DE VERTELLERS VAN DE DODENSPOORWE G
Onder redaktie van G. H. Bartman
ERVARINGEN IN
KRIJGSGEVANGENSCHAP (VI)
Dit is historische stof van uitzonderlijke betekenis!
Maar helaas hebben wij geen historici in ons midden om deze
stof te bestuderen, systematisch te bewerken, ordenen en ten
slotte te bundelen tot een boek. Iedere historicus zou hieraan
een levenstaak hebben.
Wel hebben wij (nog) in ons midden de mensen die er geweest
zijn. En zij zullen vertellen en getuigenis afleggen van hun er
varingen en belevenissen uit die barre tijd. Opdat zij die na ons
komen weten dat niet alles verloren is.
Al spoedig bemerkten we dat de geallieerden actiever
werden. Saigon was tot onze komst nog nooit gebombar
deerd, maar op de 5e mei een half uur na lichten uit (we
hadden daar n.l. electrisch licht, een ongekende weelde)
hoorden we zwaar motorgeronk. Ik zei tegen m'n buurman:
"Verdomme, dat is hetzelfde geluid, dat ik ook in Siam
gehoord heb". Daar kwamen ze ook altijd 's nachts hoog
boven de kampen, vliegend in de richting van Bangkok.
De mensen, die in Thambyuzayat gezeten hadden, werden
compleet dol, want daar waren ze een paar maal gebom
bardeerd wat 20 slachtoffers had gekost. Het was volle
maan en buiten fantastisch helder. Het geluid werd sterker
en toen dook alles weg. Meteen hoorden we het suizen
en ratelen van de bommen. Vlak bij ons kamp werd een
voltreffer geboekt op de sigarettenfabriek van Job. Ze
kwamen nog een paar maal terug, maar wierpen geen
bommen meer uit. Job brandde geheel uit, maar toch was
er veel tabak overgebleven en daar hebben onze jongens
die de volgende dag aan het opruimingswerk begonnen
heel lang van gerookt. De Amerikanen waren alleen maar
even gekomen, om te waarschuwen dat Saigon nu ook
bereikbaar was. We lagen vlak bij de haven en dat is
meestal een gezocht object.
In juni werden de werkparties behoorlijk uitgebreid, waar
bij alle objecten een nummer kregen. Als ons nummer
bekend was, wisten we wat we de volgende dag te doen
hadden. Zo was b.v. party I werk aan de haven, t.w. lossen
en laden van schepen en tongkangs. IA was de sojafabriek.
Dat was de "Handelsparty". 8 en 106 waren olie-emplace
menten, welke bij ons niet erg populair waren. Party II was
een Japans hospitaal en daar kreeg je spek te eten en
mocht je je eigen potje klaarmaken. 5A was het hoofd
kwartier en 3A de vliegtuigparty.
Naar 3A ging men het liefst.
Ten eerste reed je door een mooie laan waar de Fransen
woonden, de Rue Mac Mahon en ten tweede was het vlieg
veld zelf heel aantrekkelijk. De hele dag kon je het dalen
en opstijgen der vliegtuigen gadeslaan en soms zag je wel
een toestel "crashen". Wat wij mieters vonden!
Op 3A kon je ook allerlei lekkernijen kopen. Voor de
meesten was het altijd een uitstapje.
Het zwaarste werk deden we aan de haven. Saigon was
practisch de enige haven, waar ongestoord gewerkt kon
worden. Er kwamen nog geregeld schepen binnen, die wij
met rijst moesten beladen. Ook bij dit werk werd gesabo
teerd. Door niet behoorlijk te stuwen van de lading ging
deze bij ruwe zee werken en schuiven, zodat het schip
kapseisde. Wij lieten enorme gaten in de ruimen open...
later mochten alleen Anamieten laden. Daar waren wij niet
rouwig om. Het was wel benauwd aan de haven, ik bedoel
als de sirenes gingen voor het luchtalarm. Als je op zo'n
moment midden op de rivier zat, in het ruim van een groot
schip, nou, dan voelde je je helemaal niet happy. Dan was
het hals over kop eruit en aan de kant zien te komen.
Langzaam maar zeker kregen de Amerikanen meer be
langstelling voor Saigon. Voor een der belangrijkste haven
plaatsen van het Verre Oosten, met z'n duizenden pak
huizen.
We hadden een prachttijd! Op een dag stond er een heel
leger in het kamp aangetreden om de reis naar Japan te
aanvaarden. We werden geinspecteerd door een Japanse
hoofdofficier, die erg gek deed. Hij hield een mooie toe
spraak over het schone Japan met z'n sneeuw, bergen en
kersebloesem en we moesten het als een eer beschouwen
dat schitterende land te mogen betreden. Toen kwam er
een telegram binnen en onze reis werd uitgesteld. Voor
goed! Er is nog een contingent Australiërs vertrokken naar
Singapore, waar ze op de boot gezet werden voor Japan.
Het schip werd prompt getorpedeerd.
De geallieerden waren nu op zee de baas en de Jappen
begonnen er meer en meer pijn aan te krijgen. Maar ze
waren nog sterk want hun macht op het vasteland van
Azië en Indonesië was nog ongebroken. Dqor de belang
stelling van de geallieerde vliegtuigen begon de Jap bij
ons kamp schuilloopgraven te bouwen.
Direct achter ons lag een vrij uitgestrekt sawahcomplex
en hier moesten nu de loopgraven komen. Het hele leger
stond in de blubber. Enigen staken met een schop grote,
vette aardkluiten die langs een lange ketting van mensen
werden doorgegeven. Dat was party 16A. Veel smerig
baggerwerk, maar dit was voor onze eigen veiligheid, dus
werd het met animo gedaan.
Met Joop was ik nu dikke maatjes geworden en rukten
we zoveel mogelijk samen uit. We ruilden soms wel een
party om maar bij elkaar te kunnen zijn. Net broers voor
elkaar en dat zijn we nu nog.
Ik zal U vertellen hoe wij in die maanden steeds over
de nodige piasters beschikten. Och, een beetje handel en
ik deed toen veel aan diefstal... Als ik aan de kade werkte,
kan het niet zo gek gaan, of ik drukte wat achterover. Ik
wist altijd wel iets op m'n buik of tussen de benen het
kamp binnen te brengen. Ik ben zelfs binnengekomen met
2 overhemden op de buik! Als je een strak oud broekje
aanhad, kon er niets uitvallen. Ook boter en vis gingen
zo mee. We werden steeds gefouilleerd en dan zat ik 'm
wel te knijpen, want je werd volgens alle regels der kunst
bijgepuimd als ze je snapten. Ik werd eens aan de kade
gesnapt en toen had ik alleen maar naar een zak gekeken!
Er was een Jap, die me steeds zwaar op de korrel hield,
omdat hij me eens wilde beschuldigen van iets waar ik
niets mee te maken had. Hij kwam met een massieve
bamboe op me af en toen werd ik zo kwaad, dat ik hem
de bamboe uit z'n poten griste en daarmee de Jap te lijf
wilde gaan...Toen realiseerde ik me, dat ik te ver was
gegaan en liet de bamboe zakken. Die keer heb ik zo'n
ongenadig pak slaag gekregen, dat m'n ogen enige dagen
dicht zaten. In het vervolg hield Nippon me in de gaten.
Toch wist ik enige maanden later voor 400 gulden te jatten.
Ik was natuurlijk niet de enige. Joop heeft er nooit aan
meegedaan; dat durfde hij niet goed; maar ik heb het steeds
18