DE NIEUWSGIERIGE
eenvoudige jongen is, houdt hij niet
van "praten geleerd", en bedient hij
zich van de raadselachtige term: "Ons
kèn ons". Dit uit de weg gaan van
principiële uitspraken, zijn eigen soort
of levensbeschouwing betreffende, dat
door velen veroordeeld of verdacht ge
maakt wordt, kan helaas alleen de Indo
zelf begrijpen. Men moet bij andere
mestizo-culturen te rade gaan (b.v. bij
de Mexicaan Vasconselos) om te ont
dekken dat de Indo "zichzelf niet ver
kopen wil naar links of rechts omdat
hij bezig is zijn eigen weg te vinden",
en hoe meer de Tijd opschiet hoe meer
mengbloeden ervan overtuigd raken
dat bij de Revolutie der huidige Be
schavingen uiteindelijk nieuwe volken
en beschavingen zullen ontstaan. Dit
lijkt ver gezocht en boud geredeneerd,
maar alleen de Indo weet wat hij zoekt
om op te treden als de tijd rijp is. Dit
is niet een zaak van één generatie,
maar van ettelijke.
Ik ken een eenvoudige Indo die alle
confrontaties met het Indoschap, die
uitdagend of listig gesteld worden om
hem te dwingen tot een uitspraak, op
een typische Indo-manier beantwoordt.
Als een Indo hem nl. vraagt: "Wat is
een Indo?", dan is zijn raadselachtige,
licht-spottende, maar meteen rechtwij
zende wedervraag: "Mosoh je weet
niet?..." De ondervrager zit meteen
"vast" en staat bedremmeld. Deze Indo
heeft op zijn hoogst wrevelige kennis
sen, maar geen vijanden.
Hoe lang de gemiddelde Indo een
sfinx zal blijven, weet ik niet. Wél weet
ik dat de vele ontwikkelingen van iden-
titeits-crises over de hele wereld de
Indo spoedig ook zullen dwingen tot
een maatschappelijke en radicale posi
tiebepaling, ai wil niemand dit toege
ven. Terwijl daarentegen veel oudere
Indo's mij zullen bijvallen als ik zeg:
de Indo sterft niet uit, in vele genera
ties van assimilatie niet. In tegendeel
hij zal onder de druk van de twijfel en
tekortdoening zijn "Ik" spoediger vin
den dan men nu ooit toegeven wil.
Hier in Nederland, na tien tot twintig
laren, ontdekt ook de "volkomen geas
simileerde" Indo, dat het waar is wat
het Indonesische rijmpje zegt:
Keladi, keladi
Makin tua, makin djadi!
Of: hoe ouder een mens wordt, hoe
duidelijker zijn ware aard merkbaar
wordt. Het is jammer dat de Indo hierin
totaal genegeerd wordt.
T.R.
P.S. ledereen weet dat met dit opstel
over de Indo niet alles gezegd is. Zoals
over ieder ander volk of ethnische
groep kunnen over de Indo boekdelen
volgeschreven worden. Het is jammer
dat het niet gebeurd is. Maar als se
rieuze lezers fouten en onduidelijkl.e
den in dit artikel mee helpen opsporen,
zijn we op de goede weg. T
Met één oogopslag ziet men hoe vér vele Indo's ethnologisch uit elkaar kunnen liggen.
OVER DOKTOREN IN CHINA
Despiau, Liautaud, Matignon, Yersin,
Regnault, Bussière, Sigalen, Norman
Bethune, Korsakov, Jeanselme, Mesny,
Toye, Maxwell, Dudgeon...en vele, vele
namen meer. U kent ze niet. ik ken
ze niet. Het zijn namen van vergete-
nen. Je leest ervan in een "gek boek
met gekke plaatjes". Het heet "Ge
neeskunde in China", door P. Huard
en M. Wong. Tussen twee haakjes: de
hier genoemde namen zijn eigenlijk ook
van "gekke" mensen, want als dokter
van uiterst hoge bekwaamheid verko
zen ze niet in rijk en veilig Europa te
blijven, maar begaven zich onder de
Chinezen, een eeuw geleden nog een
"barbaars" volk, voortdurend gewik
keld in barbaarse oorlogen. (Europese
oorlogen zijn nobele oorlogen voor een
nobel doel oorlogen elders zijn al
tijd barbaars).
Hoe dan ook; in dat barbaarse China
begayen zich in voorbije decennia tel
kens weer europese geneesheren om
onder vaak ondenkbaar primitieve om
standigheden, oorlogen, pest en chole
ra trotserend mensen in nood te hel
pen, Chinese doktoren op te leiden en
op den duur de basis leggend van een
eigen Chinese geneeskunde, dwars
tegen de vooroordelen van primitieve
autochtone geneeswijzen in. Maar wat
méér zegt: deze doktoren wierpen niet
alles wat Chinees was weg, maar leer
den ook ettelijke Chinese methoden te
begrijpen en over te nemen. In verge
lijking met de Nederlandse artsen in
Indië hebben de europese doktoren in
China het veel moeilijker gehad, want
in Ned. Indië heerste vrede, terwijl
China van de ene oorlog in de andere
stortte.
Relatief gesproken dan altijd, want er
zijn Nederlandse "kolonialen" die op
andere terreinen hun leven veil had
den voor de eervolle uitoefening van
beroep bij andere volken. En zelfs de
lijst van Nederlandse geneesheren die"
medemens en wetenschap dienden in
verre kampongs en de oetans daarach
ter, zou zó lang en eervol zijn, dat men
zich schamen zou in Holland ooit weer
in discriminerende zin te spreken over
ons, "Indische kolonialen"..of men zou
een ander Indisch ABC maken, maar
dan op terreinen van intelligentie, ka
raktervastheid en moed! Enfin, we zit
ten nu eenmaal in een maatschappij
van politieke-spijkers-op-laag-water-
zoekers, dus bestaat er geen Indische
tegenhanger van dat merkwaardige
boekje: "Geneeskunde in China".
Dat heel bijzondere boekje is in alle
opzichten het lezen waard, boeiend ge-
illustreerd en bovendien maar 8,50
kost. Uitgebracht tussen twee haakjes
in de Wereldakademiereeks van Den
Haan en Meulenhoff. En te koop in
onze Tong Tong toko. 8,50 0,60
porto 9,10 kost het tot aan uw
bus. T.R.
Tempo doeloe was het gebruikelijk
in kleine plaatsen en ook op de suiker
fabrieken, dat de dames, om elkaar
wat te vertellen, gebruik maakten van
een dubbel leitje, dat als een boek
dichtgeslagen kon worden. De djongcs
kreeg dan printah, dat leitje naar een
bepaalde njonja te brengen, die dan
haar antwoord aan de andere zijde
schreef. Onze 2de machinist had de
gewoonte, als hij een djongos met zo'n
leitje zag lopen, hem met het bekende
handgebaar tot zich te roepen en on
danks zijn protest het leitje te openen
en te lezen, om volgens zijn zeggen
op de hoogte te blijven van de gebeur
tenissen.
Toen de dames het later merkten,
hebben zij het gebruikelijke leitje ver
vangen door gesloten briefjes, waar
door hij de kans niet meer kreeg zijn
nieuwsgierigheid te bevredigen.
K.J.E.K.
16