De vorstenlanden
Met een Arabische tentdans, zoals abusie
velijk in het programma vermeld, heeft de
golèk niets van doen.
Taman Soka. Een fragment uit het Ramay-
ana. De apenvorst Sugriwa en zes van
zijn legeraanvoerders, waaronder Suwida
(zwart), Anggada (rose), Anila (blauw) en
Hanoman (wit). Ook hier weer de forse
dansstijl, door iedere aap op eigen wijze
geïnterpreteerd. Hanoman vertrekt naar
Lengka, het rijk van de demonenkoning
Dasamuka (Rahwana), die prinses Sinta
heeft ontvoerd en opgesloten in zijn lusthof
Taman Soka. In deze tuin vindt Hanoman
dèwi Sinta terug, vergezeld van Rahwana's
nicht, dèwi Tridjata. Hanoman overhandigt
Rama's ring aan Sinta, in ruil voor een
haarspeld, als bewijs voor Rama, dat hij
Sinta gevonden heeft. Dan verschijnt Rah
wana, die Sinta voor zich opeist. Zij weigert
en wordt door Tridjata beschermd. Rahwana,
in woede ontstoken, verjaagt Hanoman.
Opvallend zijn hier de loopbewegingen, die
de apen uitvoeren. De ingelaste tussenstap
jes, waarbij de gebogen knieën even ge
strekt en weer gebogen worden, suggere
ren duidelijk dat deze apen, hoewel hande
lend als mensen, toch geen mensen zijn.
Beksan Golèk Putri. Onder de naam beksan
golèk wordt een aantal dansen gerang
schikt, die als hoofdthema een tweegevecht
uitbeelden; de bewegingen van de dansers
of danseressen zijn geïnspireerd op die van
de rondhouten golèkpoppen. Over het alge
meen zijn deze dansen van latere datum.
Het repertoire is niet ontleend aan de klas
sieke wajangliteratuur. In overeenstemming
hiermee is de afwijkende dansstijl, die veel
moderner aandoet, al is de danstechniek
nog wel degelijk gebaseerd op de klassieke
beginselen.
Ook de danskleding is veel gevarieerder
en verraadt andere inspiratiebronnen dan
alleen de wajang. De beksan golèk, die
hier door twee vrouwen: putri, wordt opge
voerd, is een creatie van de tegenwoordige
Sultan Hamengku Buwana IX. Het is een
bewerking van een verhaal uit de islamie-
tische Serat Menak-cyclus en laat een strijd
zien tussen prinses Widaninggar van het
Mongolenrijk Tartaripura en de Arabische
prinses Rengganis. Beiden zijn bijzonder
strijdbaar en voor geen kleintje vervaard.
Men zou in hen het ideale type van de
moderne, zelfstandige Indonesische vrouw
kunnen zien.
Heel mooi is de opkomst der beide prinses
sen, gewapend met pijl en boog, gezeten
°Pf reuzenvogels in de gedaante van garu-
da's De Mongoolse prinses getooid met
Chinees aandoende sieraden en lange haar
vlecht, haar tegenstandster met de dans-
kroon in de vorm van de vogel met gesprei
de vleugels.
Uit oogpunt van moderne dansontwikke
ling in de klassieke traditie, vormt deze
Beksan Golèk Putri een bijzonder interes
sant voorbeeld van hoe men, puttend uit
een arsenaal van oude en moderne gege
vens, binnen het eigen cultuuurpatroon nieu
we, harmonische creaties weet te scheppen.
Beksan Lawung Ageng. De laatste dans
tenslotte, spant wel de kroon van de avond.
Een klapstuk van ongekende hevigheid. Dit
is klassieke Jogjase stijl in optima forma.
Een dans, waarin de eeuwenlange Jogjase
traditie, begonnen bij de eerste sultan, is
uitgekristalliseerd. Het is een krijgsdans
van vier wapenknechten, vier onderofficie
ren en twee officieren, zich oefenend in
het hanteren der lansen.
