besi koening is reeds eeuwen
lang bekend bij de Javanen. In tal van
hun verhalen werd het metaal genoemd
en geroemd om de bijzondere eigen
schappen, die het bezat. Zoals de
naam al zegt, moet de besi koening
een soort van metaal zijn, dat op koper
of goud lijkt.
Vroeger werd door bepaalde doe-
koens besi koening in de vorm van
hele fijne staafjes van enkele millime
ters lengte in het lichaam en wel on
der de huid gebracht van personen,
die er om vroegen om daardoor be
paalde eigenschappen te verwerven.
Zo'n behandeling werd soesoek ge
noemd. Werd zo'n soesoek in het voor
hoofd van een man verricht, dan zou
12
hij een grote aantrekkingskracht op
vrouwen uitoefenen. De djago's (vech
tersbazen) lieten zo'n soesoek in hun
onderarm verrichten om sterk en on
kwetsbaar te zijn.
C. J. Haarnack
^/vïVK
OELING. (WELUT) aal of paling,
waarvan de naam alleen al gedachten
associaties met onze "guling" (rolkus—
sen) teweeg brengt en ten rechte, want
groot en rond zijn zij. Dat zij in de
20-er jaren druk besproken werd komt,
doordat na de 1e wereldoorlog er een
moderage heerste tot het gebruik van
reptielenhuiden en vogelaigrettes. De
jacht en handel in deze artikelen flo-
Voor Omega, Zenith en vele
andere goede merk-horloges
naar
Laan van Meerdervoort 520
Den Haag - Telef. 33 64 41
(ten onrechte "Besi Koening" of "Bre-
sih Koening").
Wat vragensteller beschrijft als een
soort erts of op koper lijkend materi
aal in een fles is beslist geen "bersih
koening" maar zal vermoedelijk een
meteoorsteen of ook misschien een
erts met diverse metaaloxyde waar
tussen koperpyriet zijn (Wijnkoops
baai vondst?).
De "Bersih koening" is een alliage
van de toen bekende (7) metalen goud,
zilver, koper, lood, zink, tin en ijzer (in
gelijke gewichtsdelen) plus andere toe
voegingen, vermoedelijk o.a. platina
e.a. Het verkregen product had een
goudkleur en de heldere klank van
goud (gouden munt!).
De wijze van vermenging van de
metalen en de gebruikte katalisator(en)
was een geheim. En dit geheim is met
de laatste "onbekende" bezitter be
graven.
Volgens een Solo pryai, oud school
vriend van mij, die ik in 1925 terugzag
en die in het bezit was van een enig
zins bewerkte "Bersih koening" ring
zonder akik of iets dergelijks, kon
iemand die er de eigenschap voor had
met de ring aan een nat touw bij
wijze van wichelroede? diverse
voorwerpen of ertsen opsporen. Dit
moet wel oorspronkelijk het doel zijn
geweest van de "uitvinder".
Theo Rusche
reerdë als nooit tevoren en men lette
dientengevolge nauwkeurig op de ge
dragingen dezer dieren, zodat er niet
alleen druk over gesproken werd, maar
ook werden deze verhalen dooreen
geklutst, zodat er een verward geheel
door is ontstaan.
Laten wij proberen dit kluwen uiteen
te rafelen en beginnen met de hierbo
ven genoemde vis, die zich in de mod
der placht terug te trekken, ook al is
het water in de rivier, moeras of meer
in de oostmoesson droog gevallen. Bij
een "lindu" of aardbeving, waarvan
men gelooft, dat zij een ongunstige
invloed op de nog ongeboren vrucht
heeft, kruipt deze reuzenpaling uit zijn
modderschulp, doordat hij zich be
dreigd voelt, zodat hij gemakkelijk ge
vangen kan worden.
In de grote Indonesische rivieren
komt de "ikan berot" voor, die in holen
in de taluds huizen en die zich door
een reeds van verre hoorbaar gebrom
"berot - berot - berot" verraden. Met
een geroutineerde, nooit falende greep
achter de kop, worden deze vissen
gevangen, evenals de op hem gelijken
de en om zijn vel hooggewaardeerde
doch giftige wrattenslang, die door
haar oranjekleurig vlees als "ikan
zalm" door de bevolking wordt aange
merkt en als zodanig geconsumeerd.
Ik heb het onwetend ook eens gegeten
bij een Pembarap (eerst aanwezen-
de).
De WELING is een zeer gevaarlijke
gifslang, is blauw-zwart van kleur en
getekend met gele banden en is een
broertje van de nog gevaarlijker WE-
LANG van dezelfde kleur, echter ge
tekend met gele ringen. In India heet
deze slang "krait".
De LUWING is een roestbruine mil-
lioenpoot, die in rust zich in een spi
raal oprolt en is in tegenstelling tot de
KLABANGS (duizendpoten) totaal on
gevaarlijk'. De legende wil, dat als men
door dit dier wordt gebeten hij niet
eerder zal loslaten, alvorens er een
ratelende donderslag wordt gehoord.
Dit maakten onze babu's ons wijs, om
bij ons een algemene afkeer aan te
kweken voor andere meer gevaarlijker
insecten en kruipend ongedierte.
W. F. W. Schardijn