Roedjak BOTERHAM "...Eerst zag ik in Tong Tong voor T.R. alleen een goede boterham, maar dat kon me niets schelen, het blad was goed. Later zag ik in, dat het naast een eigenlijk "magere" boterham een groot ideaal was. En nu weet ik dat hij het als een "must" beschouwt. Geweldig!...de meeste mensen snappen er geen jota van..." Soms krijgen we inzage in privé- brieven van abonnees aan derden waaruit we leren hoe er over ons blad en ondergetekende gedacht wordt. Natuurlijk blijft er soms geen stuk van ons heel, maar er zijn ook brieven als hierboven, die de spijker op de kop slaan. Ook al bent U vrij het "gewel dig" weg te laten. Zulke brieven constateren vaak "en passant" realiteiten waar ook de mees te oude, trouwe abonnees zelden over nadenken, maar die meer aandacht ver dienen. Typisch is bijvoorbeeld het denken dat er in Tong Tong en/of het auteurschap in het algemeen een goe de boterham zit. In practisch alle ge vallen (dus ook van journalisten en schrijvers in het buitenland) is het te gendeel waar, en het helpt niet of je daar de aandacht op vestigt of zelfs bereidwillig aanbiedt om het te be wijzen: die gedachte heeft nu eenmaal post gevat en kan er niet meer uit. Indischgasten zijn nu eenmaal opge groeid in een Indische maatschappij, waar kleine zelfstandigen niet beston den (men was óf ambtenaar óf in loon dienst bij grote maatschappijen) en waar practisch geen Indische journalis ten of schrijvers bestonden. In Holland zijn beide categorieën veel en veel meer aanwezig en weet men vaak uit eigen vriendenkring dat het "armoe- lijers-baantjes" zijn. Maar men ver gaapt zich aan het "in de grote be kendheid" staan en knoopt daar uit- zichzelf aanvast: DUS rijk. Omdat im mers gewone loontrekkers alleen dan rijk zijn als ze door verdiensten BUI TEN hun vak algemeen bekend ge worden zijn. En zó slecht zijn de mees te Indischgasten in Holland aangepast (zelfs al zijn ze vurige assimilatie-voor- standers) dat het merendeel van ons geen idee heeft van bestaansmogelijk heden van zelfstandige kleine onderne mers (waartoe Tong Tong behoort). Verder: krijgt men vroeger of later in de gaten dat Tong Tong inderdaad maar een zéér kleine verdiener is, dan slaat men over tot een ander uiterste: als je zó weinig verdient, moet je wel "idealist" zijn. En ik ben alleen maar practisch: aan de belangstelling voor de tropen MOET wat te verdienen zijn en dit werk is bovendien in hoge mate NUTTIG voor elke Nederlander. Als ik dus maar genoeg mensen aantrekken kan van hetzelfde inzicht, MOET Tong Tong slagen. Dat het nog steeds niet gebeurd is, komt door een grote massa In Tong Tong is herhaaldelijk door mij betoogd (bijval van velen uwer) dat de enorme schat van nuttige waarden van Indonesië door Nederland nog steeds op geen stukken na beseft wordt. Merkwaardig genoeg beseffen massa's Indischgasten dat zelf ook niet en vinden dat er bij voorbeeld al ge noeg in de Nederlandse voedingsmarkt doorgedrongen is (specerijen, samba lans, kruiden, kant- en-klaar gemassa- fabriceerde gerechten). Ik handhaaf hierbij, dat nog vele jaren nadat de laatste uit Indonesië afkomstige In dischman naar Manitou teruggekeerd is, in Nederland nieuwe spijzen "ont dekt" zullen worden die de Horeca- markt zullen veroveren. In mijn eigen gezin b.v. zijn wij nog steeds enorme liefhebbers van roedjak, en vooral in de herfst, als de oogst af komt en op de markt ook tal van "mngkl" (mengkel halfrijp) appels en peren te krijgen zijn, tracteren we ons vaak op dit gerecht waartegen de doorsnee Hollander afwerend de han den opheft en waarvan "geassimileer