Waar Gaat Het Om? Waar gaat het Tong Tong om; waar is het al die jaren om gegaan? Die vraag rijst ook nu weer bij het lezen van Lilian Ducelle's artikel bij de voor plaat van 15 jan. '71, voorstellende een ondernemings-crèche met een hele zwerm Indonesische baby's, weet U nog? Lilian, noch Tjalie, of wie dan ook, zullen willen beweren, dat het mense lijk welzijn zó maar ontstaat, zonder de natuur aan te grijpen. Die simpele crèche van Jem is al niet denkbaar zonder cultuur. Trouwens de harts tocht voor de jacht is de lust tot pionie ren op allerlei wijzen, die zovelen in het oude Indië bezielden, zijn sympto men van een krachtige wil tot een zich meten met de natuur. Maar tegelijk is daar een ontzien van die natuur, de liefde voor haar, het zich verbonden weten ermee. Nu schijnt het alsof het veroverend aangrijpen van de natuur lijnrecht staat tegenover het eerbiedigen en ontzien van diezelfde natuur. Dit althans is de situatie in de overontwikkelde landen, een situatie waar we nauwelijks raad mee weten. Waarom was dat "froeher" in ons Indië niet zo? Ten eerste kon een hand vol westerlingen in die enorme en machtige natuur niet zoveel kwaad stichten en ten tweede - en dat is de hoofdzaak - waar die natuur in cultuur was gebracht, was dat voor het groot ste deel niet door westerlingen, maar door de autochtone bevolking gedaan en die deed dat heel anders, namelijk als arbeidscultuur. De arbeidende mens in regelrecht contact met de natuur bedenkt metho den om de natuur aan zich dienstbaar te maken. Daarin speelt de intuitie een grote rol en bovendien blijft de ge voelsmatige verbondenheid met de natuur levend. Aldus wordt het denken bestuurd vanuit een bepaalde levens houding, waarin mens en natuur a.h.w. partners zijn. Denken als zodanig is begripsvor ming, uitgedrukt in taal. Begrippen ontstaan volgens vaste wetten van logica, waarmee van delen der gehele werkelijkheid om ons heen een "vereenvoudigde uitgave" wordt geconstrueerd (een denkbeeld.) Vol gens ons door onze natuur gegeven vaste ordeningsschema's kunnen we met die deelconstructies willekeurig nieuwe constructies maken binnen ze kere grenzen. Die grenzen dijen steeds uit tot buiten onze aarde. De werke lijkheid, die we zo maken, is een kunst matige. Dit nu is het wezenlijke van alle cul tuur. Zonder dit kunstmatige blijft de mens overgeleverd aan de "grillen van de natuur." Toen de mensheid op een gegeven ogenblik en een bepaalde plaats in de historie (het oude Griekenland) voor het eerst de mogelijkheden ontdekte, die een stelselmatig denken biedt, is dat denken deel in zichzelf geworden. Het is losgeslagen van het totale mens zijn in verbondenheid met de natuur. Stelselmatig denken staat tegenover de natuur; het is veroverend, agressief en het is een mechanisme! Sinds Des cartes dit denken losmaakte van alle andere aspecten van ons menszijn en van het zijn der wereld en het ten troon verhief, heeft het ons meedogenloos in zijn greep gehouden. We moesten de len en nog eens delen in steeds fijnere onderdelen. We moesten steeds meer combineren tot voortdurend gecompli ceerder constructies, die elk op zich steeds meer los van elkaar kwamen te staan. Daarmee werd alles steeds meer verzakelijkt, werden agressie, verove ring, competitie, scheppen van denk beeldige behoeften, intolerantie, com municatiestoornis a.h.w. geheiligd in naam der goddelijke rede. Het is niet zo, dat we de beginselen daarvan niet ook in het godsdienstige, het sociale en "politieke" leven van primitiever culturen ontmoeten. Ze zijn er altijd geweest in