Kerstliederen in oorlogstijd Radio Bolland 12 December 1942. Acht maanden duurde reeds de ja- panse overheersing. In welke tijd men ruimschoots kennis had kunnen maken met de wreedheid van de bezetters. De vrouwen, eerst verslagen na de overgave en 't binnen rukken van de vijand, waren langzaamaan weer bra- niër geworden. Zochten en vonden al lerlei akals om iets te weten te komen van 't werkelijke buitengebeuren. (Wij hoorden natuurlijk alleen van glorie rijke overwinningen.) Dat zelfs de jap er mee ging spotten. "Als wij 't hadden moeten opnemen tegen de vrouwen, waren we zo gauw niet klaar geweest." Dit veranderde enigszins, toen kennis werd gemaakt met de folterkamers van de Kempei-tai. Men werd voorzichtiger, paste op tegenover wie men zich uitte; en waarover. Vurig hopend, dat gauw de bevrijding kwam. Sprak de Djojobojo niet van honderd dagen? De tijd die een djagoeng zaadje nodig had, om weer rijpe kolven af te werpen? Wel zouden in deze periode de blan ken over 't hele rijk gehutst worden als rijstkorrels op een tampah. Maar dan was de dag niet ver, dat anderen zouden komen, om hen te bevrijden. Tussen vinca en verbena gluurden nieuwsgierig bleekgroene sprieten de gewelddadige wereld in. Liefderijk ge koesterd groeiden ze uit tot stevige planten met sappige stengels, aan wel ke de vrouwen zich hoopvol vastklamp ten. Maar als de kolven rijpten in de blad oksels, brachten ze geen hulp met zich mee. Wanneer dan ook in december op de tegallans de djagoeng pas hoog stond, had geen ene blanke vrouw er nog interesse voor. De voorspelling had gejokt De krijgsgevangenen waren reeds lang weggevoerd en verspreid over de hele archipel, Thailand en Japan. In de gevangenissen en in kampen op Java, waren de burgers onderge bracht. De mannen. Spoedig zouden de vrouwen aan de beurt zijn, maar dat wist toen nog niemand. Voorlopig kre gen ze zelfs toestemming haar mannen in de kampen op te zoeken, eens in de maand; op de tiende. In Oost-Java lag in een afgelegen bos, van alles verlaten 't kamp Kesilir. 't Was slechts te bereiken over haast onbegaanbare dessawegen. De tocht vroeg vele uren, zelfs van uit de dichtstbijgelegen plaats of onderne ming. Daarom zou er wel niet zo veel animo voor zijn, dacht de jap. Maar daar vergiste hij zich in. Welke vrouw deed niet alles, om zich er van te overtuigen dat haar man nog leefde? Of om hem moed in te spreken, als hij ziek was door de vele ontberin gen of martelingen? Voor al deze vrouwen betekende dit, dagen onderweg zijn; met primitieve overnachtingen vaak in de kampong. In de stadjes en op de ondernemin gen rondom, vonden zij een vriendelijke ontvangst in europese woningen. Want in dat ene grote verdriet waren immers alle vrouwen één. Op Djember woonde Truus. Haar man was als krijgsgevangene weg. Waar, wist waarschijnlijk alleen Onze Lieve Heer. Maar graag gunde ze iedere an dere vrouw een bezoek aan 't kamp. Met liefde stelde ze haar huis open voor de bezoeksters van Kesilir. Op de passar kocht ze tikars; en bantaltjes van bagor, voor een kwartje 't stuk. Die legde ze neer in alle ka mers van haar huis. Natuurlijk kon ze niet zorgen voor zoveel bedden. Maar dat hoefde ook niet. Men was reeds zeer erkentelijk voor 't dak boven 't hoofd. Velen im mers nog, moesten de nacht doorbren gen onder de blote hemel, overgeleverd aan weer en wind, vaak aan spotternij en van de opgroeiende inheemse jeugd. Op de avond van de negende telde haar bezoek vijftien of zeventien vrou wen. Met hun allen zaten ze in een grote kring rond de tafel. De