9 Het oorspronkelijke Nymphenbad met het watervalletje van Kakeh Bodoh, dieper het hos in gelegen, berucht om zijn vele patjets. vlakte, bij goed weer zelfs tot aan Soerabaja toe. Als de avond was gevallen zat ie dereen bij elkaar in de voorgalerij, ver zameld onder de grote, koperen olie lamp met matwit glazen kap, waaron der de grote, houten ronde tafel, rus tend op drie poten elk met houtsnij werk versierde krultenen. In de grote rotan stoelen, welks rug- en armleu ningen inéén liepen, zaten de dames bezig met een verstelwerkje, in de rechterhoek stond de grote krossi ma- les, waarvan de rugleuning en zitting inéén liep en gevlochten was uit dun riet tot hele kleine gaatjes. De arm leuningen waren naar buiten toe uit klapbaar tot ze elkaar raakten ver bui ten de voorkant van de stoel, gelijk benen van een passer, en zodoende dienst deden als voetsteun. Dit element was dan de vaste plaats van oom Ad, die met opgetrokken benen rustend op de benen van de passer genoot van de rust, de geur van de bloeiende melati bij het tuinhek en de serene stilte, die des te meer geaccentueerd werd door de djankrik ngerik in de tuin. Buiten was het volslagen duister. Geen bulderende radio of pick up verscheurde de avondstilte, geen blau wig schijnsel flakkerde vanuit een t.v.- toestel het avondduister in. Rust, niets dan rust en stilte ver vulde de koude, frisse, gezonde berg lucht, die vanuit de duisternis aan kwam waaien naar de schemering on der de oliehanglamp. En toch, ondanks deze koude was er geen verwarming en waren de dames gekleed in sarong kabaja, de heren in pyama en de kin deren in hansop. Weldadig deed deze koude berglucht aan na de broeiende, afmattende hitte van Soerabaja, dat daar ver beneden ons lag onder een rood-gele gloed zich des te scherper aftekenend in de diepe duisternis van het hooggebergte. En ineens werd de stilte abrupt ver broken. Met een steevaste overture van "ko- tok-kotok-kotok" sloeg het "Tokèh-to- kèh-tokèh". Aller aandacht was ineens gevestigd op dit levensteken en men telde mee. Als de tokèh zeven maal sloeg betekende dit geluk, zei men. De dames vonden de tokèh maar grie zelig en wij kinderen waren er als de dood voor, want als de tokèh U eenmaal beet had lieten de zuignapjes aan haar poten niet meer of zeer moei lijk los. Daarom speurde iedereen de muren en het plafond af om te zoeken waar het beest zat. Stel je voor dat ie boven op je zou vallen. Dat koude, glibberige lijf, zo groot als een pan toffel. Maar de tokèh sloeg niet meer. De rust was weergekeerd en men had haar aanwezigheid niet kunnen bespeuren. Nog met een laatste blik speurden we de wanden af, doch tevergeefs. Het verstelwerk werd weer hervat, het ngorok in de krosi males ging haar tweede fase in en wij kinderen speel den weer door, gezeten op de koude, stenen vloer. Dan klonk de stem van oma Aurelie, die zich geroepen voelde zich als een bezielende geest over het huishouden te ontfermen: "Ajo dan, moeten we dan niet eten? Het is al laat". En de daad bij het woord voegend stond ze op om haar inspectietocht naar de keuken aan te vangen. Spoedig daarop hoorden we vanuit de achtergalerij roepen: "Baboe, toe- toep medja", waarop enkele minuten later de familie als in processie zich vanuit de voorgalerij, via de gang, spaarzaam verlicht door een lampoe templek aan de muur, verplaatste naar de achtergalerij, eveneens aan de duis ternis onttrokken middels een lampoe templek vlak boven de grote, lang werpige etenstafel, waarop reeds de grote kom lekker warm-dampende rijst in haar midden prijkte, daaromheen ge rangschikt de schalen en schaaltjes met evenzoveel heerlijkheden, zoet, zuur en heet als onverbrekelijke ge rechten bij de onafscheidelijke rijst tafel, terwijl iets terzijde de schaal met vlees of kip haar culinaire lot afwacht te. En, in de hongerig-makende kou smaakte alles nog veel lekkerder! Naast ieders bord prijkte een drink glas, voor oom Ad een extra groot tjao-glas, voor de dames en kinderen een bescheidener maat, doch allen ge vuld met heerlijk koud drinkwater, af komstig uit de druipsteen-filter, die van boven gevuld werd met gekookt water, vanuit een naburig stroompje aange voerd middels een primitief irrigatie systeem, bestaande uit een reeks aan elkaar gebonden, over de lengte ge halveerde, bamboekokers, lopend over diverse naburige erven en uiteindelijk leidend achter de bijgebouwen om, uitmondend in twee vergaar- tevens verzinkbakken om het vuil in het aan gevoerde water te laten bezinken, om dan middels een uitsparing in de rand van de achterste bak zich te storten in de djeding van de mandikamer. Het gekookte water voor de filter werd dan gezuiverd middels een leksteen en een doekje waar het doorheen sijpel de, zodat men het ten slotte beneden aan de filter kon aftappen als drink water. Merkwaardig genoeg heeft niemand van ons er ooit enig buikloop of dysen- trie van opgelopen! Na het avondeten werd het tijd voor poelau kapok. Vóór het naar bed gaan comman deerde oma de kinderen: "Ajo, eers voeten wassen, ja. Je moet toh sien, helemaal djiebrat jou poten!", zulks naar aanleiding van het feit dat wij, kinderen, de hele dag op blote voeten rond liepen, behalve natuurlijk as bra- sak brasak in de djoerang, kenak doe- rie, ja, dan tuurlijk wel met schoenen. Oom ging nog even een luchtje schep pen in de voortuin om het eten te laten zakken. Hij wendde zijn blikken naar links en naar rechts, opwaarts de strakke hemel aftastend met zijn blik ken, die gleden over de duizenden en duizenden flikkerende twinkelende ster ren, de frisse berglucht met vo.lle teu gen inademend. Plots riep hij: "Hé, moet je daar zien!" Heel de familie staakte haar voor bereidingen tot de nachtrust en snelde naar de voortuin, waar oom met zijn wijsvinger schuin rechts omhoog wees naar de plek waar de toppen van de Welirang, Ardjoeno en Andjasmoro op-

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 9