de" Indischgasten ook al niets meer moeten hebben. Jammer en (voor In dischgasten.) dom! Nu houden mijn jongste kinderen, die practisch geheel in Holland en Amerika zijn opgegroeid, ook niet zo bar van Indische gerechten, maar blijven ze dol op b.v. mangga en pisang. En mijn jongste zoon is een enorme liefhebber van roedjak, waar hij van geniet in elk jaargetijde, weer of geen weer. Toen hij dus onlangs uit zijn garni zoen (hij is milicien) voor een week end thuis kwam, stond er een was- factoren, waarvan het grootste deel on zinnig of kwaaddenkend is (b.v. dat liefde voor de Tropen "koloniaal" is), maar ik zet nog steeds door. Vandaag of morgen komt er beslist een vent, die het óók door heeft, én nog jong is én geld achter zich om ineens aan te pakken. Dat kan dus verder ook wel een Totok zijn, maar met benul van publiciteitswaarde en dan nog een flinke dosis branie en ondernemings lust. Het kén. Dus poekoel ik teroes. Basta! T.R. kommetje vol in schijfjes gesneden ap pels, peren en ketimoens op hem te wachten, en deed hij wat andere men sen alleen maar denken: hij "beukte" direct. Wat ook gek is: als sajoers een beetje pedes zijn, moppert hij, maar roedjak kan gewoonweg nooit heet ge noeg zijn. Hoe dan ook: de behoorlijk hete roedjak attaqueerde hij als een echt soldaat. Twee Hollandse vrienden keken toe en op mijn zoons invitatie probeerden ze ook een schijfje...en nog één en nog één en nog één...enfin, ze rustten niet voordat de hele kom leeg was. En toen likten ze daarna de saus nog op, net als wij vroeger de pientjoek, weet- jenog? In elk geval waren beide jeug dige totoks op slag levenslang gewon nen voor roedjak. En hier komen we terug op een me ning die reeds eerder in dit blad ver kondigd werd: als in Nederland door het Ministerie van Landbouw (of Econ. Zaken of Financiën) het roedjak-eten maar eens over de hele linie werd ge pousseerd, zou Holland in de toekomst geen appels en peren meer hoeven door te draaien, maar dan kunnen 10 miljoen Nederlanders de schade van onverkoopbare oogsten in een wip smakelijk opeten. Maar het zal nog wel een tijdje duren vóór veel eenvoudige spijzen werkelijk de markt zullen ver overen. Want helaas zijn in Holland op voedingsgebied zelfs de progres sieven zo conservatief als een muur! Ei ei, niet te gauw hier. Ik ken een visboer aan de Laan van Meerdervoort 188, Verhey is zijn naam, die vis ver koopt die in asem-garem gebakken is (dus vrij veel klandizie heeft voor zijn gebakken makreel). Toen ik hem vroeg hoe hij op het idee gekomen was, ant woordde hij: "Ach mijnheer, ik woon al veertien jaren in Den Haag...". Alsof het dus logisch was dat hij wat leren móest van zijn Indische clientèle! Daar entegen blijven er natuurlijk honderden, die al wonen ze honderdveertig jaar in Den Haag, niets leren van de Indische burger. Maar in elk geval is er érgens vooruitgang! Poekoel teroes! zeggen wij maar. T.R. Halfrijpe vruchten noemt men hier ONrijp, maar het eerste woord is beter. Halfrijpe vruchten hebben namelijk een aparte gunstige voedingswaarde, om dat ze door hun hoge gehalte aan pec tine de verteerbaarheid bevorderen. ES PASRA MACHINES Door (voor ons onbegrijpelijke en onvoorziene) omstandigheden heeft de leverancier van de es pasramachines zijn belofte niet kunnen nako men de apparaten half oktober te leveren. De advertentie van 15 oktober is dus voorbarig geplaatst. Bij het ter perse gaan van dit blad zijn de machientjes misschien reeds binnen. De bestellers krijgen ze direct toegestuurd! Dank voor uw geduld! Toko Tong Tong. 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 4