OUDE DAG DIERBAAR EN KUNSTZINNIG In het nummer van 1 maart, pag. 17 stond een aardig stukje over Slamet Sondag, de oude bedelaar die elke zondag zijn vaste bezoek kwam afste ken bij Mevr. W. M. Bongers-Heroma die het stukje schreef, waarin ze dit vaste bezoek herdacht. En inderdaad verdient zo'n verhaaltje een plaats in Tong Tong omdat in zeer vele gezinnen in Indië behoeftige grijs aards op hun vaste europese adres sen hun vaste benggol of bolongan of nóg meer kwamen afhalen. Eigenlijk is het woordje "bedelaar" voor deze men sen te kras gezegd. In het toenmalige Indië bestond (en bestaat nog steeds) geen AOW-uitkering, en wie op hoge leeftijd al zijn nabestaanden verloren had (door vertrek of door sterfte) kon er slecht aan toe zijn. Immers niet sterk genoeg meer om ook als bedien de ergens te werken. Gelukkig is de Indonesische samen leving veel beter ingesteld op morele verplichtingen van familie en kennissen en onder zelfs het nederigste dak is altijd toch wel een plaatsje voor een baleh-baleh en een hapje rijst. Toen ik in 1965 in Indonesië was, heb ik verscheidene Europese "van God en alle mensen veriatenen" in de kampong opgezocht, die onderdak, voe ding en vriendelijkheid ondervonden van Indonesiërs die het zelf niet breed hadden, terwijl zelfs voormalige steen rijke maatschappijen of familie in goe den doen in Europa en Amerika geen hand uitgestoken hadden om te helpen! Maar goed, ook in het oude Indië waren er dus van die vaste aankloppers om een kleinigheid en Slamet Sondag was er één van. Toen de Bongersen onlangs onverwachts een negatief von den van een vroeger gemaakte foto van de ouwe heer, werd het plaatje naar ons opgestuurd en hier is het dan. Ongetwijfeld zal dit plaatje bij velen herinneringen hebben wakker geroe pen aan oude bedelaars. Er waren erbij die ondanks het feit dat ze toch ge dwongen waren om aalmoezen te vra gen, helemaal niet onderdanig of slaafs waren. Er konden brompotten bij zijn, die doodgewoon zó onhebbelijk waren, dat je ze met het grootste recht voor goed weg had kunnen blaffen. Maar we deden het toch niet en namen de mopperijtjes en terechtwijzingen mees tal goedmoedig. Of met een schater lach. Voelden we misschien toen al welke tragiek er schuilt achter élke oude dag, vooral als je aangewezen bent op liefdegaven, die je dwongen om "chapeau bas" te spelen, al was je er verdikkeme te trots voor? Vele Batavianen hebben de oude Chinese bedelaar op Glodok gekend zonder benen, die zich voortschoof op een met karton en plankjes verstevigd onderlijf, met houten klompjes aan de handen, die van Niemand, herhaal Nie mand, mededogen, deernis of spot, nam, de mensen luidkeels vervloekte als honden of als varkens, terwijl hij op elk moment de drukke straat over stak en telkens op een haar gemist werd (soms opzettelijk), maar ieder een luidkeels van katoen gaf. Ik heb hem van achter een groot glas stroop pernielie kopior vaak bespied en ont dekte in zijn gelaatstrekken behalve vlagen van razernij intelligentie en goede komaf. Te deksel! Zo'n lot moest ieder redelijk mens immers uitzinnig van woede maken?! Eigenlijk bemoeit de gerontologiè, de studie van de ouderdom, zich weinig met het gedachtenleven van oude men sen. Door de een of andere denkfout menen wij allemaal dat de mens, als hij ouder wordt en de Laatste Afreke ning nadert, zijn leven meer en meer betert, maar niets is minder waar. Veel oude mensen worden "hoe ou der hoe slechter", twistzieker, roddel zieker, gemener. Wij kennen allemaal de oude Scrooge. En de Oude Nurks en Het Oude Diakenhuismannetje van Nicolaas Beets. Het sterkste verhaal dat ik ooit las, was van de hand van de Japanse auteur Niwa Fumio en ging over een stokoude weduwe, Umé, die de gezinnen die haar verzorgden op alle manieren het leven tot een hel maakte. Zó kwaadsprekend, diefachtig, komediespelend, schijnheilig, vilein en ondankbaar als ze zelfs in de kracht van haar leven nooit had kunnen zijn! En wij kennen allemaal wel zo'n ouwe- tje dat in de gaten gehouden moet worden. Ah! Het leven blijft tot op onze hoge ouderdom om ervan te genieten met alle aangeboren eigenschappen, óók de slechte! Maar inderdaad blijft het leven tot onze hoogste leeftijd mooi genoeg om ervan te houden met alle góede gaven in ons. En menig oud mannetje treft ons mét zijn gebrokenheid onder de wrede slagen van het leven door zijn moed en zijn glimlachende wijsheid. Zoals het Bali-beeldje dat ik altijd op mijn tafel heb staan en waarmee ik vaak zwijgende samenspraken heb als met de Toekomst - en de Tjalie van de toekomst (als een hoge leeftijd mij beschoren mocht zijn): "Don't give up, old man. Never give up!" De voorplaat-foto van Tong- Tong No. 17 is mijns inziens verre van "Niets bijzonders" al mag het een "gewoon" beeld uit Indië weergeven. Naar mijn smaak is het een zeldzaam ar tistiek genomen foto. De prach tige beeldverdeling, het vrouwtje net middenin de lichtvlek, de rust en toch zo weelderige na- tuuromlijsting maken dit beeld tot de mooiste voorplaat, die ik mij van Tong-Tong herinner, een bijzonder compliment aan de heer Bongers wél waard, dunkt mij. M. J. A. Oostwoud-Wijdenes Saluut aan deze dame op reeds hoge leeftijd (ze draagt een naam die velen onzer kennen), die onvermoeid opkomt voor wat haars inziens (en veler in ziens!) waard is apart gememoreerd te worden om artistieke redenen. Inderdaad worden wij bij het bekijken van foto's uit het oude Indië meestal zo "ineens in het hart getroffen" dat wij verzuimen de artistieke waarde van veel foto's apart te noteren. Maar zo als U ziet, is er altijd wel minstens één waakzame geest onder onze lezers die het verzuim goed maakt. Onze dank daarvoor! T.R. 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1971 | | pagina 20