Kerstfeest Baros 1944 22 december 1944. Volkomen afgesloten van de buiten wereld, bevonden wij ons, burgergeïn terneerden, ruim 2.000 man in het Ba roskamp, gelegen in het bergland van de Preanger, Java. Eén van de tiental len burgerkampen tijdens de laatste wereldoorlog. Het geheel bestond uit 20 bilikken (gevlochten bamboe) loodsen met ope ningen in de wanden, die met bilikken luiken konden worden gesloten. De bilik-barakken stonden in rijen, gescheiden door stroken gras en grint- straten, omringd door een dichte haag, metersbreed prikkeldraad en tenslotte omheind door een hoge, dubbele bam- boe-pagger (bij wijze van schutting), die waterdicht was en vanuit 8 uitkijk torens op gelijke afstand opgetrokken, zwaar bewaakt werd. De interneringsbarakken waren niets meer dan kleine schuren met een ce menten vloer, waar alleen ruimte was voor slaapplaatsen, met een looppad in het midden. Daar lagen wij dicht op elkaar, op rieten matjes, smalle matrassen of stro ken zeildoek, met aan het hoofdeinde een kussentje of rolletje dekens, een bundeltje "privé-bezittingen" (haveloze kleren, handenarbeid-spullen, 'n hand koffertje, soms een krukje of bankje). Het rook er altijd muf, matjes, matras sen en dekens vertoonden overal dui zenden zwarte stipjes vanwege wand luizen en ander ongedierte, waartegen wij voortdurend maar vruchteloos een verwoede strijd leverden. Hygiëne ontbrak er geheel en al ruim 2 jaar zaten wij achter prikkeldraad, versleept in geblindeerde, zwaan-be waakte treinen van het ene kamp naar het andere. Baros was ons 4e kamp op Java: Straf gevangenis Boeboetan (Soerabaja) Fort Ngawi, Tjimahi, Baros. Al van het begin af was de behande ling slecht. De Japanners pasten een volmaakt uitgevoerd „verkommerings- proces" op ons toe. Resultaat: overbezette zieken-barak- ken en zelfs talloze zieken in de overi ge barakken. Voedsel was gering en slecht, medicijn werd niet aangevoerd. De meesten hadden verschijnselen van hongeroedeem en waren erg verzwakt. Er was gebrek aan kleding. Wij lie pen in opgelapte kleren, want wat er nog over was van de handkoffer vol, die wij mochten meebrengen, toen wij gevangen gezet werden, hadden wij tij dens corvee-werkzaamheden buiten het kamp, stiekum geruild met de bevolking tegen eieren, vlees, vis, meel, klapper olie, rijst of tabak. Stiekum, want als de Japanse bewa kers, die altijd aanwezig waren, deze "pagger-handel" ontdekten, waren wij alles kwijt en kregen bovendien klap pen met de geweerkolf, waarna opslui ting in 'het hok' volgde, gedurende een vol etmaal. 'Het hok' was een uit bamboe opge- 14 trokken, dakloze kooi van nauwelijks een meter in 't vierkant, geplaatst op het open veld, waar overdag de gloei ende zon op scheen en 's nachts de kou van de bergen vrij spel had, ter wijl voor de gekwelde gestrafte nauwe lijks ruimte genoeg was om behoorlijk te zitten. Staande of knielende werd de straftijd doorgebracht. "Mannenkamp - Vrouwenkamp" De geïnterneerden waren uitsluitend mannen. Enkele maanden tevoren had den de Jappen 300 jongens tussen 12 en 17 jaar binnen gebracht. Aanvanke lijk waren deze in de vrouwenkampen ondergebracht (bij hun moeders), maar om bepaalde redenen achtten de be zetters het blijkbaar gewenst ze daar weg te halen en naar ons mannenkamp over te brengen. Voor deze jongens ruimden we de 2 grootste barakken in, gelegen achter in het kamp, zo ver mogelijk verwijderd van de poort en het daarbij gelegen militaire wachthuis. Veel jongens ontmoetten bij ons hun vaders. Een ontroerend weerzien na ruim 2 jaar scheiding. Zo gingen wij ons Kerstfeest 1944 tegemoet. Jap, de Mepper voelt zich beledigd. Er was die dag weer iets aan de hand met de Japanse kampcomman dant. Als zo vaak was hij, enigszins