DE GROT
Djoengö Kendi
1 J. G. YSSEL DE SCHEPPER
j ALLE VERZEKERINGEN
In Malang, achter het huis van de
Fam. Sanders, bij de Brantas in Oro-
Oro Dowo is een grot met vele vertak
kingen. Als jongen ben ik erin geweest,
't Was maar een paar honderd meter.
Die grot loopt onder de grote weg
naar Batoe en de kali Soekoen, een af
takking van de Kali Brantas.
De Kali Soekoen is eigenlijk een
gegraven rivier voor de bevloeiïng van
gronden. De aftakking begint bij Betek,
even voor de ijsfabriek.
Deze grot moet, volgens de over
levering, tot Batoe gaan, dus onder
Dinojo en Sengkaleng. De grot zit
bij de ingang altijd vol vleermuizen
en soms, na een bandjir, met slangen.
We hebben nog dikwijls in de ke-
doeng bij de grot gezwommen.
Vele Malangers uit mijn tijd, zullen
zich deze grot nog wel herinneren.
N.N.
Verhalen over grotten die dóórlopen
tot aan zelfs de Zuidkust van Java,
al dan niet bewezen, zijn in omloop bij
méér plaatsen dan Malang. Voor zover
ons bekend staan deze plaatsen ook
op de lijst: Kediri, Demak, Pati, Se-
marang, Ponorogo, Djokjakarta, Bogor.
Het is jammer dat in onze Indische
tijd de later in Europa beroemd ge
worden Speleologie (grotonderzoek)
nog niet bekend was. Anders hadden
beslist heel wat Indische jongelui deze
sport ook beoefend. Want bang waren
we niet, ondanks de samen met deze
grot verhalen roulerende "bijzonder
heden" dat het er zou wemelen van de
slangen of dat ze "angker" (behekst,
betoverd) zouden zijn.
Verder is er een grote vleermuisgrot
in het Palembangse die door zou lopen
tot de Indische Oceaan. Deze is vaak
bezocht, maar een doorgang tot de
Oceaan is nooit gevonden. Van de
grotten in het Jogjase is bekend dat
zij een onmetelijk labyrinth vormen,
waar o.a. Diponegoro met zijn krijgs
oversten zich vaak verschool.
Ook is in deze grot ergens een ge
wijde plaats, waar (volgens verhalen)
Diponegoro een vloek op zou gelegd
hebben. Historisch staat hiervan wél
vast dat zij bestaan heeft. Officieren
van de Nederlandse achtervolgende
troepen tijdens de Java-oorlog, zouden
zich op deze plaats misdragen hebben
en op de gewijde plek hebben geüri-
neerd. Zij werden met ingewandspijnen
in het lazereth opgenomen en zijn ge
storven.
Wie kent onderaardse grotten in het
oude Indië uit eigen ervaring en weet
ervan te vertellen? Er valt van som
mige beslist wat te verhalen. In een
grot bij Bogor zouden gevlekte vleer
muizen zijn "als konijntjes". Dit is door
de bioloog Zody bevonden waar te
zijn. Ook moet er een grot in het
Keboemense zijn met een onderaards
meertje waarin blinde, witte vissen le
ven. Wie heeft er ook van gehoord?
Een oude foto van de eerste "Verwey en Lugard's" garage op de hoogvlakte van het Toba
meer aan het begin van deze eeuw. De foto werd gemaakt tijdens het passeren van de toenmalige
minister van Koloniën CREMER aan deze garage. De auto waarin de tocht door Insulinde
werd gemaakt: een SPIJKER auto.
In Madioen heeft Vader een poos
een Melkerij moeten beheren. Dat was
in het jaar 1925-'26 zo ongeveer.
Daar heb ik ook voor 't eerst van
mijn leven het woord Indonesië ge
hoord, want de Melkerij heette: Indo
nesische Melkerij.
Een van de staljongens bracht altijd
zijn zoontje, een dreumesje van 3-4
jaar mee, omdat zijn vrouw verkoop
ster was op de passar. De kleine Tolé
(jongetje) zoals hij gewoon genoemd
werd, was een schatje en een grote
smulpaap. Hij was altijd om en bij me;
misschien, omdat ik ook tot de v(f)reed
(t)zamen behoor.
Als ik zat op een dinklih (krukje) te
koken, op een anglo (houtskoolhaardje)
stond hij altijd dicht naast me.
Zwijgend en met grote, open oogjes,
spannend af te wachten, wat voor lek
kers het weer zou worden. Want hij
wist, als ik klaar was met koken, ik
voor hem (en ook voor mezelf) een
proefportie zou opscheppen.
Hij sprak alleen, als je hem een
vraag stelde. Maar zo klein als hij was,
antwoorde hij altijd in Bösó (beleefd-
heidstaal). Dat hadden zijn ouders hem
geleerd en hij sprak 't zo grappig uit.
U weet wel, kindertjes op die leeftijd,
spreken de r altijd met een I uit. Als
ik hem vroeg: "Zou je dit of dat ge
recht lusten, Lé?", antwoordde hij:
"Ingé mawon, ndolo Nah!" (Natuurlijk
graag, Juffrouw).
Na zo'n gezamelijk snoeppartijtje, zei
hij altijd, heel netjes: "Matoel soe'on,
ndola Nah," en ging dan op een drafje
naar de stallen toe, om zijn Vader te
vertellen, dat hij weer zo lekker qeqe-
ten had!
Maar op een keer, liep hij niet direct
weg en bleef wachtend bij me rond
hangen. Dus vroeg ik hem: "Moet je
niet naar de koeien gaan kijken, Lé?
Je Vader zal wel je hulp nodig hebben
en je bent nu toch al sterk geworden,
nu je net gegeten hebt?"
Hij antwoordde: "Ingé ndola Nah,
matoel kesoe'on,,. (Ja, Juffrouw ik dank
U). "Maar wij moeten nu nog ndoewó
(gebedje zeggen).
"Ik ken geen ndoewó, Lé, ken jij er dan
wel één?"
En toen kwam het. Hij steek met beide
handjes over zijn rondgegeten buikje
en sprak zijn doewo uit.
"Doengó kendi, doengó kendi (ge
bed van de kendi)
W't'ng wal'k, mienti mient (zat buik
je, lekker rond)
Doewool k'b'k (boven vol gevuld)
Ngisol mili (onder loopt 't weg)
Lees r voor de I's.
"Moet U ook doen, ndöröNah, dan
wordt U nooit ziek van het eten. Heb
dat van oude Pak Doel geleerd."
Pak Doel was ook een staljongen,
maar de oudste van allen.
Ik heb ,t eerst uitgegierd van 't lach
en; zo grappig deed dat kereltje het.
Wel, ik heb dat rijmpje van Tolé ge
leerd en we deden 't voortaan samen,
na elke smulpartij.
Wij zeggen gewoonlijk: "Wel beko
me het U".
Of misschien ook dat zelfs niet
meer?
Pim
f Alg. Ass. bedrijf „Argo"
I Kantoor en woonhuis Corn, de Witt-
laan 83, Den Haag, Telef. 55 71 72
10