EEN INDISCHMAN ZIET GUADALAJARA Enige tijd geleden ontvingen wij de hieronder afgedrukte reisbeschrijving van een tocht door Mexico van een onzer lezers, die getroffen werd door de bijzondere sfeer van dit boeiende land, die zozeer aan. Indonesië doet denken. Mijn vrouw en ik hebben ons hart verpand aan Guadalajara, 2e stad van Mexico met 1.000.000 inwoners, waar wij op onze reis van 4 weken van No gales uit naar Mexico City vv (we wa ren n.l. van september '64 tot mei '65 in de U.S.A. op bezoek bij onze kin deren en kleinkinderen in Tucson, Ari zona) resp. 1 dag op de heen- en 1 week op de terugreis hebben mogen verblijven. Een heerlijke tijd, we heb ben ons weer eventjes gewaand in ons oude Indië, zo deed dat Mexicaanse levenspatroon ons aan die goede oude tijd denken. Als rechtgeaard locomotiefman van de S.S., hebben we de reis gemaakt met Mexicaanse treinen; Nogales Guadalajara per Ferrocarrile Pacifico met de expres "El Costeno", met Pull- manncars, toch niet zo goed als onze Nacht-express zaliger (chauvinisme na tuurlijk), waarvan de koppelingen zo goed waren, dat bij optrekken en af remmen je amper jets voelde; hier was het elke keer gombrang gombrang met de Amerikaanse koppelingen en nog gedoekgedjeglek over die baanvakken zonder gelaste rails. We kwamen 's middags op de d.o.v. dag in Mazatlan aan, dat de Ameri kanen de Parel van de Pacific noemen en konden onze benen een half uurtje op het perron aldaar strekken en ge loof me, het stationnetje deed ons den ken aan een van die kleine stations zoals Boedoeran of Gedangan of «len der ;er liepen ajams en kambings en zelfs een paar magere babi's over het emplacement. De railverbindingen waren niet meer te zien door het vuil, olie en sintels (dan onze onvolprezen Weg en Werken van de SS maar) en de tirefonds zaten niet meer vast aan de dwarsliggers, zodat als er een trein overheen reed, de rails gewoon vrij op en neer wipten, wat mijn vrouw wel een beetje angstig maakte over het verdere verloop van onze reis. De daaropvolgende dag kwamen we om 7 u. 's morgens in Guadalajara aan, waar we gewoon de wei ingestuurd werden; hadden er een dag de tijd, omdat van Guadalajara het verdere lijn- vak van de Ferrocarriles de Mexico (Mex. SS) is. We hadden dus volop tijd om een hotel te bespreken voor onze terugreis (hotel Roma in die mooie winkelstraat) waar ze de service zover dreven, dat ze voor ons een hotel be spraken in Mexico City. Wat was dat een heerlijkheid om door die grote passer te dwalen, vooral bij de toekang boeah, waar we weer verschillende soorten mangga's von den, één soort net zo verrukkelijk als onze aromanis) sawoh manilla (chico) en de grote soort (mamè) met een schil als van asem; de pentjit mangga met het bijbehorende zakje zout en fijnge maakte lombok; de ananassen en de katès, grote en kleine; de afdeling ma- kanan, waar je gewoonweg de besen- gèh in de kwali's zag pruttelen en die lekkere geurtjes rook; de restaurantjes, waar je een grote kom sopa de polio voor weinig geld voorgezet kreeg, net zo lekker als onze soto ajam; waar je cabrito al pastore kon eten, kambing plat gespouwen en op stokken geprikt en geroosterd boven een geweldige anglo met houtskoolvuur, complete sa té kambing. We hebben er de buitenwijken ver kend en ons echt thuis gevoeld, zo schoon zagen de kampongs eruit, met hun schoongeveegde straten en overal vriendelijke bruine mensen om ons heen, net als toen froeher. Op de terugreis van Mexico City wa ren we er weer en hebben er zo iets prettigs meegemaakt. Op een dag, het was de herdenkingsdag voor Benito Juarez, de eenvoudige Indianenjongen, die tot aan zijn dood toe zo eenvoudig bleef en waar wij een geweldig respect