In pure gagah stijl, - de horizontaal opge
trokken knieën, die een rechte hoek met de
8
DE JAVAANSE VORSTENLANDEN IN OUDE ANSICHTEN"
"BATAVIA IN OUDE ANSICHTEN"
"NED.-INDIE IN OUDE ANSICHTEN"
3 deeltjes oude geschiedenis in kostelijke prentbriefkaarten samenge
steld door Dr. H. J. de Graaf
Prijs per deel f 18,90 plus porto 1,
Geen porto bij bestelling van 3 delen.
benen maken; de evenwichtsstand op één
been, alvorens het andere op de gongtoon
gestrekt neer te zetten; het buigen en strek
ken van de armen en het wegstoten der
danssjerpen -, demonstreren de dansers de
basisfiguren van de Jogjase dansstijl voor
mannen. Uiteraard is er een duidelijk ver
schil tussen het jeugdige, overmoedige,
luidruchtige optreden der jonge wapen
knechten en de statige en beheerste be
wegingen van de onderofficieren. Zij dragen
allen de destar tepèn, de klassieke hoofd
doek met goudrand en waaiervormig uit
staande slippen, versierd met een boven het
achterhoofd uitstekende toef bloemen: tjun-
duk; en de ronde sumping grompolan als
sieraad boven het oor. De twee officieren
dragen de songkok op het hoofd en een
staf in de hand.
De begeleidende melodieën, met flinke
kracht op de gamelan geslagen, behoren
tot de meest forse, die Jogja kent: de op
zwepende ééntonige melodie Gangsaran,
telkens overgaand in de gending Roning
Tawang en Bima Kurda. Natuurlijk nog
versterkt door de doffe slagen op de bedug
en door het dreigende tromgeroffel. Onge
lofelijk, wat hier gepresteerd wordt in deze
uiterst zeldzame kratondans, die nu voor
het westerse voetlicht wordt gebracht. Wat
een overweldigende uitdrukkingskracht,
reeds door deze tien dansers gemanifes
teerd. Laat staan als het er tweeenveertig
zijn, zoals de traditie dat verlangt. Kan de
Beksan Lawung Ageng in de categorie der
mannendansen als een hoogste proeve van
bekwaamheid beschouwd worden, bij de
vrouwendansen zijn dat de in alle opzich
ten tegengestelde Serimpi en Bedaja.
A. Veldhuisen-Djajasoebrata
R. S. Wassing
Het zal de Tong Tong lezers wel veel
genoegen doen dat na "Batavia in Ou
de Ansichten" en "Nederlandsch-lndië
in Oude Ansichten" nu ook verschenen
is "De Javaanse Vorstenlanden in
Oude Ansichten", uiteraard weer van
de hand van Dr. H. J. de Graaf. Onte
genzeggelijk een goede keus, want van
alle gebieden in Indonesië bieden de
Vorstenlanden de grootste schat aan
autochtone cultuur.
Dit boekje staat er vol van, en wij
betwijfelen het zeker niet dat menige
lezer, dit boekje doorbladerend, het
zal betreuren destijds de Vorstenlan
den niet bezocht te hebben. Het
spreekt vanzelf dat in het boekje de
kratons en hun bevolking de ruimste
plaats innemen: de wonderlijke op
tochten in antieke klederdracht, de
dans- en gamelan-uitvoeringen, de heel
typische architectuur, de overblijfselen
van oude glorie zoals het Waterkasteel
en andere historische gebouwen, zij
noden tot zien en herzien.
En tot verder piekeren over allerlei
andere onderwerpen. Zo brengt het
bekijken van het prentje van de ingang
van de aloon-aloon "Galadag" bij elke
Indischman automatisch in gedachten
het scheldwoord gladakker, dat de
Nederlandse woordenboeken heeft ge
haald, en afgeleid is van de groep (ver
moedelijk haveloze en minder goed
deugende) arbeiders, die zich op dit
punt verzamelen om in herendienst
voor de sultan te werken. Imogiri, Sri
Wedari, Kota Gedé, Langenhardo, enz.
zullen zeker bij alle ex-Solonezen en
Djokjanezen bekende beelden oproe
pen.
En passant is ook gewag gemaakt
van uitbarstingen en overstromingen in
deze gebieden, maar daarnaast ook
van wapensmeden, batikkers, wajang
kunstenaars, kortom vele cultuurpatro
nen die de Vorstenlanden mede hun
roem gaven.
We kunnen ons indenken dat het de
samensteller moeite gekost heeft om
een niet al te dikke bundel samen te
stellen zonder te veel ansichten weg te
laten. Bij zijn breed bereik is het toch
weer een wat dikker boekje geworden
dan de vorige met een iets hogere
prijs: 18,90.
Nederlandse bladen ten spijt, die
"uit eigen ervaring" menen het boek
te mogen betuttelen, mogen wel extra
overdenken, hoe verdienstelijk dit werk
is voor de toekomst die nog vaak na
slagwerk nodig zal hebben bij studie
werken over Indonesië. Wij en wij
Indischgasten alleen denken nog zo
vèr; dat verdient dankbaarheid zonder
meer.
T.R.
Verkrijgbaar bij Boekhandel Tong Tong
f 18,90 f 1,porto.