De vertellers van de dodenweg Onder redaktie van G. H. Bartman Dit is historische stof van uitzonderlijke betekenis! Maar helaas hebben wij geen historici in ons midden om deze stof te bestuderen, systematisch te bewerken, ordenen en ten slotte te bundelen tot een boek. Iedere historicus zou hieraan een levenstaak hebben. Wel hebben wij (nog) in ons midden de mensen die er geweest zijn. En zij zullen vertellen en getuigenis afleggen van hun er varingen en belevenissen uit die barre tijd. Opdat zij die na ons komen weten dat niet alles verloren is. Wij vertrokken op 10 januari 1943 met het Japanse stoom schip "Nitimei-Maru" van Singapore met bestemming Moul- mein in Birma. Op 15 januari d.a.v. om 5 minuten over 3 werd het vaartuig door bommen uit Liberators getroffen en 10 minuten later lag ik in het water en zwom voor m'n leven. Weg! Weg van het schip, met aan m'n been... Broer de Haas, die geen slag kon zwemmen en aan wie ik aan boord nog mijn zwemvest had afgestaan (een heel moeilijke beslissing op dat oogenblik) en ik zal jullie vertellen hoe het gegaan is. De Haas en ik hadden in Lawang samen voor de klas ge staan aan dezelfde school. Ik bewonderde deze collega om zijn knapheid, zijn ernst en zijn eerlijkheid en hij vond mij op de een of andere manier sympathiek en sportief, omdat ik zo goed in sport was, vooral in het zwemmen. Dat laatste was hij helemaal niet machtig, wat me wei verwonderde van een Indische jongen. Immers kali's genoeg om het te leren in Indië. Om terug te keren naar die middag 15 januari 1943. Toen ik uit het ruim aan dek kwam, zag ik overal om het schip heen vriend en vijand ronddobberen. Ik wilde ook het schip ver laten, doch een rustige stem zei, "ik zou maar even wachten, misschien zinkt 't schip niet en dan kan je beter blijven." Ik keek om en zag It. ter zee Smith (meneer Smith). Hij vroeg me nog Heb je beneden meneer Zeeges Veeges gezien?" Ik schudde het hoofd en zei nog: "Nee, alleen nog Wijnja en de Vries (korporaals van het KNIL). En toen kwam de Haas op me af en zei: "Ha Jan, ik ben blij dat ik je nog aan boord tref, ik heb me rot gezocht naar je. Wil je me red den? Ik kan n.l. niet zwemmen. "Ik keek hem aan. Hij had zelfs geen zwemvest aan. "Waar is je zwemvest?". "Heb ik niet", zei hij lakoniek. Even dacht ik na. Toen trok ik vlug het mijne uit en gaf het hem en hielp hem er mee met het vastbinden. Nu moet je niet denken, dat dat een soort van zelfopoffering van me was, maar het was eerder een zelf overschatting van me zelf wat het zwemmen bereft in een woelige zee. Had ik niet dikwijls aan het strand van Pasir Poetih gezwommen? Toen we beiden overboord wilden springen, gooide meneer Smith me nog een onder de bloed vlekken zittend zwemvest toe, met de woorden: "Hier trek deze aan, de vorige eigenaar heeft hem niet meer nodig. "Vlug schoot het ding over m'n hoofd en bond hem onder mijn oksels vast. "Laten we het schip nu verlaten", hoorde ik Smith zeggen. "Ze gaat naar de kelder." Ik sprong de hoogte van 3M. naar beneden het water in, keek om me heen naar de Haas en toen zag ik hem nog aan de railing staan "Spring Broer, spring!" gilde ik. Hij dorst het niet. Plotseling maakte het schip een beweging en Broer gleed op zijn buik langs de scheepswand het water in. Even kopje onder en toen stak hij zijn hand naar me uit. Ik was op 5M. van hem af, maar hij kon inderdaad niet zwemmen, zelfs niet met een zwemvest aan. Hulpeloos. Hulpeloos ge woon zo'n kerel. Vlug naar hem toe, gaf hem mijn been en verwijderde me rugslag zwemmend om het schip in de gaten te houden, zo snel mogelijk van het schip. Toen we er honderd meter van af waren, ging ze de diepte in, de boeg eerst en toen het achterschip steil omhoog, onze rugzakken in het ruim gestouwd, spoten uit het geo pende ruimluik wel een meter of tien omhoog. Toen alles weer stil. Ik zag de Haas een paar meters van mij af. Die had ik