stad was verduisterd. Ramen en deuren gesloten, de glazen beplakt met blauw papier. Nergens kwam een sprankeitje licht door; de stad leek dood. Ook in de kamer heerste duisternis bijna volkomen; om de lampen hingen kokers van blauw karton. Buiten druilde een miezerige regen, die de vrouwen nog mismoediger deed zijn. Moesten zij door dit weer de tocht beginnen? Er werd niet veel gesproken, uiter aard. De vrouwen waren moe. Velen hadden reeds een lange reis achter de rug. Bovendien, kennen deed eigenlijk niemand, iemand. "En we moeten zóóóóó voorzichtig zijn Om de avond door te komen stelde Truus voor, met elkaar wat te zingen. "Zingen? Maar dat mag toch niet?" "Nou ja; natuurlijk niet 't Wilhelmus. Maar kerstliederen b.v. 't Is toch bijna weer kerst." Ze stond op om aan de vleugel plaats te nemen. Zachtjes gleden haar vingers over de toetsen. Ze sloeg een paar accoorden aan; dan begon ze te spelen, 't Engelenlied. "Ere zij God; vrede op aarde, in de mensen een welbehagen Eén voor één hadden de vrouwen zich om haar heen geschaard. Ze zon- Stationsweg 143 tel. 070 60 17 03 DEN HAAG Stationsweg 77 tel. 070 60 15 12 DEN HAAG Herenstraat 157 tel. 070 86 32 01 VOORBURG Fred. Hendriklaan 161 tel. 070 - 55 66 97 DEN HAAG X UITVERKOOP actie 1971 singles 1,— t per stuk. Honderden sterk afgeprijsde L.P.'s. T Voorbeeld: Malando Tango's van 19,50 I voor 9,50; Herb Alpert L.P.'s van 19,50 1 voor 8,95 etc. alles nieuw af Fabriek en I STEREO. Uitzoeken maar. Soul, beat, klas- I siek...alles. X Eind januari verwachten wij een grote zen- 0 X ding L.P.'s uit Indonesia, nieuwe soorten X die nog nimmer in Nederl. zijn uitgebracht. X gen mee. Onwennig eerst, beschroomd; langzamerhand vrijmoediger. Er waren mooie, warme stemmen; ook zachte, onzekere. Die er af en toe zelfs even naast waren. Maar daar lette toch nie mand op. Sommigen waagden zich zelfs aan de tweede stem. Zo zongen zij, 't ene lied voor, 't andere na. Vergeten was voor enkele ogenblikken de Kem- pei met zijn gruwelen. Behalve haar hele wezen legden zij in de liederen een vurige bede voor betere tijden En als maar bleven de vingers gaan over de toetsen. Truus speelde 't voorspel van "Stille nacht, Heilige nacht Stille nacht, Heilige nacht Davids Zoon, lang verwacht Die miljoenen eens zaligen zal werd geboren in Betlehems stal Hij der schepselen Heer Na 't eerste couplet zweeg 't koor. En op dat moment werd er op de deur geklopt. Eens, twee keer. De gezichten verschoten; hevig ge schrokken schoven de vrouwen dichter naar elkaar toe. "De Kempeifluis terden ze. "Stttik denk 't niet; alleen een waarschuwing dat we op moeten hou den", dacht Truus. En ze maakte geen aanstalten open te doen. Dan werd opnieuw gebonsd en aan de knop gerammeld. Ja, nu moest ze wel gaan. Niet wach ten tot de deur werd ingetrapt. Als ze de sleutel omdraaide en de deur voorzichtig opende, stapte binnen, niet de Kempei. Maar een onderofficier, druipend van 't hemelvocht. Hij liep op de dames toe en brabbel de iets onverstaanbaars. "Tida mengerti", haalde Truus de schouders op. Ongeduldig wees hij op de toetsen. "Encore", mompelde hij, "encore". Ach! Nog eens. Dat mooie lied wilde hij nog eenmaal horen. Niemand voelde nog behoefte om te zingen; maar Truus was weer op 't bankje gekropen en natuurlijk lieten ze haar niet in de steek. En ofschoon de grootste schrik was weggevallen, beef de nog de emotie in alle stemmen. Werd af en toe een valse noot aange slagen. lees verder volgende pag.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1971 | | pagina 12