Op bovenstaande foto de schrijver van dit artikel (geheel links) met vier klasgenoten van de Semarangse H.B.S. De foto werd genomen na een daverende fuif bij de geboorte van Prinses Juliana. Wie helpt Hein Buitenweg aan de namen van de vier anderen, die hem ontschoten zijn! Mijn belangstelling voor de keetjes van die dagen moet uiterst gering zijn geweest. Ik herinner me, althans wat mijn schoolgenoten betreft, er niet één meer van. Op zijn hoogst moet ik een stille, nooit geopenbaarde verering ge koesterd hebben, buiten schoolverband dan, voor de zusjes B., die ik bewonde rend na keek wanneer ze op weg naar of van school mijn huis in Embong passeerden. Ik miste de vrijmoedigheid ze aan te spreken of zelfs maar te groeten. En waar mag Zus de B. zijn gebleven, het meisje met de blonde haren, langs wier woning in de Palmen- laan ik vele middagen fietste en waar ik éénmaal op bezoek mocht komen. Maar de rest is letterlijk silence. Hoe amuseerden we ons in die da gen na schooltijd? Op een oude kaart van Soerabaia anno 1905 staat nog de wielerbaan Ve lodrome aan een zijwegje halverwege Kaliasin en Kepoetran. In het midden van de ovale racebaan lag een gras veld waar we vrijwel elke middag voet balden. Marcks, Walter Bos Otten, Chris Barends en de beide broers Gal- staun, de latere voetbalcracks. Op het grasveld stond een hoge stellage met een platform er boven, van waaruit een Duitser, Schulz of Schultze bij vol doende publieke belangstelling zijn looping the loop demonstreerde, waar mee hij bij ons natuurlijke grote be wondering oogstte. Hij was het ook die af en toe wielerwedstrijden op touw zette, waaraan we vanzelf met enorm enthousiasme deelnamen. Spatborden en alle andere overtolligheden werden van onze fietsen verwijderd, de stuur stangen benedenwaarts gebogen, een doelmatiger gearing aangeschaft en zwetend en zwaarademend maakten we onze rondjes. Waarbij de potige en taaie Walter Bos Otten altijd ongesla gen kampioen bleef. En waar zouden we na afloop van onze sportiviteiten onze dorst beter hebben kunnen les sen dan in De Kouwe Hoek, een wa genkamer ergens op Toendjoengan waar je desnoods op de pof, een ver rukkelijk glas es-pasra met chocolade stroop kon krijgen. Dan waren er de zondagse fietstoch ten naar de Oedjong en de restanten van het oude fort Prins Hendrik, waar je in de modder vaak nog zware, dik verroeste kanonskogels vond. Op zaterdagavonden drentelden we rond in de onvergetelijke stadstuin met het muziekkoepeltje en de in mathe matische figuren gesnoeide bomen, of we zaten aan een zinken tafeltje on der het genot van een kogelflesje te kijken naar de ronddrentelende bezoe kers. En nu schiet me iets te binnen waar ik nog om grinniken moet. Op een avond werden we overval len door een fikse regenbui; niet leuk als je op tijd thuis moet zijn. Mijn drie sobats wie waren het? riepen een kosong aan, waar ze inklommen en onmiddellijk alle zeiltjes neerlieten tegen het inregenen. Zelfs de rug van de koetsier bleef voor de inzittenden verborgen. Op mijn fiets modderde ik achter het gevalletje aan, god Pluvius hartgrondig verwensend. En toen ge schiedde het dat op het donkere Ka- joon, waaraan zovele oelieven uit die dagen wel zoete herinneringen moeten bewaren, zich een film voor mij af draaide, die mij alle ergernis over mijn doorweektheid deed vergeten. Eens klaps ontwaarde ik hoe het achter zeiltje behoedzaam werd opgerold en drie koppen naar buiten kwamen. Blijk baar niet om te zien of het nog re gende, want even later verschenen twee benen, gevolgd door het achter deel dat daarbij behoorde, waarna het geheel zich met slangelenigheid uit het voertuig liet glijden, in snel tempo gevolgd door de beide andere joyrij- ders. Ik lag dubbelgevouwen van de lach over mijn stuur. Waar je al niet toe komt wanneer je je laatste zakgeld in de Stadstuin hebt verbrast! Ik had graag het gezicht van 'sir wil len zien, toen de arme donder merkte dat zijn lading verdwenen was. Mijn voorlaatste rapport vóór de overgang prijkte met zoveel vieren en vijven, dat ons opperhoofd het te mij ner beschaming voegzaam vond mii vóór de klas de cijferlijst te laten op lezen. Nu heb ik er van jongs af aan eenzelfde hekel aan gehad mijn gezicht te verliezen als een Madoerees. Met luider stem, ze nummerend van één tot zes las ik dus de vakken en de daar voor toegekende cijfertjes op. "Vlijt, een drie. En dat is dan de zesde en laatste!" "Zeven" riep de verbolgen Dirk en gaf me een fikse draai om mijn oren. De wijze waarop ik hierop reageer de mag ik mijn lezers wel besparen. Het gevolg ervan was dat mijn goede vader, die inmiddels naar Semarang was overgeplaatst, het na een brief van de baas beter oordeelde mij maar van school te nemen. Ik verhuisde dus naar de Semarangse H.B.S. Hoe ik drie maanden voor de overgang toch nog in de volgende klas kwam te zitten is iets waar ik nog altijd niet bij kan. Zou het geweest zijn omdat mijn vader Chris heette. Ik weet het niet meer. Nu ja, 13 61 is nog altijd 74. HEIN.BUITENWEG 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1971 | | pagina 15