Die dag zijn er over geheel Java krijgsgevangenen ter dood gebracht. Alleen de methoden verschilden. Er zijn kampen geweest, waar de slachtoffers met dolken of ba jonetten werden doodgestoken. Ook schepten Japanse offi cieren er een genoegen in de ter dood veroordeelden met het Samurai-zwaard te onthoofden. Dit was de bloedige 5e Mei van het jaar 1942. Toen doken geruchten op dat wij geregistreerd zouden worden, om daarna vrijgelaten te worden...weddenschappen werden afgesloten van honderden, ja duizenden guldens. "In Mei zijn wij vrij!" Nog sterker, de tolk had de regi- stratiekaarten gezien... Het was zo, het was werkelijk zoi En het resultaat? We werden allen kaalgeschoren! Je had dat leger moeten zien, zo kaal als een biljartbal... De maand Mei ging voorbij en we zaten nog steeds achter het prikkeldraad. Maar de stemming was goddank goed. Men deed aan toneel, we hadden een muziekband, een eigen toko, een zuurkraam, een pinda- en een brood fabriek, een drukkerij, het was een compleet dorp. In het midden van het kamp was een voetbalveld, waarop wed strijden gespeeld werden. Limburg versus De Rest van Nederland, Holland-lndië e.a. matches. Er werden ook elf tallen samengesteld van de verschillende wapens: artillerie, genie, infanterie etc. Neen, we hadden het daar lang niet slecht. Er was ook een kampfonds, waaruit mensen die geen geld hadden en dus niet in staat waren iets extra's te kopen zoals fruit en rokerij, gesteund werden. Alles zat goed in elkaar. Maar de Jap pikte een dik graantje mee van de toko-opbrengsten. Je moet nagaan dat er wekelijks zo'n 20 a 30000 gulden aan barang voor de toko binnenkwam. Zo verliepen de maanden. In Augustus werd de geruch tencampagne fantastisch, want er kwamen brieven binnen over Amerikaanse landingen op Java. Soerabaja was al bezet! Toen kwam de rede van President Roosevelt binnen en de Japanse capitulatie! Zwart op wit nog wel! Mensen van naam stonden in voor de echtheid van de berichten. Het kamp stond op zijn kop. Er waren lui, die hun veldzakken pakten en klaar stonden om te vertrekken...Sommigen bra ken 'snachts uit, werden gegrepen, teruggebracht en omdat ze niet werden doodgeschoten zei men: "Zie je wel, dat durven ze niet te doen. "De meest belachelijke verhalen deden de ronde en het was vreemd dat juist de intellec tuelen aan dergelijke verhalen geloof hechtten. Zo herinner ik me nog de naam Mr. Eskens, een advo caat, een felle optimist. In die dagen had ik met veel mensen ruzie. Ik begon er nooit over, maar geregeld werd ik in gesprekken betrokken en als men dan naar mijn mening vroeg gaf ik het volgende antwoord: "Japan heeft zich jaren lang op deze oorlog voorbereid en heeft het initiatief tot de aanval genomen, waar en wanneer. De Amerikaanse vloot werd bij Pearl Harbour uitgescha keld, heel Zuid-Oost-Azië is in Japanse handen. Maar, dit kan jaren duren voor het is afgelopen. Denk toch logisch na!" Maar dan vonden ze me blijkbaar onlogisch! En 90% bleef overdreven optimistisch gestemd. Gek, dat lieden met alleen maar lagere schoolopleiding logisch konden denken. Officieren, doktoren en juristen geloofden in hoogstens een jaar oorlog. Met Kerstmis 1943 was alles en iedereen vrij! Onbegrijpelijk! Er kwamen geruchten binnen dat alle beroepsmilitairen naar Batavia moesten om daar politiediensten te verrichten ...en om de Jap te ontwapenen. Inderdaad verschenen er grote lijsten met namen van mensen die zouden vertrekken, maar daar waren veel dienstplichtigen bij en landstormers. Ik had ook wel het idee, dat we naar Batavia zouden gaan om ergens aan de haven te werk gesteld te worden. Het eerste contingent vertrok. Vierentwintig uur later kwamen er berichten binnen dat men in Poerwakarta van wapens was voorzien en dat men