QUARTERO Toen ik de foto zag bij: "Jagers en Vechters" (Quartero), in Tong Tong 15 okt., ging er een schok van herinnering door mij heen. U schreef: "van deze foto weten wij totaal niets". Toevallig weet ik er n.l. alles van, ofschoon het 39 a 40 jaar geleden is. De betreffende foto is n.l. in mijn bezit en is in het begin van 1930 genomen bij het huis van Quartero (aan de weg tussen de onderneming Timboeloen en de dessa Loeboek-Gedang (district Moeara Laboeh (Sumatra's Westkust). Aldus abonnee Kerstholt. Zie ook Krols in TT No. 10. De bewuste tijger was een zeer be ruchte en gevaarlijke z.g. man-eater. De Heer Quartero zelf staat niet op deze foto, omdat hij t.d.t. met ernstige verwondingen en bloedvergiftiging in het mil. Hospitaal te Padang lag. De vrouw (met hand onder het hoofd) is de vrouw van de heer Quartero en dat de heer Quartero in zeer ernstige toestand was, is duidelijk aan haar te zien. De man met het verbonden ge zicht is een ondergeschikte (of djon- gos) van hem. De overigen zijn kennis sen of vrienden. De "Mauser" is het geweer waarmee de heer. Quartero de man-eater zwaar heeft aangeschoten. Omdat e.e.a. een gebeurtenis is ge weest die mij als jong Totok in herin nering is gebleven en mij na 40 jaar thans nog helder voor de geest staat, laat ik U hierbij mijn herinneringen volgen. In het laatst van 1929 werd ik als jongste (getrouwde) totok "assistent" geplaatst op de onderneming Timboe loen en na enige dagen werd ik direct geconfronteerd met een gebeurtenis waarvan de bedoelde foto het gevolg is. De onderneming Timboeloen van de N.V. Watering Co, D.M.&C. bestond uit een emplacement, daarachter de Rubbertuin, waarin o.m. Tangsi no 1 en daarachter begon de koffietuin, die doorliep tot aan de voet van de Goe- noeng-Toedjoeh en de Goenoeng- Korintji. In deze koffietuin lag een tweede tangsi (Tangsi-doea), bestaan de uit twee rijen bilikken kamers op neuten, die aan de kanten waren af gesloten (min of meer) door (aan elke kant) twee open keukentjes (dapoers). Daar het een atoeran was, dat de di verse mannelijke koelies elke morgen met wat hout (voor de koffie bereiding) op het emplacement kwamen, was het ons een raadsel waarom er niemand kwam opdagen. Bij nader onderzoek ter plaatse bleek ons dat de avond daarvoor (ik méén op Hari-besar) het volgende was gebeurd: Terwijl op het pleintje tussen de tangsi's gedobbeld enz. werd, zat één der koelies in één der open keukentjes te kokerellen (op zijn hurken). Hiermee bezig zijnde kwam om de hoek een tijger, die de man met zijn klauw op het hoofd sloeg, daarmede hem nage noeg scalpeerde en trachtte hem mee te slepen. Op zijn kreten geattendeerd, gaf dit natuurlijk een enorme "riboet" waardoor de tijger vluchtte, evenals alle bewoners van tangsi doea, die de gewonde man hadden meegenomen en in één der kamertjes hadden neerge legd (hevig bloedende), een sarong over zijn hoofd, en de deuren afge sloten. Uit de sporen kon worden ge concludeerd dat later de bewuste tijger onder het kamertje had gelegen om het doorsijpelende bloed op te likken. Later bleek dat er nog een der koe lies vermist werd, en bij het volgen van de sporen bleek het, dat er één van de tappers uit tangsi no 1 op weg was naar tangsi doea en toen het slachtoffer was geworden van de man- eater. De tijger heeft deze man de hele koffietuin door gesleept, tot in de rim boe aan de voet van de Goenoeng- Korintji en daar zodanig "aangevreten" (vergeef mij deze uitdrukking tegen over "een mens") dat hij in een goeni- zak naar beneden is gepikold. De aan geslagen man (uit tangsi-doea) was de dag daarop eveneens overleden. De bijzonderheden zal ik U besparen. Het gevolg was, dat niemand van de tappers, pluksters, toenassers etc. meer in de koffie of rubbertuin durfde te komen, zodat alles in het werk werd gesteld om dit onheilsdier onschadelijk te maken. Later hoorden wij, dat het beest ook elders slacht offers had gemaakt. Op "het hoofd" van de "man-eater" was een prijs gezet, omdat het in de toenmalige crisistijd voor de onderne ming een heel duur beest was, door de zeer verminderde werkprestatie van de arbeiders, die weigerden om anders dan onder voortdurende gewapende bewaking in de tuinen te komen, daar het beest zich soms midden over dag liet zien, wat bij het werkvolk een wil de vlucht tengevolge had. Inmiddels hadden wij diverse keren zonder succes en onervaren, tempatjes (met geitjes en dergelijke) gemaakt en nachten geposteerd; ook werd een bekende hadji aangetrokken, die de naam had een geweldig tijger jager te zijn en met zijn oude voor lader en andere attributen verscheen, doch na ettelijke dagen weer verdween. Ten einde raad werd o.m. óók nog een jachtpatrouille, bestaande uit de bekende onderluitenant Hofman, een werkelijk groot tijgerjager met twee Ambonese korporaals van over heidswege aangetrokken, en of schoon deze lange tijd bij mij gelo geerd zijn geweest en ik met angst in mijn hart diverse nachten met hen de rimboe heb doorkruist, leverde dit ook geen resultaat op. Uit één der houten vallen aan de rand van de rimboe, is hij óók nog ontkomen, door dat het "waaibomenhout" door de re gen inmiddels week was geworden en hij zich daarin een gat had gevreten, waarbij stukken van nagels en tanden werden gevonden. Het is ongelooflijk hoe zo'n beest door zó'n kleine ope ning is kunnen ontsnappen. Ikzelf ben hem én of twee keer op een afstand tegengekomen, waarbij mij de haren te berge rezen, doch hij verdween langzaam en ik retireerde wijselijk. Bij één van de vele belevenissen met dit zéér sluwe en ongrijpbare dier hebben wij (op een afstand) een keer op hem geschoten en waarschijnlijk óók nog geraakt. Uit de "printers" die wij vonden bleek ons, dat hij een keer in een klem heeft gezeten waardoor een zijner voorpoten verminkt was, en hij hier- 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 18