voor hebben gekregen, waren we op die mooie Plaza voor het station, waar ook die gedenknaald voor hem opge richt is en het was er rondom een ge weldige mensenmenigte en vlaggen overal. Op de verhoging van het monument waren stoelen geplaatst voor de gou verneur en de notabelen, er was een militair muziekcorps en toen bleek ons, dat op die dag aan alle scholen een buste van Benito Juarez zou worden uitgereikt. We liepen er naar toe en vlak bij het monument gekomen kwam er een grote Mexicaanse heer met een geweldige snor als van een gardehu zaar, kennelijk een notabel naar ons toe en nodigde ons uit om naast hem op de 2e rij stoelen plaats te nemen. Hij stelde zich voor en bleek de direc teur van Verkeer en Waterstaat van Guadalajara en provincie Jalisco te zijn. Hij had n.l. gemerkt, dat wij estrange- ros waren, doordat wij beiden een hoed ophadden, wat daar toch niet de gewoonte is. Zo hebben wij deze plech tigheid kunnen bijwonen: op een ma nier zoals dat hier toch niet mogelijk is. Op een zondagmiddag hebben wij in het auditorium in dat grote park daar een muziekuitvoering meegemaakt. Tot onze verbazing bestond het grootste deel van het publiek uit gewone orang kampong, die met hun hele kroost en nènèk mojang naar deze uitvoering kwamen luisteren. En het was heus geen beat- of jazzmuziek, maar klas sieke muziek. En het was verbazing wekkend, met hoeveel aandacht dit eenvoudige publiek zat te luisteren en genieten en hun blijkgeven van grote bijval voor het gebodene te horen. Op de donderdagavond is in Gua dalajara op het plein voor de Kathe draal een muziekuitvoering van een blaaskwartet en het is daar gewoon weg stampvol van de luisterenden en maakten we er kennis met een meisje uit Tlaquepaque het kunstenaarsdorpje, dat een 10 km van Guadalajara ligt. Met dit meisje staan wij nog steeds in contact. Ze kwam hier speciaal muziek luisteren. Zo musicminded zijn ze daar. Een dag in Tlaquepaque is eveneens een belevenis, want dan merk je hoe kunstzinnig de Mexicaan is. Hun weef kunst, goud- en zilverbewerking, pot tenbakkerskunst, glasblazen, schilder kunst, noem maar op, zijn ruimschoots de moeite van bezichtigen waard, maar zoals je ook zegt, Tjalie, ze laten er zich niet op voorstaan, geen tjap van dit of van dat. Op onze wandeling door dit dorpje zagen we door de voordeur van een groot huis, een prachtige patio, met de muren begroeid met bloeiende melatti gambir en daarachter een grote tuin met sawoh en djamboe keloetoekbo- men. We kregen toestemming om bin nen te gaan en toen we daar boven ons in die bomen de perkoetoets hoor den koeren, ja toen was het of die lan ge jaren wegvielen en we weer thuis waren. En laat toch in een hoekje van die tuin onder een emperran een stelletje Mexicaanse jongemannen zitten, druk bezig met het beschilderen in zilver van geglazuurde potten, zo fijn en kunstzinnig, dat het gewoonweg een lust was om ernaar te kijken. En als vanzelf kwam het gesprek op voetbal len omdat aan de muur een kleuren foto hing van hun voetbalelftal: "Gua dalajara" dat de evenknie is van het elftal "Mexico" van Mexico City. Van ons verblijf daar hebben we nog de leukste herinnering aan de chauf feur van de gammele bus, die ons naar Lago Chapalla reed; dat meer van 92 km lang en 20 km breed, 1500 m hoog in de goenoeng, waaromheen vele bun galows van gepensioneerde Amerika nen liggen; een chauffeur, die je kunt vergelijken met onze sopirs daar in de Oost, een kerel met een ongeschoren (zeker doea minggoe) snoet, een com plete struikrover, die ons met z'n wrak ke gobrak gobrak-bus toch heelhuids van onze tocht weer Guadalajarawaarts voerde. Pothoff 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 12