DE VERTELLERS VAN DE DODENSPOORWE G
Onder redaktie van G. H. Bartman
KERSTMIS EN EEN
AMERIKAANSE AANVAL
Dit is historische stof van uitzonderlijke betekenis!
Maar helaas hebben wij geen historici in ons midden om deze
stof Ie bestuderen, systematisch te bewerken, ordenen en ten
slotte te bundelen tot een boek. Iedere historicus zou hieraan
een levenstaak hebben.
Wel hebben wij (nog) in ons midden de mensen die er geweest
zijn. En zij zullen vertellen en getuigenis afleggen van hun er
varingen en belevenissen uit die barre tijd. Opdat zij die na ons
komen weten dat niet alles verloren is.
Als ik een goede transactie had afgesloten, voelde ik
me een hele Piet. Toch deelden we gelijk op. Het was een
behoorlijke sensatie. Ik heb meermalen dagen gehad van
4 a 500 gulden. Dat kon ik natuurlijk niet allemaal alleen
naar buiten brengen. Maar dan namen m'n compagnons
het mee tot op het vliegveld en ik ging 's middags afge
laden als een paard van Sinterklaas de kampong in. Soms
bracht ik in m'n veldfles jenever mee en dan hadden we
's avonds een feestje. Met Joop heb ik eens in de middag
rust, toen er geen handel was een fles snaps leeggemaakt.
Hoe Joop nog heeft kunnen werken, snap ik niet. Het was
daar allemaal grondverzet in de gloeiende zon en het was
daar heet hoor! Ik nam ook steeds een half dozijn heerlijke
worstjes mee en een paar pakjes sigaretten. De rokertjes
kostten toen al een piaster per pakje. Maar ik verdiende
goed. Over de lotgevallen op het vliegveld zou ik wel een
boek kunnen schrijven. Wat hebben we daar vaak gelachen!
Er was een Jap bij, bijgenaamd "de Schorre", die je hielp
met de zwarte handel. Maar hij kreeg van een dozijn han
delaren ook provisie. Alle krijgsgevangenen kenden "de
Schorre" en ze werkten graag onder hem. Dit over de
handel op 3A.
De "16" parties bij ons kamp breidden zich steeds uit.
Zo kregen we 16 B, 16 P, 16 H, enz., allemaal loopgraven
en stellingen. Iedere dag opnieuw in de blubber, met avond
werk. Doordat ik geld had, kon ik dit avondwerk "ver
kopen" en was dan zelf vrij. De prijs was 1.50. Ook Joop
deed het. Soms wilde hij werken, maar als ik kwaad werd,
liet hij het.
Na twee maanden moesten we er toch aan geloven, want
de Jap moest steeds meer mensen hebben. In de sawah
zag je geen hand voor ogen, maar toch blubberscheppen,
terwijl millioenen muskieten je opvraten. Gewerkt werd er
amper. Dit waren zuiver pesterijen van de Jap.
Zo naderde Kerstmis. Op een goede dag waren twee
Engelsen verdwenen. Ze werden nooit teruggevonden. Zeer
waarschijnlijk werden ze door de Fransen verder geholpen,
maar op ons werden toen strenge maatregelen toegepast.
Om de haverklap werd er, ook 's avonds appèls gehouden.
Wat verwensten we de Jap toen! Enfin, we zouden het ze
wel betaald zetten. Eens zou ook onze tijd komen.
Met Kerstmis was het de Fransen toegestaan om ons
van alles te sturen en kregen we dan ook lekkernijen, fruit
en enige varkens. Het verwonderde ons wel dat de Jap dit
toestond, want als er eens in de stad wat tussen ons in
gegooid werd, hadden we de grootste soesah. Joop b.v.
heeft eens een geduchte rammeling gehad, omdat een Ana-
miet enige vruchten op de auto had gegooid. Joop had
dat fruit niet eens gezien! Later kreeg hij van dezelfde
Jap 2 grote papaja's en een ananas. Een geestige Fransman
had een briefje gedeponeerd onder de tong van een varken,
waarop stond: "het volgend jaar beter".
