BANT JEU - Gevangenis Bandung, 1944-1945 WIJ VERGETEN INDIË NIET! Na lange tijd door de Kempetai ver hoord te zijn geweest en vertoefd heb bende in diverse onderafdelingen van deze organisatie, zoals de P.I.D. (Poli tieke Inlichtingen Dienst) en Politie Sekties in Bandung, o.a. Sektie Aloon2, Sektie Tjitjendo, en zelfs in een afde ling van het Tjitjendo ziekenhuis als gevangene van de Kempai, werd ik als "Kotoka" (Politieke Gevangene), overgeheveld voor civiel verhoor aan de Kadjaksaan (onderafdeling van de Burgerlijke Justitie) en werd onderge bracht in een cel met vele andere vrou wen in de gevangenis Bantieu te Ban dung, in afwachting op nieuwe verho ren en dan de definitieve berechting. Tijdens mijn verblijf in deze ge vangenis ontstond er in onze cel een hechte vriendschap onder de vrouwen die samen in een enge kleine cel de dagen en nachten moesten doorbren gen, zittend op de grond met geen enkele vreugde dan een onbegrensd vertrouwen in een uiteindelijke vrijheid door de overwinning van de geallieer den. Als 's avonds de lichten al vroeg uitgingen en wij op de harde stenen vloer een "zacht" plekje opzochten om te gaan liggen (dicht tegen elkaar aan) want er was practisch geen ruimte, rees 'n slank figuurtje, voor 't dik met ijzeren tralies voorziene hek van onze cel en in de schemer van de onder gaande zon (die wij heel even door de tralies konden zien), zong zij met een zuivere hoge sopraan het gebed: "Onze Vader, die in de hemelen zijt", enz. In de vleugel van de gevangenis, waar onze cel lag, waren ongeveer 10 andere cellen met vrouwen onder de zelfde omstandigheden. Een doodse stilte heerste onder het zingen van dit gebed door die zuivere jonge stem die ver over heel de gevangenis droeg en gehoord werd door de mannen (Koto- ka's) in de andere vleugels van de gevangenis. Dit gebed, gezongen, zal tot mijn dood van een geweldige bete kenis voor mij blijven. Nadat het meisje uitgezongen was, was het nog even stil en dan zongen wij met zijn allen de Volksliederen van de geallieerden en eindigden wij met het Wilhelmus. Van de zijde der bewa king (Japanners en Indonesiërs) werd nimmer een verbod opgelegd voor dit dagelijkse ritueel. Vroeg in de ochtend werden de cel len geopend en kregen wij ongeveer een kwartier de gelegenheid om allen tegelijk te baden bij een put en om de beerpotten uit de cellen te ledigen en schoon te maken. Zoals alle vrouwen in de kampen, hadden ook "celvrou wen" het gevoel te trachten zo goed mogelijk de cellen schoon te houden. Tijdens dat korte kwartier (dat meestal wel uitliep) werd van alles gedaan. On der 't wakend oog van Jappen en Indo nesiërs boenden, schrobden en baad den wij. Meestal zonder zeep, want een Kotoka was verondersteld niets te hebben dan wat zij aan had. Toch wa ren er genoeg "contrabanden". Naal den, garen, cigaretten, schaartjes, pa pier en potlood en ...lipstick. Wij had den onze "Duikboten", 's Nachts werd in de cel de wacht gehouden voor het traliehek. De nachtronden werden ver richt meestal door een groep Indonesi ërs. Deze eenvoudige lieden begrepen er in feite niets van dat al die Neder landse vrouwen in cellen zaten naast Inlandse vrouwen die misdaden hadden gepleegd, stelen, moorden enz. en dan ook vielen onder het dagelijks toezicht van een Inlandse vrouw die levenslang veroordeeld was en belast werd met dit toezicht. Hoe het ook zij, deze Indone- siche bewakers die de nachtronden deden, maakten wel eens een praatje met een eenzame Kotoka die voor de tralies in de nacht zat te staren. Nu lag 't aan de vindingrijkheid van zo'n