ZEEDRIFT
van tijd en ruimte... brieven van tijd en ruimte... brieven van tijd
Dit artikel schreef ik ruim een jaar
geleden. Toen ik mijn attaque nog niet
gehad had. Toen vlot schrijven me nog
erg gemakkelijk afging. Ik liet het
stuk, zoals ik wel vaker doe, aan en
kele vrienden lezen. Dan weet ik wel
of ik tot plaatsing mag overgaan of
niet.
In dit geval waren mijn vrienden
triest gestemd na het lezen. ]a zelfs
geschokt. Als U liever geen onprettige
dingen leest, begin hier dan niet aan.
Ik vroeg deze vrienden: "Wat is er
fout in dit artikel?" "Niets". "Is het
lelijk geschreven of onaf?" "Nee. In
tegendeel!" "Waarom vind je het dan
toch niet leuk als het in Tong Tong
staat?" Men wist het antwoord niet. Al
leen een onzeker: "Het is zo verdrietig
en we hebben al verdriet genoeg..."
Ik denk er anders over...maar toch
zou ik ook Uw opinie willen horen,
hoe kort ook, hoe afwijzend ook.
Daarom plaats ik het artikel na zoveel
maanden toch. Want ik heb zo'n ge
voel dat ik het U niet onthouden mag.
Ik was twaalf jaar toen ik (met Pa's
Europees verlof mee) voor het eerst
vér overzee ging. Niet alleen het leven
op de mailboot interesseerde me in
duizend-en-één vormen, maar ook de
"lege" zee om ons heen. En vaak stond
ik dus (net als ieder mens op zee) in
gedachten aan de railing, op een raad
selachtige manier geboeid door...door
niets eigenlijk. Want ook al verander
den de golven trillioenen malen van
gedaante en al was elke gedaante
nieuw, zij waren even zovele malen
hetzelfde. Bij al hun verschillende
meetbaarheden en vormen en hun
schijnbare (of echte) "voortstroming"
stonden zij stil en was de "chaos" van
hun veelvormigheid van een zó treffen
de rust en eenvoud, dat ik (om in kin
derwoorden te spreken) "net zo goed
naar niets kon staan kijken".
Wel, dat deed ik dus.
De avond begon te vallen. Het was
etenstijd voor "de grote mensen", dus
kinderen hadden het hele dek voor
zich alleen. De zee was van marine
blauw indigo geworden en daarna don
ker permangaan. De zon was al lang
onder, maar de hemel was nog licht
in het Westen.
Onze boot doorsneed een lange
kronkelende sliert zeedrift (zoals ik in
tussen al vaker gezien had). Wat som
mige mensen drijfhout noemen, de En
gelsen: "flotsam and jetsam". Restan
ten "wegspoelsel" van een verre kust:
takken, een klapper, een stuk bamboe,
een pisangblad, een stuk schors, een
djeroek, een brokje plank, een fles, een
krag ètjèng...
Later zou ik op kortere of langere
zeereizen, op mailboten of in kleine
majangs, vaker zo'n sliert zeedrift zien.
En leerde ik er zelfs uit lezen of we
dicht bij een kust (of riviermond) waren
of ver van land. Hoe verder van land,
hoe meer zo'n sliert uiteengerafeld was
en uiteengeslagen in brokken. Tot er
héél ver in zee misschien nog maar een
enkel klapperblad dreef of een tak. Of
zo.
Maar op die guirlande zeedrift op
die avond zag ik plotseling iets dat
me eerst tot mateloze verbazing bracht
en daarop tot even mateloze schrik en
angst.
Er fladderde een witte vlinder over
het drijfhout!
Rusteloos en speels of eindeloos
moedig of eindeloos wanhopig?
Telkens scheen de vlinder op een
dode tak of een ander uitsteeksel te
willen neerstrijken, om dan verschrikt
weer op te stijgen en verder te wieken
en het verder weer te proberen. Tever
geefs, en dan weer verder op zoek te
gaan naar vaste grond en weer verder
en verder.
Precies zoals ik thuis vlinders altijd
had zien vliegen en wenken en fladde
ren. Van bloem tot bloem, van struik
tot struik, zelve een vliegende bloem
gelijk.
Maar nu waren er geen bloemen,
geen struiken; er was zelfs geen naakte
steen om op te rusten. Alleen water.
Met genadeloze golven zover het oog
rijkte.
In de vallende duisternis bleven mijn
ogen de vlinder zo lang mogelijk vol
gen in zijn wanhoopstocht over de gol
ven zonder eind en zonder kust. Terwijl
in mijn jonge hoofd duizend gedachten
rondstormden: Waar kwam deze vlin
der vandaan? Was hij uit een cocon
aan een dode tak midden op zee ge
boren? Waar ging hij heen? Zou hij
tijdig een eiland vinden? Een mooier
eiland dan hij ooit gezien had? Zou hij
maar één dag leven, een dag die nu
reeds ten einde liep? Zou hij toch nog
een boomstam vinden om te rusten tot
de nieuwe dag op zou komen over een
nieuwe einder met een smaragden ei
land dat hem wachtte met duizend
bloemen? Of...of...
Welke gedachten kunnen al niet
gaan door een kinderhoofd. En onder
tussen deden mijn ogen pijn van de
krampachtigheid waarmee zij de fragile
vlinder probeerden te volgen. Steeds
spokiger werd het beeld van de zwer
vende vlinder. Steeds meer de gedaan
te aannemend van de spokiger worden
de schuimtoppen der golven. Toen los
te de levende schim zich op in de
schimmen van de nachtzee.
De boot voer ook zo snel...
Ik weet niet meer hoe deze "simpele
gebeurtenis" ook weer afgesloten
werd. Ik denk niet dat ik droevig naar
bed gegaan ben. Kinderverdriet gaat
immers altijd snel voorbij? Zoveel nieu
we, boeiende, leuker zaken eisten mijn
belangstelling weer op.
Ik vergat ALLES.
En ik herinnerde mij de vlinder zelfs
niet meer toen ik later op zee andere
slierten zeedrift paseerde. Misschien
ook wel omdat ik later nooit meer zo'n
vlinder zag. Misschien omdat ik te zeer
geboeid was door verre stranden met
klappertuinen als rijtjes lucifersstokjes
met groene bètètveertjes erboven.
Misschien omdat ik met roering of ont
zag vulkaankegels ten hemel zag rijzen
boven de horizont. Misschien omdat ik
in boeiende kout was met vissers of
Maleise kooplieden. Of omdat ik dood
gewoon verrukt was om vrij te zijn met
alle Tijd en Ruimte voor mij alleen, vér
buiten de zenuwachtige ruziënde men
senmaatschappijen van de grote ste
den. Ik weet het niet meer. Wat zie je
immers véél in een leven!
Pas onlangs kwam deze "simpele
gebeurtenis" weer in mijn herinnering
terug. Na vermoedelijk al maandenlang
14