t
m.
Officier uit de Beksan Lawung Ageng.
groots opgezette kunstmanifestatie geza
menlijk werd georganiseerd door de Kasul-
tanan (Kraton Jogja), Paku Alaman (Jogja),
Kasunanan (Sala), Mangku Negaran (Sala),
Kanoman (Tjirebon) en Puri Agung Alam-
pura Karangasem (Bali), waarbij Jogja
o.a. uitkwam met een opvoering van de
zeldzame Bedaja Sapta in de Sitihinqqil van
de Kraton.
Bedaja. Als een schip met volle zeilen ko
men de negen danseressen in gesloten for
matie statig binnenschrijden, de linkerarm
gestrekt, de gespreide kainslip in de sierlijk
gebogen hand. De begeleidende muziek
wordt in marstempo gespeeld, versterkt
door de slagen op de bedug en af en toe
zelfs gesteund door tromgeroffel. Na deze
indrukwekkende entree: kapang-kapang,
ontwikkelt zich het verhalende gedeelte,
Pandu Narasoma geheten. Het verhaal con
centreert zich hoofdzakelijk rond twee dan
seressen
De dansfiguren en gestileerde krisgevech-
ten, die zij uitvoeren, vertonen grote over
eenkomst met die van -de serimpi, zij het
dat déér vier danseressen in groepen van
twee optreden. Het is trouwens erg moeilijk
in Jogja een wezenlijk verschil tussen be
daja en serimpi te ontdekken. Het enige
houvast heeft men in het aantal der danse
ressen. De overige zeven bedaja's groe
peren zich telkens tot nieuwe combinaties,
daarbij voortdurend sierlijke bewegingen
makend met hoofd, armen, handen en
danssjerpen. Na afloop van het verhalende
gedeelte richten allen zich weer op
en zet de stoet zich in geslo
ten formatie in beweging voor het vertrek,
op dezelfde wijze en in dezelfde richting
als bij het begin, op het forse marstempo
van de gamelan.
Kelana Topèng. Een heel kort fragment van
de dans van de verliefde vorst, hier met
zijn gouden masker. Feitelijk moeten alle
dansfiguren viermaal worden uitgevoerd:
links, rechts, voor, achter. Dit heeft direct
te maken met de dansruimte, de pendapa,
waar de toeschouwers de dansvloer aan
drie zijden omsluiten, terwijl de vierde zijde
door de gamelan wordt begrensd. Op een
westers podium richt men zich noodge
dwongen slechts tot het publiek in de zaal.
Parta Krama. Een liefdesscène uit de wa
jang wong. Ditmaal tussen de geliefde held
Ardjuna en dèwi Larasati. Misschien wel als
symbolisch voor de buitenlandse tournee
van de dansgroep op te vatten, is het feit,
dat in het gekozen fragment Larasati vol
gens het verhaal niet van adellijke afkomst
is. Zij geldt echter voor een van Ardjuna's
trouwste en liefhebbendste echtgenoten. O-
verigens een schitterend voorbeeld van de
alus stijl, voor man zowel als vrouw. Spe
ciaal de mannenrol is bijzonder zwaar, om
dat de mannelijkheid, ondanks de verfijnde
bewegingen gehandhaafd moet blijven.
Het is ongelooflijk, hoe de subtiele beleving
van het tere liefdesspel door middel van de
abstracte danstaal op suggestieve wijze op
de toeschouwers kan worden overgebracht.
Dit verraadt in alle opzichten een groot
kunstenaarschap.
Bégal. Ook weer een fragment uit de wa
jangliteratuur. In dit geval uit de Sri Sekar,
een episode uit de voorgeschiedenis van
het Mahabharata, waarin de goden een be
langrijke rol spelen. Hier god Wisnu, met
godenkroon, stralend aureool: praba en
fluwelen jasje, tegenover het prototype van
de demonenaanvoerder: Tjakil (Klabang Tju-
ring) met enkele van diens volgelingen.
Prachtig is ook hier weer de forse dans
stijl der demonen, waarbij de basisbewe
gingen, voor ieder gelijk, verschillend wor
den uitgevoerd, naar gelang van het stereo
tiepe karakter van de demon. Als humoris
tische noot, de uit de toon vallende buta
Tèrong, met zijn grote, witte aubergineneus.
Tegenover al deze platvloersheid, de god
delijke kracht, die Batara Wisnu uitstraalt
en waarmee hij in de gestileerde gevechten
achtereenvolgens Tjakil en diens trawanten
onschadelijk maakt.
Golèk Tunggal. Hier een mooi voorbeeld
van een dans, waarvan de oorsprong pre
cies vaststaat. Uitgedacht door Pangeran
Adipati Mangku Bumi, broer van Sultan
Hamengku Buwana VII, was deze staande
dans bedoeld als afsluiting van bepaalde
dansopvoeringen zoals de Langenwanara,
die in hurkende houding: djoged djèngkèng
of bokong, werd gedanst. Oorspronkelijk
een vrouwendans, door een jongeman uitge
voerd, was de betekenis ervan, dat de toe
schouwer moest zoeken (golèk) naar de
diepere betekenis van het verhaal, dat werd
uitgebeeld. Later, toen de golèk uitsluitend
voor vrouwen gereserveerd werd, is het
een solo-dans (tunggal) geworden, waarin
de vrouw zich op sierlijke wijze opmaakt
en behagen schept in haar vrouw-zijn. In
zekere zin zou men hierin een tegenhanger
van de kelana kunnen zien. De danseres
draagt hier de afwijkende danskroon in de
vorm van de vogel met gespreide vleugels.
7