be schonken de barakken langs gelopen en lette bizonder scherp op of ieder bij zijn nadering wel de (Japanse) buiging als groet en eerbetoon maakte. Na tuurlijk merkte hij weer enkelen op, die het niet goed of snel genoeg deden, zodat hij flink kon snauwen en vloeken en met de (leren) schede van zijn sa moerai (Japans zwaard) flinke meppen kon uitdelen. Deze man stond bij ons allang be kend als "Jap, de Mepper". Na zijn ronde door het kamp, liet hij de Neder landse kampleiders bij zich in het wachthuis komen. Hij had een boodschap voor de ge- interneerden: Het Internationale Rode Kruis had 'n grote partij kerstpakketten gestuurd, voor ons bestemd, maar hij was niet van plan deze te doen uitreiken. Wij "konèro's" (varkenskoppen) had den niets nodig. Hij had ons altijd méér dan genoeg doen verstrekken, daarom voelde hij zich zwaar beledigd, dat deze zending was gekomen. Hij was in "zijn eer als commandant van Baroskamp" aange tast, daarom verzocht hij ons mee te delen, dat er geen Kerstfeest gevierd mocht worden. Hij vond het onbehoorlijk in oorlogs tijd feest te vieren. Wij moesten maar vroeg gaan slapen, dat zou véél beter voor ons zijn! Tóch Kerstfeest. Zo viel de schemer van Kerst-avond 1944 over het trieste Baroskamp. Op gevoelige wijze had de Jap ons weer eens van zijn macht overtuigd en toen wij in onze barakken de enkele (wegens verduistering met blikjes afge schermde) lampjes wilden ontsteken bleek de stroom uitgeschakeld te zijn. De hoofdschakelaar bevond zich in het wachthuis. Jap de Mepper had ons zon der licht gelaten. Waarschijnlijk was het hem niet ont gaan, dat alle lampjes in de barakken met groen, zilverpapieren sterren en rood-papieren klokjes waren versierd. Maar als hij had gemeend, dat er die avond geen Kerst gevierd zou worden, had hij het toch bij het verkeerde eind. Om 8 uur zou het beginnen en dat ge beurde ook. In elke barak zou een geestelijke in de dienst voor gaan. Ons kamp telde tientallen geestelijken (R.K. en Prot.) zodat het plan gemakkelijk doorgang kon vinden. Oliepitjes en half-opgebrande kaar sjes waren al gauw bij de hand, vol doende licht om dominee of pastoor in het centrum van de barak te kunnen zien. Daar stond een verhoging, een paar oude kisten, bedekt met wit pa pier, met wat groen, zilver en rood. Uit elke barak 2 vrijwilligers, die bui ten op wacht bleven, om te zorgen, dat geen Jap ons tijdens het feest kon verrassen. Tegen 8 uur werd het stil in Baros kamp. Elk had zich in de eigen barak teruggetrokken. De wachters, verdekt opgesteld, hielden een oogje in 't zeil. In de verte blaften 2 kampoenghonden. Tussen de bamboelatten van de omhei ning sjirpten luid enkele krekels. Het was een mooie, rustige avond, met hel dere sterrenhemel, terwijl de halve maan als een zilveren sikkel juist boven de rand van de omheining stond. Toen kwam de dominee, de Kerst- dank-dienst kon beginnen. In het schaarse licht van de flakke rende olie-pitjes en kaarsjes stond hij op de geïmproviseerde verhoging, sterk vermagerd, met diepliggende ogen, sloeg de Bijbel open en las: "Het ge beurde in die dagenfier klonk zijn stem, vol bezieling, vol wijding kwam het Woord tot ons! Met toegeknepen keel luisterden wij, elk met onze eigen gedachten, maar toch allen voelbaar gegrepen door dat blijde Woord, dat ons tegemoet kwam. Weldra klonk uit de barak ernaast zacht, haast gedempt, de zang van het gewijde lied "Ere zij God in den Hoge Vrede op Aarde, in de Mensen een Welbehagen". Kort daarop steeg ook bij ons de zang omhoog "Stille Nacht, Heilige Nacht...." Nooit klonk er ge dempte zang zó gloedvol, nooit was er een feest zo vreugdevol. lees verder volgende pag.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1971 | | pagina 14