BOROBUDUR 12 Het is nu ongeveer tien jaar geleden dat een monument uit de oudheid in het nieuws kwam, omdat het slechts voor algehele ondergang kon worden gespaard door de bemoeienis en de financiële steun van de Culturele Afdeling van de Verenigde Naties, kortweg UNESCO geheten. Het betrof destijds de gigantische beelden van Ramses II van Egypte, die waren uitgehouwen uit de rotsen aan de Nijloever voor de ingang van de daarbij behorende tempel van Abu Simbel. De bouw van de "Hoge Dam", de "Sadd-al-Aali", zou na voltooiing het water van de Nijl hier opstuwen tot een niveau, zo hoog dat het tempel complex en de beelden voor altijd on der de oppervlakte zouden verzinken. Een oplossing werd gevonden door met de meest moderne middelen de rots en de beelden in blokken te zagen en het geheel bij wijze van een giganti sche blokkendoos op de hoogvlakte weer op te bouwen. Het was een groots werk, iets dat alleen kan slagen door de samenwerking van vele vol ken. Internationale hulp was in een der gelijk geval gerechtvaardigd, omdat het hier een kunstwerk betrof van even eens internationale vermaardheid. Een dergelijk kunstwerk van interna tionale vermaardheid is eveneens de Tjandi Borobudur op Java. Beter is het te spreken van een Stupa, omdat onder "tjandi" een grafmonument wordt ver staan en de Borobudur een Buddhis- tisch monument is van meditatie en/of initiatie, door Prof. Dr. Bernet Kempers genoemd: een "Mysteriegebeuren in steen". Ook hier is het weer het water, dat het monument met ondergang bedreigt. Nu eens niet in de vorm van overstro ming, maar hier zijn het de jaarlijks terugkerende tropische regenseizoe nen, die de poreuze steen tot een dankbare voedingsbodem maken voor schimmels en mossen, die het beeld houwwerk verweren en de zware steen massa's doen verzakken in de poreus geworden aarde. Ook hier zullen de kosten van een afdoende restauratie de krachten van één staat te boven gaan. Ook hier is internationale hulp geboden. Nadat de aandacht van de UNESCO op deze toestand was geves tigd, heeft deze het besluit genomen het grootste deel der kosten, alsmede de leiding, voor een grondige restau ratie op zich te nemen. In verband met de boven vermelde omstandigheden treft het bijzonder ge lukkig, dat juist in de aanvang van 1970 een nieuw boek over dit monu ment is verschenen van de hand van ongetwijfeld de meest deskundige op dit moment, te weten Prof. Dr. A. J. Bernet Kempers.1) De ondertitel: "Mys teriegebeuren in steen, Verval en res tauratie, Oudjavaans volksleven" wijst er op, dat de schrijver zich tot doel A. J. Bernet Kempers. BOROBUDUR. 224 pag. tekst en 280 foto's. Uitg. Servire, Wassenaar. 1970. Prijs f 28,50. heeft gesteld, alle aspecten van de Borobudur in dit werk samen te vatten. Naast de tekst zijn de vele illustra ties een onontbeerlijk bestanddeel om belangstellenden gelegenheid te geven zich een voorstelling te maken van de zin en de betekenis van de Borobudur, zowel voor de Buddhist als ook voor de in het heden levende en denkende mens. Na aanvankelijk iets te hebben mee gedeeld over de ligging van het monu ment en de omgeving: de altijd groene vlakte van Kedu, tussen Djokjakarta en Magelang, geeft het 2e hoofdstuk een "eerste oriëntering". In een volgend hoofdstuk "nadere kennismaking" volgt dan een exacte beschrijving in een zeer prettige leesbare vorm. Hier vin den we o.a. de letterkundige bronnen vermeld van de reliefseries die rondom zijn aangebracht op de hoofdmuur en op de balustrades van de vier vierkante gaanderijen. We memoreren hier slechts dat het leven van de "histori sche" Buddha te vinden is op de hoofdmuur van de