Sadrach, De Profeet
Door Dr. H. J. de Graaf
De Javaanse prediker Sadrach (rechts) in gezelschap van de zendeling Willems (links) Op de
achtergrond twee Javaanse hulppredikers.
Buiten pangéran Dipa -Negara of
Boeng Karno heeft geen Javaan zo
sterk tot de verbeelding gesproken als
Sadrach, de Profeet. Een honderd jaar
geleden was hij al bekend, en toen ik
in 1926 op Java kwam, was men in
zendingskringen nog niet over hem uit
gepraat. In kranten en tijdschriften
komt men zijn naam tegen, terwijl over
hem zelfs een héél boek geschreven
is: Sadrach's Kring, door ds. L. Adri-
aanse (460 blz.). De reis, die ds. Lion
Cachet in 1890-91 ondernam, en waar
over hij een nóg dikker rijk geïllus
treerd boek schreef, van liefst 880
bladzijden. Een jaar op reis in dienst
der Zending, die reis is feitelijk groten
deels ondernomen wegens de "kwes-
tie-Sadrach". Niet alleen zijn portret
komt er in voor, maar op vele bladzij
den wordt zijn naam vermeld. En toch
was die Sadrach ogenschijnlijk maar
een eenvoudig Javaan.
Zijn afkomst kon niet simpeler zijn.
Hij werd omstreeks 1835 ergens in de
buurt van Japara uit straatarme ouders
geboren. Ze waren zó arm, dat hij er
als kleine jongen op uitgestuurd werd
om te bedelen. Gelukkig werd de klei
ne Radin, want zo heette hij toen, door
een kinderloos echtpaar geadopteerd.
Tot. jongeling opgegroeid ging hij bij
verschillende godsdienstleraren kennis
verzamelen, zodat hij ten slotte heel
wat van de Javaanse Islam wist
Toen zendeling Jellesma in 1851 te
Madja-Warna, de Christen-dessa,
woonde, was de jonge Radin niet ver
daarvandaan op een pesantrèn of mid
delbare godsdienstschool, zodat hij de
ze eerste zendeling op Java meermalen
zag. Van de pesantrèn te Djombang
ging hij naar een andere te Pana-Raga,
en vandaar naar Semarang, waar hij
als santri of godsdienstleerling veel
verkeer had met Arabieren en hadji's
en zich Radin Abas noemde, dus met
een deels Arabische naam. Hij woonde
toen dicht bij de moskee, dus wel in
de kaoeman of wijk der vromen.
Doch ziet, daar ontmoette hij de
helper van de zendeling Hoezoo en
hoorde van deze iets over het Evange
lie. Hij zocht toen de zendeling zelf op.
Zelfs toen hij in een dessa, op 5 uren
van Semarang afgelegen, verbleef,
ging hij toch elke zaterdag naar Se
marang, om des zondags Hoezoo in
het Javaans te horen preken. Hebben U
of ik er ooit zoveel voor over gehad,
om naar een bepaalde dominee te
gaan luisteren?
Maar wat geschiedde? Onze vriend
was een tijdlang ook moerid (leerling)
geweest van een goeroe Pak Koermèn.
Deze werd nu eens bezocht door de
reeds in een vorig opstel vermelde
kjai Ibrahim Toenggoel Woeloeng, een
zelfstandige Christengoeroe, welke
hem tot het Christendom wilde beke
ren. Die bekering gelukte pas na een
openlijk twistgesprek in tegenwoordig
heid van beider leerlingen. Voor ons
zou zulk een discussie eerder op een
tweegevecht dan op een tweegesprek
lijken. Het lijkt eer op een prestige-slag
dan op het uitwisselen van argumenten.
Doch hoe het ook zij, Pak Koermèn
legde het loodje en was nu bereid,
gelijk het de adat of het gebruik eiste,
zich in het Christendom te laten onder
richten, mét zijn leerlingen. Toen nu
Pak Koermèn eens een zijner oudleer
lingen, Radin Abas, ontmoette, vertelde
hij hem over de Christen-kjai Ibrahim,
die met zijn volgelingen in Banda
woonde. Daarom ging Radin Abas ook
in Banda wonen. Zendeling Jansz Sr.,
die nog al kritisch tegenover dat Ja
vaanse Christendom stond, bezocht
vanuit zijn woonplaats Japara ook wel
eens Banda en hij vond, dat van het
drietal: Toenggoel Woelang, Pak Koer
mèn en Radin Abas de laatste nog het
meest van het Evangelie afwist, hoewel
zijn kennis sterk vermengd was met
Javaans bijgeloof.
Nu hoorde Radin Abas in Japara ook
over een zekere Mr. Anthing spreken
in Batavia, die, hoewel geen zendeling
of dominee, toch het Evangelie poogde
te verbreiden en wel door middel van
Inlandse helpers. Bovendien ging van
hem de roep uit, dat hij Inlanders net
als gewone mensen behandelde, op
een stoel liet zitten en dgl. meer. Dat
was destijds nog niet algemeen ge
bruikelijk. Radin Abas wilde deze merk
waardige Europeaan ook wel eens
zien en dus trok hij in 1865 naar Bata
via, waar hij bij Mr Anthing een tijd
lang als bediende werkte. Daarna nam
deze hem zelfs aan als anak mas of
pleegkind. Mr. Anthing liet zijn pleeg
kind schrijven leren en ook dooponder-
richt geven, en zo geschiedde het, dat
Radin Abas op 14 april 1867 in de be
kende Portugese Buitenkerk te Bata
via gedoopt werd. Zijn naam kan men
daar in de doopregisters aantreffen.
Hij kreeg toen een nieuwe naam: Sa
drach Radin. Sadrach was een der jon
gelingen in het Babylon van de profeet
Daniel. Toen hij met twee vrienden
weigerde het beeld van de trotse ko
ning Nebukadnezar te aanbidden, werd
hij in een vurige oven geworpen, maar
op wonderbaarlijke wijze gered. Er zat
dus een betekenis in de naam Sadrach.
Anthing liet Sadrach toen een tijd
lang met boekjes door de Ommelanden
colporteren en evangeliseren, doch dit
duurde niet te lang. In jan. 1868 was
Sadrach weer in Japara terug. Vandaar
6