inderdaad in Batavia patrouilleerde. Veel vrijwilligers gaven zich toen op. Ik zelf heb me nergens vrijwillig voor opgegeven en wachtte maar af. Op een kwade dag stond ik ook op een lijst en zou de volgende morgen om 5 uur vertrekken. De morgen van vertrek kreeg ik nog een woordenwisseling met iemand die steeds "nuchter" geweest was maar nu toch geloofde dat het afgelopen was. Mijn slapie liet zich ook bepraten. Mij werd nog toegevoegd: "Och, met jullie Limburgers valt toch niet ie redeneren". We gingen op weg, uitgeleide gedaan door alle achter- blijvenden. Naast me liep brigadier Schellart, m'n slapie en Jan Hart, een Amsterdamse jongen, waarmee ik de Su- matratocht heb gemaakt. Een prachtvent, die me later door een zware ziekteperiode heen hielp om daarna zelf te be zwijken. Dat was in Rangoon... Het beste karakter dat ik ooit heb ontmoet. Ik heb kor telings een brief aan zijn ouders geschreven. Ook deze jongen dacht dat we de vrijheid tegemoet gingen. Het was nog donker toen we de poort uitgingen, maar toch zagen we overal Jappen als schimmen uit de nevel opdoemen. Op het station Tjimahi zagen we dat alles ver sierd was. "Zie je wel, zeiden ze tegen me, het is uit met de Jap!" En de stemming werd zelfs uitgelaten. Ik kon ze er niet van overtuigen dat die versiering aangebracht was om een of andere Japse overwinning te vieren. Zingend ging men de trein in. De stations die we passeerden waren ook versierd en het stationspersoneel aangevoerd door de chef stond kaarsrecht in de houding en boog als knip messen voor ieder Jap. Soms zagen we een Europese vrouw of meisje zwaaien. Dan klonk weer het bekende: "Dat gaat naar den Bosch toe, zoete lieve Gerritje..." In Batavia moesten we met onze bagage in de looppas naar het 10e Bataljon. De Jappen deden weer prachtig werk met de kolf van het geweer...de gezichten betrokken...zou alles toch leugen en'bedrog geweest zijn...? In het 10e Bataljon zagen we officieren rondlopen met bedrukte gezichten, erg bang, die ons amper durfden toe te fluisteren: "We gaan naar Siam". Daar had je het! De stemming was beneden nul. Weg alle illusie's. Ik durfde mijn kameraden niet aan te kijken... Ze hadden op goede berichten gerekend...Ze drukten me de hand zonder iets te zeggen. We werden in kleine kamertjes geslagen en merkten al gauw dat hier een ijzeren discipline werd gehandhaafd. De hele dag liepen er kleine Japanse patrouilles door het kamp en over de kamers en zalen. Als je zo'n patrouille zag moest je steeds weer roepen: Kiotskéé! Kéré! Naoré! Jasmé! en dit de hele dag door. Als dat roepen niet vlug of hard genoeg ging, drukten ze je brandende sigarette- peukjes in je gezicht, sloegen je bont en blauw of lieten je een zware balk boven je hoofd houdend, uren lang in de zon staan. We zijn in dit kamp gelukkig maar drie dagen geweest. Je zou anders gek geworden zijn als het langer geduurd had. De Gouverneur-Generaal en de legercommandant zaten er ook. Ook die werden geslagen, zelfs toen ze aan het baden waren en dus niets aan hadden. Er waren er die zelfmoord pleegden. De tweede dag dat we er waren werden we vluchtig gekeurd om de volgende dag op de trein gezet te worden naar Tandjoeng Priok. Daar lag het ss "Tacoma-Maru", een roestige, oude schuit. Nadat we enige uren op de kade hadden gestaan en gezeten gingen we aan boord. In de luiken, of beter gezegd in de ruimen had men verdiepingen getimmerd en daarin werden 1700 man met geweerkolven in gestouwd en geslagen. Je lag er zowat op elkaar. Het was vreselijk! Al die zwetende lichamen, een lucht om er van te walgen. Tot overmaat van ramp bleven we 24 uur lang in de haven liggen. Het was erger dan de hel... J. v. d. Schot wordt vervolgd) 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 15