eerste gaanderij, te beginnen bij de oostelijke toegangs poort. De aan dit leven gewijde 120 reliefs eindigen met de eerste prediking in het hertekamp te Benares. Ook op de grondvorm van de "stupa" wordt uitvoerig ingegaan: de vierkante basis met halve bol, bekroond door een pa- joeng. Natuurlijk komt ook ter sprake de betekenis van de centrale stupa of "dagob", voor het oog volledig geslo ten, maar waarvan uit het vroegere onderzoek bekend is, dat deze twee lege, boven elkaar gelegen, ruimten be vat. Meer dan een eeuw geleden is in deze lege ruimte een onafgewerkt Bud- dhabeeld aangetroffen, een vondst die nog al wat pennen in beroering heeft gebracht. Was dit beeld bedoeld als symbool van het allerhoogste? Voor het menselijk oog onzichtbaar na de halfversluierde beelden in de openge werkte stupa's van de ronde terrassen en na de nog lager gelegen beelden die geheel zichtbaar zijn in de open nissen van de vierkante gaanderijen? Maar daar pleit tegen, dat het beeld men kan het nu zien staan aan de voet van de noordwestelijke hoek voor zo'n hoog doel toch eigenlijk te grof is: zo iets past niet bij de geestes gesteldheid van de Indische kunste naar. Een andere mogelijkheid is dat het beeld er om een of andere redeii opzettelijk is neergezet in latere tijd. Prof. Bernet Kempers helt wel over naar deze oplossing, maar wil toch als wetenschappelijk onderzoeker hier geen beslissing nemen. Aan ons, lezers van Tong Tong, die het niet zo nauw behoeven te nemen, maar voor wie het verhaal, dat aan deze mysterieuze en wetenschappelijk onverteerbare vondst van het Buddha- beeld is verbonden, misschien wel aan nemelijk schijnt, moge de volgende, naar onze mening, echt Indische ge schiedenis niet worden onthouden. Denken wij ons even terug naar de eerste helft van de 19e eeuw. Het In dische bestuur, met de Regent aan het hoofd, stelde het op prijs om op goede voet te staan met de nederlandse su perieur, de Resident. Als de gelegen heid zich aanbood wilde men hem gaar ne ter wille zijn. De onderlinge verstandhouding was als regel zo goed, dat men wel eens heeft opgemerkt, dat Nederlands-lndië destijds kon worden geregeerd door middel van "printah halus", een zachte wenk was al voldoende om iets te be reiken. Wat nu in dit verband de Borobudur betreft, gaan we terug naar de tijd van Raffles. Een van de onderwerpen waar voor Raffles belangstelling had, waren de overblijfselen uit de oudheid en als gevolg daarvan had hij aan zijn Neder landse medewerker Cornelius opdracht gegeven te beginnen aan een grote schoonmaak van de Borobudur, die er uit zag als een door aarde èn gras èn planten overwoekerde grote steen hoop. De centrale stupa werd door Cornelius in opengebroken toestand aangetroffen. Leeg. Van een beeld was geen spoor aanwezig. De schoonmaak werd voortgezet in 1835 en trok de belangstelling van de toenmalige Resident van Kedu, de heer Hartmann. In 1842 gaf deze aan de Regent de wens te kennen een bezoek te willen brengen en in het bijzonder een onderzoek te willen instellen naar de centrale stupa. Er waren geruchten geweest, dat er goud zou zijn aange troffen. Voor de Regent was deze me dedeling een "printah halus" en hij trof de voorbereidende maatregelen. Hier bij bleek hem, dat de centrale stupa geheel leeg was. Overwegende dat de Resident zeker teleurgesteld zou zijn als hij niets zou vinden, besloot hij in alle haast het eerste het beste beeld, waarvan er vele aan de voet stonden, naar boven te laten pikoelen en in de stupa te plaatsen, menende daarmede de Resident voor teleurstelling te kun nen behoeden.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 12