voor de cavallerie dat Jan en Duif tezamen
bracht
zodat ze elkaar dreunend op de schouders
slaan
en zien na jaren nog weer eens ferm aan.
Terwijl Schelhaas besnord, een waardig
uitzicht bood
was Korver in zijn gezicht hoog rood
want als niet-Indische gasten moet gij weten
dat Europeanen in de Oost rood zien en
zweten
terwijl Javanen niet over de evenaar belanden
dan op gevaar van blauw zien en
klappertanden.
Ook wij zijn gelukkig om onze vrinden
in de bergen bij de paarden weer te vinden.
O geur van nieuw leerwerk, Arabieren en
Javabloed
in het soldatenkamp aan de bruine vloed.
O geschetter van de vroege reveilletrompet
die de mannen als mieren aan het werken zet.
Is het geen visioen uw ziel te doen versmelten
Duif louche en wel, Jan met zijn lange stelten
fier te zien draven op paardepoten
in mantels, strohoed op en onverdroten?
Een witte brug ligt over bruine kolken.
Daarover kloppen de hoeven van hele volken
van paarden, terwijl voor het plotse invallen
van de avond al zijn ingericht de stallen.
Voor de ochtend kriekt boven de manskwar
tieren
baadt Papandajan al in licht. In alle kleuren
loodgrijs, diepgroen, helgeel, zeeblauw
hangen boven de bergen de wolken. Nauw
dat de zon verschijnt zien we voor de
ochtendwasserij en
de mannen half in het wit zich laten glijden
in het bruine water waaruit bij tijden
een paardehoofd opduikt. Samen vermeien
zich ruiter en paard. O vlammen die traag
van het vuur voor het morgenoffer aan de
maag
opstijgen. Tuig en zadels liggen gesmeten
over het pad. Blik en vaatwerk, geuren van
eten,
vertreden gras en groen van verse paardehopen
daverend gescheld, genot om daar doorheen
te lopen.
Kortom, hoe uitnemend bestudeert men hier
de mens en zijn verlengde het edel dier.
Van alle rangen onderscheidt men, gedragen
de distinctieven op de open kragen,
sterren of baken... De kinderen lopen
en krielen in het rond, in ijdel hopen
dat ze mee worden genomen op avonturen
de bergen in, loopgraven en tirailleren,
bestorming van bentengs, echelonneren.
Maar ach! alle gevlei gaat teloor
en 's avonds pas zien ze de door en door
vermoeide troep in het zadel nog stram van
rug
de straat langs rijden en naar huis terug.
Wel tikt een hand op het hoofd en vraagt
men 'n jong naar zijn school of vermaag-
schapping, wordt zo de band
tussen Jan Soldaat en de burgerstand
door kinderhand gelegd, volgt invitatie
voor Zondag na kerktijd op een kopje koffie.
Op een keer wordt de dag afgesloten
met een serenade voor soldaat en officier.
In de soos verzamelen zich de legergroten,
wordt volop getapt het lager bier.
De hele emper schittert van de helden
terwijl in de tuin tussen de klapperstengels
het laatste zonnegeel glimt in het vallend
duister.
Voor op het erf zet een ronzebons luister
bij aan het drukke vertier daarbinnen
verdringt zich het straatvolk om om een
glimp te winnen
van het feest, lichten flambouwen op en
werpen hun schijnsels over gedein van koppen.
In de scene op de emper als karbonkels gevat
zitten Duif en Jan om het marmerblad,
maar geleidelijk wordt Duifs bleke falie
gestoofd
tot rood, stijgt de drank hem naar het hoofd.
Jan makkelijk onderuit, speelt langzame wals
met de hand na en zingt krachtig en vals.
Haren verward wil hij nog niets snappen
wat Duif mankeert als die plots in twee
stappen
de stoep af is en achterwaarts loopt de tuin in
terwijl allen nog raden naar slot en zin
zijn tuniekjas losknoopt, verschijnt in het
jeager,
hemdsmouwen opstroopt op armen die mager
pezig en bleek tonen met blauwe banen
van de aders en parmantig als een haan
Jan toeroept met het onverwacht vermaan:
Kom der maar eens uit Langpoot je!
Korver, nu pas voor het eerst met deze naam
gedoopt
springt op van de tafel naar Schelhaas die
loopt
verder nog achteruit door het verstomd publiek
in de consternatie zwijgt de muziek
Dan pakt hij hem bij de polsen alle twee,
braakt uit: Mot je mijn ouwetje?
en Duif? Wel Duif die zegt niet: Nee!
Wie denkt dat die twee elkaar zouden
verworgen
nodig ik aan het station vroeg in de morgen
de volgende dag. In de ochtend vertrekt de
trein.
De manoeuvres over is het weer het sein
voor beiden de hand te schudden ten afscheid.
Scheiden en weerzien steeds voor korter of
langer tijd.
De tijd, ja de tijd die zoveel zal leren,
leert ons niet dat z' een van beiden grote
meneren
ooit worden. Wat geven ook gouden kragen?
Dan beter een paar flesjes port achterover
geslagen
En voor de jongens en hun makkers glijdt
niets zo gezwind voorbij als die Indische tijd.
Terwijl Duif genoeg heeft aan zijn droogje
en natje,
vooral nat, wat rijst en een ikan sepatje
heeft Jan een njai, bergen bilik wanden
zijn geluk. Hij kijkt het hoofd in de handen
naar de jonge vrouw koel in haar kain
en ziet de welving van haar boezem aan
als ze zich buigt zodat het lampeglas
aan de lichte wand meebuigt. Zo pas
vindt hij, voelt men zich hier thuis.
Buiten in het maanlicht klinkt kaligeruis.
Toch is hij pas tevreden onder Duif's snauwen
steeds snibbiger naardat diens haren
vergrauwen
en oogwit vergeelt. Zie hen waardig,
Jan als kapitein en Duif als zijn vaandrig
voor de gouden pajong defileren op de parade.
Zo komt er toch iets van de grote daden
waarvan ze vroeger als jongens eens droomden
en ze denken niet aan repatriëren
waar ze zich hier zo voortreffelijk
installeerden.
Dat is beter dan als bavianen in Holland
weerom te komen.
Maar niet eeuwig duurt het levensfestijn,
de toekomst blijkt Japanse tijd te zijn
en op het toneel verschijnen plots Japanezen
dat je denkt: Mag het hetzelfde Indië wel
wezen
En het is of ons verhaal in het niet verstuifd
met de komst van de Jappen. Yan Jan noch
Duif
nog een spoor. Dus blijft het bij gissen.
Als ik moest raden zou ik niet ver mis zijn
als Jan het erdoorheen wist te halen,
Duif daarentegen het gelag moest betalen?
Duif bij het oud papier, Jan weet zich te
sauveren,
leeft als een prins, Duif bij de oude kleren.
Zoals Jan zich nuchter hield, Duif ronkte in
zijn kot.
Dus Jan nog hier of daar en Duif al lang
verrot?
Het heeft geen zin er nog lang naar te raden.
Melancholie is toch van het leven het beste
deel.
Bedenkt uw eigen eind aan het eind van de
ballade
en grijpt de weemoed u dan naar de keel,
dat nog het leven onder de kruinen
van asembomen goed is in Oud-Indië's tuinen
P. BELMAN
Oude foto van het Subsistentenkader te Weltevreden, kazerne voor doortrekkende militairen
Zouden Duif en Langpoot je hierbij zijn?...