De tweede Kerstdag moesten 20.000 bamboes die op de
kade lagen in het kamp gebracht worden. Tijdens een ijs
koude stortregen, welke drie uur aanhield, 's Middags waren
we klaar en kropen onder de deken om wat van de ellende
te bekomen, 's Avonds echter, na lekker gegeten te hebben,
spraken we mijn binnengesmokkelde fles schnaps aan. Ook
met Nieuwjaar zaten we tot aan de borst in de blubber
op 16 A. Dicht bij het kamp moesten er nu voor de Jap
barakken gebouwd worden, waarvoor grond nodig was.
Deze grond werd verkregen door onder water dikke, vette
kluiten te steken, die door een lange ketting van mensen
naar de plaats van bestemming werd gebracht. Blauw van
de kou stonden we daar weer uren in het water en de
longontstekingen waren niet zeldzaam. We wensten onszelf
voor 1945 het allerbeste toe en dat klonk toen erg sar
castisch...maar wij hoopten.
Op 12 januari waren wij getuige van een vertoning van
het Amerikaanse luchtcircus.
's Morgens om half acht stonden de verschillende werk-
parties klaar om uit te rukken, toen plotseling de lucht
alarmsirenes klonken. Meteen was het hele kamp in rep
en roer. De achterpoort ging open en in de looppas moesten
we de schuilloopgraven in. We waren nog niet het kamp
uit, toen de Yanks boven ons waren en meteen een paar
Jappen uit de lucht schoten. Er waren een 40 a 50 "duik-
kisten", afkomstig van een carrier. Doelen waren de haven
en het vliegveld. Ik heb nog nooit zoiets sensationeels
gezien! Onze schuilloopgraven lagen maar 200 meter van
de kade, dus we zaten op de eerste rang. Natuurlijk waren
er een hoop angstige lieden, maar ik stelde een groot
vertrouwen in de Yank en hoopte dat ze niet maar luk
raak gingen gooien en ons in die open loopgraven voor
Jappen zouden aanzien. Tien, twaalf toestellen tegelijk doken
recht op ons af, althans zo leek het, maar hun doelen
waren een dozijn schepen, die in de haven lagen. Zelfs
als ze optrokken waren ze nog gevaarlijk, want uit de
staart spoot een straal vuur! Toch kwamen er maar enkele
kogels in de loopgraven en in het kamp terecht en wonder
boven wonder liep niemand ook maar een schrammetje op.
Ik was te geboeid en te nieuwsgierig om weg te duiken
en half boven de rand van de loopgraaf zag ik hoe een
jager met een geweldige snelheid over ons heen op de
haven dook. Toen hij nog hoogstens 40 meter boven een
tankschip was, kreeg hij een voltreffer te pakken...De
jager spatte uit elkaar in duizend stukken. Bij mezelf dacht
ik: arme Yank!
De aanval duurde de hele dag. Telkens als de aanvallers
"leeg" waren, werden ze door anderen afgelost. Die actie
heeft de Jap heel wat gekost, want niet alleen Saigon werd
die dag aangevallen, maar ook schepen op de Mekong,
Bangkok en Singapore. De vliegveldpartie telde de vol
gende dag een honderddertig Japanse vliegtuigwrakken. In
de haven lagen verscheidene schepen op de zeebodem
en wat niet gezonken was, brandde...
Ook de olie-emplacementen van 10 B te Nhabé, waar
wij iedere dag werkten brandden en dagen lang zag je
de zwarte rook. Jammer genoeg waren er maar enige tanks
geraakt en daarom hebben we nog maanden "in de olie"
moeten werken. Voor ons was het een prachtdag en dagen
achtereen was dat het enige onderwerp van gesprek. Jullie
zult dat wel vaak gezien hebben, maar voor ons was dat
de eerste verbluffende actie van geallieerden die we zagen,
behalve dan de paar bombardementen van Rangoon. Het
was schitterend! De Jap Navy-0 toestellen waren geheel
machteloos.
18