WONDERE KERST... müm Nu ik dit schrijf geef ik een stuk van mijn Leven bloot, een Hoofdstuk', met een hoofdletter H, want niemand zou mij dit kunnen afpakken, mijn herinne ringen die ik intens beleefde en die elk jaar opnieuw met de decembermaand krachtig voor mij opdoemen. Kerst, onze laatste Kerst in Sura- baja, sober (want er was de boycot) met een echte tjemara als kerstboom waarin onze mooiste collectie kerstver sieringen, helaas voor het allerlaatst, deels ook gekregen van mensen die eerder dan wij naar ons Vaderland ver trokken. Sober, want de piano werd niet be speeld. Het zou aanleiding kunnen zijn voor de opstandigen in de Rode buurt kampong Trowongan Gubeng. Angst, twijfel verteerde ons hart en als onze kinderen "Stille nacht, Heilige nacht" zongen, slikten wij een brok weg. En of schoon niemand iets liet blijken, ver telde mijn man het kerstverhaal en uit de grond van mijn hart steeg een gebed dat ik nooit eerder over mijn lippen had laten komen: "Erbarm U Heer, heb medelijden lief Jezu-kind, want wij heb ben nu geen thuis Ik zie nog de opgeheven snoetjes die zochten, steeds maar zochten naar de marsepein-belle tjes, de chocolade denneappels en an der snoep, die er dit jaar niet hin gen Hun vragende kinderogen waarin het kaarslicht weerkaatste, maar het wès er eenvoudig niet. Kerst 1958. Een volgepropte pension kamer met twee bedden die lekker in gezakt waren en waar wij met ons drieën op sliepen. Onze pensionhou ders waren hartelijke mensen, die met een een kinderbedje wilden bijschui ven, maar waar bleef dan de ruimte voor het heen en weer geloop van de kinderen, waarvan de 2 meisjes in een klein kamertje naast de onze sliepen en waar wij tevens woonden? Alle étalages hel verlicht. Dikke mist en koude. Op vele hoeken van de straat een Leger des Heils-collecte met enkele samengebonden takken sparre- groen en rood lint. "De Heere zegene U Mevrouw", klonk het en het was goed en het was ge meend en het deed je je eigen leed vergeten en denken: "Kom, anderen hebben het nog slechter dan jij." Maar hoewel Sociale Zaken ons huis vestte en wij niets anders konden doen dan handje ophouden (let wel: door ziekte), knaagde het verdriet dieper. Ook de pensionhoudster was in kerststemming en beloofde ieder van ons, ongeacht leeftijd, appelmoes en halve gebraden kip. Maar er was geen boom en toen de kinderen aarzelend vroegen: "Waarom kopen wij geen boom en anderen wel?" was ik hun het antwoord schuldig. Koopavond, de avond vóór Kerst. Met mijn zuster die er nauwelijks twee maanden zat, liepen wij einden, kilo meters en ik probeerde op de één of andere manier iets van mij af te schud den, ik wilde niet eens weten wat. 10 Vroom en Dreesmann, wat een prachtig verlichte étalages, met knap uitgeknipte étaleurgwerkjes, zoals sleeën, kerstmannetjes, wintertaferelen, textielwinkels, Marinello, de beroemde Ice-cream zaakwij liepen het Spui op. Herinner ik het mij goed, wat was het stil? Je kon de mensen tellen en de hoge gebouwen met vele verdiepin gen keken hardvochtig op mij neer, het was onvermijdelijk, alsof ze me in sloten. Hé het was waar, ik hoorde het toch duidelijk. "Stille nacht, heilige nachtDe man aan het orgel draaide het rad flegmatisch. Wij stop ten voor één van de étalages, niet om al wat uitgestald lag te bewonderen. Ik sloot mijn ogen, terwijl de orgelman "Nu sijt wellecome, Jezu lieve Heer" draaide. Sentimenteel? Ik schaamde mij voor niemand en liet mijn tranen de vrije loop. "Komt allen tezamen De herkenning en de vreugde van wat ik beleefde kende geen grenzen. Wat kon mij die halve kip schelen en die helverlichte étalages??? Ik had mij op Als onze kinderen of kleinkinderen volwas sen zijnzijn deze kinderen op de foto het ook. Zouden zij nochtans even goed met el kaar omgaan als wij? Of zullen zij totale vreemden voor elkaar zijn? Hoe veraf en onbekend is opeens de toekomst geworden (Foto E. v. Haasen-Deur) mijn hoofd willen slaan, want waar zou ik een boom voor mijn kinderen kunnen krijgen zonder centen? Aarzelend bood mijn zuster aan des noods een tak te bemachtigen en die te versieren. Voor mij was dat ènders, voor mij was het niet dat wat wij onze kinderen geven wilden. Voor mij was en stond het als een paal boven water vast dat het Jezu-kind wél voor een op lossing zou zorgen Loodzwaar, verregend en totaal ver kleumd kwam ik thuis. En toen de klok 12 uur 's nachts sloeg, dacht ik: "Om deze tijd zou het Jezu-kind geboren moeten zijn Als in een droom kwam twee lieve vriendinnen die ik mijn hele leven lang dankbaar zal blijven, zetten een kinder kandelaartje op de schoorsteenmantel met vuurrode kaarsjes, hingen 'n gezel lige vrolijke kerstklok aan de lamp, plakten tere engeltjes op kinderbekers en schudden uit 'n grote zak, chocolade hulstblaadjes en er was marsepein en borstplaat en er was een heerlijke tul band en boven de deur hing de mistle toe. Net zo stil als de twee vriendinnen kwamen,^net zo stil verdwenen ze. En toen was de tafel keurig gedekt. Ik zie nog de kleine lenige vingertjes van de meisjes die zelf kandelaartjes maakten van fonkelrode sterappels. Met de gesloten gordijnen en ons feestmaal en het warme kaarslicht aten we stil en zong ik: "Jezus zegt dat Hij, hier van ons verwacht Dat wij zijn als kaarsjes, brandend in de nacht En Hij wenst dat ieder, tot Zijn ere schijnt. Gij in Uw klein hoekje en ik in 't mijn." Het was oppassen met de kaarsen, want de vloer was van hout, er mocht beslist niets gebeuren, maar hé, wie stoorde ons en tikte zachtjes op de deur? Toen zag ik onze lieve pensionhoudster met in de hand hèar boom, hun eigen kerstboom, vol met flonkerende ballen en slingers behangen in de deur opening staan. Eenvoudig maar be slist zei ze: "Hier, vandaag mag die bij U op tafel staan. Mijn man, Henk en ik komen morgen met 2e kerstdag aan de beurt." Was dit geen antwoord op mijn stil verlangen? En opnieuw schaarden wij ons met elkaar en hoorden wij zoals elk jaar weer, de stem van mijn man, dit keer, of verbeeldde ik het mij, met een lichte trilling van onuitsprekelijke dankbaarheid: "En het geschiedde toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zou, en zij baarde haar eerstgeboren zoon en wikkelde hem in doeken en legde hem in een kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg E. Heils-Versfeld

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1971 | | pagina 10