onderscheiden graad en vorm, bepaald door bloed (aard), bodem en klimaat. Maar ze werden niet tot een stelsel matig wetenschappelijk bedrijf ge maakt. Het is ook zo dat daar, waar het be gripsmatige denken te weinig tot ont wikkeling kwam, honger, ziekten en angst heersten, zodat het communisme de taak moest overnemen, die de heer sende levensbeschouwingen hadden laten liggen. Dat brengt ongetwijfeld een zeker materieel soulaas, maar het laat de mens voor het overige in de kou staan. Er schijnt geen andere keu ze te zijn, dan opgaan in een kollektivi- teit öf een los en eenzaam individu te blijven (wat we dan onze vrijheid noe men) in een "democratische" wereld, waarin de dwang van de kunstmatig heid de levenswijzen toch ook gelijk- schakelt. De economie bepaalt ons Ie- ven, een economie, waarin overigens hoe'langer hoe meer mensen klem ko men te zitten. Ons heimwee naar "Indië" is het heimwee naar een leven, waarin we nog niet in een gevangenis zaten, waar gemeenschap nog mogelijk was, waar kleine geneugten nog een mens tevre den en gelukkig konden maken. Dat moet echter niet overdreven worden. De groep mensen, die dit ge luk bewust ondergingen was, wat de Europeanen betreft, klein. Er waren grote tegenstellingen, er was discrimi natie, er was kleinzieligheid en er was grootdoenerij. Eigenlijk is het zo, dat velen pas achteraf, nu ze Indië achter zich lieten, zijn gaan beseffen, wat er aan waarden te genieten was. Pas laat ontdekten wij dat abonnee Th. v. d. Sloot, die ons al vaker filoso fische brieven schreef, waaruit een scherpe analytische geest sprak, onder wijzer was van Lilian Ducelle aan een lagere school in Malang. Ook uit dit artikel blijkt duidelijk dat hij één der historische facetten van ons Indië goed gezien heeft. Vanuit dit facet krijgen andere facetten van "de geschiedenis der mensheid" een verrassend nieuw licht. De heer Van der Sloot is de tweede van links. Hoe vinden oude bekenden elkaar vaak terug langs de verste omwegen! En dat betreft lang niet alle "Indo-Eu ropeanen" en "totoks", maar een klei nere denkende groep, wie het contakt met de bevolking iets gedaan heeft. Tong Tong heeft binnenkort zichzelf overleefd. Het terugwijzen naar het geen eens was, heeft alleen zin als we duidelijk kunnen maken waarom het zo was. De feiten en de mensen verdwij nen. Het gaat om een stuk evolutie van het leven. De explosie van westers in tellect is een fase daarin. Het heeft de materiële mogelijkheden verschaft voor een verdere ontwikkeling en ons met een met de neus op het feit gedrukt, dat we nu moeten gaan leven, selecte ren en op menswaardige wijze aan wenden. En daaromtrent kan men in de leer gaan bij de culturen, zoals die in ons "Indië" bestonden. Bestonden, want het grote gevaar dreigt, dat de besmet ting met de westerse denkhouding een chaos schept en het eigene ondermijnt. Overigens zeggen de verhalen uit Tong Tong niets tot degenen, die ze niet zelf beleefden, en zelfs velen van dezen niet eens, omdat ze nooit nadenken. Wat nodig is, dat is een revolutie in de vorming van de jeugd, een "sprong mutatie", waarbij het theoretiserende denken naar de achtergrond wordt ver wezen, om eerst plaats te maken voor de vorming van concrete waarde-be- grippen der dingen in het totale ver band met ons leefmilieu. Door actief bezig zijn met zulke eerste en voorlo pig beperkte analysen, waarbij intuitie, hoofd, handen en emotie zijn ingescha keld, ontstaat de houding van creatief denken, het oplichten van een visie op

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1971 | | pagina 4