nachtwaakster te trachten contact met een van die bewakers te krijgen om hem zover te krijgen dat hij bij een volgende nachtronde voor haar en haar medecelgenoten iets eetbaars of an dere voor hen kostbare dingen mede te nemen. Dit contact zoeken duurde meestal vele, vele nachten van waken. Men moest eerst polsen of een van de bewakers er iets voor voelde om te helpen. Verder of hij te vertrouwen was, want als hij je ging "aangeven" bij de gevangenis-directeur dan was je straf niet mals. Niettegenstaande alle gevaren die verbonden waren aan dit contact zoeken lukte het vrij geregeld om een "Duikboot" te krijgen. Deze Ook Indië bracht tienduizenden offers in de lie Wereldoorlog. Vergeet ze niet! STORT OP GIRO 253.000 - COMITÉ 15 AUGUSTUS 1970, VIVIENSTR. 68, DEN HAAG. duikboten kregen dan een briefje mee voor relatie buiten de gevangenis, met het verzoek de bezorger van dit briefje veel geld te geven voor zijn "hulp" en dan op hoop van zegen de zo meest begeerde dingen vermeld in dit briefje, aan hem te willen meegeven. Vele re- Iatie's, vrienden, familie en kennissen, buiten de kampen en gevangenissen waren ook wel huiverig om gehoor te geven aan de wensen die in zo'n brief je stonden, bang als ze waren voor eventuele vallen waarin ze dan liepen. Daarbij kwam ook, dat deze "buiten" mensen zelf een harde dobber hadden om aan geld te komen en vele offers hiervoor moesten geven. Toch bleven de goede giften en gaven van buiten niet uit. Meestal duurde een antwoord van een "Duikboot" 1 tot 2 maanden, omdat een en dezelfde bewaker niet elke avond werd ingedeeld in een groep die de nachtronden voor de cellen liep. Onderling werd uitgemaakt wie de "nachtwacht" zou doen. Wij hadden nl. in de cellen verschillende "kongsies" gesticht. Deze kongsies bestonden uit vier a vijf a zes personen. De cellen waren dicht bevolkt en het was niet doenlijk om een cigaret of kleine portie rijst in 25 delen te verdelen maar wel in kleine porties. Zo had iedere kong sie een kongsie-"moeder", die dan al les in het werk stelde haar kongsie zo goed mogelijk te verzorgen. Deze moe der zorgde dan ook voor het contact in de nacht. Zodra een contract tot stand gekomen was, kreeg een andere moeder de gelegenheid de "nacht wake" te houden. Men kon nu eenmaal niet met drie of vier voor de tralies gaan zitten 'snachts want dan was er van een eventueel te maken contact geen sprake. Groot was de teleurstelling wanneer een "duikboot" helemaal niet meer kwam opdagen en in vele gevallen is ons bekend, dat wanneer deze duik boot eenmaal zijn loon opgestreken had van iemand buiten, dan ook nog de meegegeven gevraagde dingen en of geld voor eten toeeigende, zich niet meer liet zien en er wel voor zorgde geen nachtronden meer te behoeven te doen. Werd hij toch hij zo'n groep ingedeeld, dan zorgde hij er wel voor niet bij de tralies te komen. Maar deze gevallen kwamen wel voor, maar de duikboten die "boven water" kwamen overtroefden de "gezonkenen". Groot was de vreugde in het nachtelijk duis ter als dan met veel geheimzinnig ge doe door de tralies een pakje werd geduwd met een naam erop van de een of andere kongsie. Meestal was dit wel een pakje met eten, in heel weinig gevallen een briefje, want daar zorgden de duikboten wel voor dat die niet door kwamen uit angst voor ont dekking. Maar de mensen buiten wer den vindingrijk! In de betreffende cel was er die nacht groot feest. Men moest eventueel eten direct verorbe ren, ten eerste tegen bederf, ten twee de tegen ontdekking want er werden 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 18