instinctief losgeschopt, toen ik een lichte zuiging voelde, die echter niet doorzette. Ik bracht hem bij een groepje op een vlot, bijéén gegaarde wrakstukken. Ik zag verder Van Nouhuys en Schoen bezig enige drenke lingen naar het vlot te brengen. Ik keek om me heen naar de kannonneerboot en het andere Japanse schip, die samen met ons in convooi voeren. De kannonneerboot was het dichtste bij. Daar zwom ik heen en was tot op korte afstand genaderd, toen ik tot mijn ont zetting zag, dat een Japanse marinier met bajonet op het geweer, een krijgsgevangene, die aan boord wilde komen, in de borst stak en in zee terugwierp. Hij kwam niet meer boven. "Mij niet gezien", dacht ik en zocht naar het andere schip (de Mojei-Maru) Dit lag niet ver van me af en ik zwom daar naar toe. Ook daar hingen touwen langs het schip naar beneden. Ik naderde het schip tot ongeveer een 20 meter van hekzijde, toen plotseling de schroef begon te draaien en het schip langzaam wegvoer en omdat je maar eenhalve meter boven het water uitstak, verloor je het gauw uit het oog. Ik werd toen bang en voelde me van God verlaten. Ik keek om me heen en zag slechts hier en daar wat mensen, o.a. Lt. Treffers een oud waterpolo-vriend van me. "Terug naar het vlot Jan, "zei hij, toen we wat dichter bij elkaar waren. Maar het vlot vonden wij niet zo gauw en toen ik weer om me heen keek om me te orienteren, zag ik de Mojei-Maru terugkomen en vlak bij mij 200M. van me af) stil komen liggen. Touwen werden weer naar beneden ge gooid en ik zei tegen Treffers: "Al moet ik alle records op de 100 M. breken, maar dit keer ontglipt ze me niet. "Ik spurtte en waar ik nog de kracht vandaan haalde weet ik nu nog niet, maar ik bereikte één der afhangende touwen op het achterschip in een mum van tijd. Van boven mij hoorde ik me roepen in het Engels en Nederlands, dat ik het touw goed moest vasthouden en dat ze me zouden optrekken. "O.K. "schreeuwde ik en greep het touw vast, maar toen ik maar net uit het water was opgetild, keek ik naar boven en zag tot mijn schrik een boel "shit" uit de opening van de geïmproviseerde W.C.'s die op het dek aan weerszijden van het schip waren getimmerd, recht op me af komen. "Dat nooit" flitste het door mijn kop. Ik liet los en plonsde de zee weer in. Toen ik boven water kwam waste ik me eerst goed af. "Hé Jan, wat is er?" hoorde ik vanaf het dek. Verwonderd keek ik op, maar herkende de vrager niet. Het bleek Lt. Waasdorp, de latere tolk en ook weer vroegere zwemvriend uit de HBS-tijd in Soerabaja. Toen werd ik weer opgehaald en landde op het dek. Direct kwam Waasdorp op me af en vroeg: "Wat is er? Heb je je verwond?" "Verwond" vroeg ik, "hoe kom je er bij?" Hij wees op de bloedvlekken op mijn vest; "maar waarom gleed je weer terug in zee?" Ik vertelde het hem en we lachten er om, toen ging hij verder met het ophalen van drenkelingen. Ik werd benedendeks gebracht, waar ik een plaats toege wezen heb gekregen. Een Aussi ruilde zijn mess-tinnetje-en lepel tegen mijn zwemvest. Ik probeerde te slapen, maar de reactie trad in en ik beefde over mijn hele lichaam en begon te huilen als een klein kind. Al met al had ik 31/2 uur in het water gelegen en rondgezwommen als een gek. De volgende dag ging op zoek naar mijn koemi-genoten en vond ze allen gered. Die dag voeren we de Saluween rivier op naar Moulmein en we waren op nog geen dag afstand van deze plaats toen ik plotseling (ik was op de voorplecht) een vliegtuig hoorde. Ik werd door een panische angst be zeten en wierp me tussen wat kratten en kisten. Ook de rest van de mensen, die op het dek waren, lag plat. Het geronk groeide aan; ik hoorde een schreeuw en een plons (later bleek het Chris Colemans Bijnen te zijn, die overboord gesprongen was), maar keek niet op of om. Opeens een stem in het Engels (van de Aussi Majoor) "Easy boys, it 's a 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 6