Een Bezoek Aan De Giesting
SIDOLIG
Het was naar ik meen in 1940, dat ik
een paar dagen op bezoek was in de
Giesting, de nederzetting van Indo-
europese kleinlandbouwers in de Lam-
pongs op Zuid-Sumatra. In die tijd was
ik werkzaam op het departement van
economische zaken, afdeling landbouw,
te Batavia, speciaal belast met de voor
lichting aan Europese kleinlandbou
wers. Mijn belangrijkste werkterrein lag
op Java, maar een enkele maal had ik
ook de gelegenheid landbouwkolonisa-
ties buiten Java te bezoeken.
Na aankomst met de K.P.M.-boot op
Zuid-Sumatra ging de tocht per auto
de bergen in. Hier kreeg ik al een eer
ste indruk van de onvergetelijke ruige
schoonheid van Sumatra's oerbossen.
Een aantal jaren geleden was een ge
deelte van dit bos door de eerste kolo
nisten ontgonnen en voor wat zij daar
tot stand hadden gebracht had ik de
grootste bewondering.
Door zwaar werk onder moeilijke
omstandigheden hadden deze mensen
een sober bestaan weten op te bou
wen, waarbij ze weliswaar in een be
hoorlijk klimaat en in vrije natuur kon
den leven en eigen baas waren, maar
waar van enige luxe geen sprake kon
zijn. De bodem was vruchtbaar, maar
de afzet was moeilijk en de transport
kosten hoog. Ook hadden ze te kam
pen met lastige woudbewoners, waar
ik straks nog nader op terug kom.
In de passanggrahan ontmoette ik
drs. A. Th. Bogaardt, nu bekwaam en
enthousiast burgemeester van Rijswijk,
destijds bekwaam en enthousiast hoofd
bestuurslid van het Indo-europees Ver
bond en lid van de Volksraad. We heb
ben samen en met de andere gasten
heel gezellig 's avonds zitten praten op
de voorgalerij en genoten van de typi
sche geluiden van de tropennachten.
De vriendelijkheid en hartelijkheid,
waarmede ik door de kolonisten werd
ontvangen zijn mij altijd bijgebleven.
Enkele ervaringen en belevenissen wil
ik de lezers van Tong-Tong niet ont
houden.
Op de eerste dag van mijn verblijf
bezocht ik een al wat ouder echtpaar
en na eerst bij hen thuis wat gebabbeld
en natuurlijk iets gegeten en gedronken
te hebben, liet de man mij zijn perceel
zien. Een flinke koffie-aanplant, allerlei
andere gewassen en achteraan, bij de
grens van zijn tuin met het bos, een
groentetuin.
"Dit is een verkeerde opzet ge
weest", zei hij, "dat heb ik in de prak
tijk wel moeten ervaren."
"Hoe zo?" vroeg ik.
"Ik had die groentebedden dichter
bij. mijn huis moeten aanleggen, dan
waren het onderhoud en het toezicht
veel makkelijker te doen geweest.
Groenten vereisen meer zorg dan kof
fie, dus kun je ze beter dicht bij huis
hebben."
"Hoe is dat nu eigenlijk om zo mid
den in het oerbos te zitten?" vroeg ik,
"U zult zeker wel eens last hebben van
wilde dieren?"
"Of ik daar last van heb? Ik zal U
vertellen wat me een paar maanden
geleden hier op deze plek is overko
men. Ik deed mijn dagelijkse ronde en
had in de koffietuin even een praatje
gemaakt met mijn tuinjongen. Daarna
liep ik naar deze groentebedden en
stond hier te kijken hoe alles er bij
stond. Plotseling hoorde ik vlak bij me
in de struiken daar bij de bosrand een
geritsel. En voor ik tijd had om te kij
ken wat het was, rolde er een tijger-
jong, zonder mij in de gaten te krijgen,
uit het struikgewas met een speelse be
weging tot vlak voor mijn voeten.
"Ik bleef stokstijf staan, het zweet
brak me aan alle kanten uit en de haren
rezen me letterlijk te berge. Het schoot
direct door me heen dat waar zo'n
tijgerwelp rondspartelt, de moeder vast
en zeker vlak bij moet zijn. En als die
mij in de gaten krijgt, denkt ze natuur
lijk dat ik haar kind kwaad wil doen.
"Nou, ik verzeker U dat ik toen een
paar benauwde ogenblikken heb door
gemaakt. Tot mijn onuitsprekelijke op
luchting verdween het dier vrij gauw
op zijn dooie gemak weer naar de
bosjes. Toen ik heel voorzichtig mijn
hoofd die kant uitdraaide, zag ik waar-
empel de kop van het moederbeest,
dat me met koude ogen doodstil stond
aan te staren. Nu zeggen ze altijd, dat
je een tijger als het ware kunt hypno
tiseren door hem strak in de ogen te
kijken. Onwillekeurig heb ik dat toen
ook gedaan en eindelijk, na een
eeuwigheid, draaide ma zich doodkalm
om en liep, gevolgd door haar kind,
waardig het bos in.
"Meneer, ik ben toen werkelijk aan
een groot gevaar ontsnapt. Maar het
verhaal is nog niet uit. Toen ik een
beetje bekomen was van de schrik liep
ik met nog slappe knieën terug om mijn
tuinjongen op te zoeken en hem te
waarschuwen.
"Na enig zoeken vond ik hem, maar
hoe? Hij lag midden op een pad in de
koffietuin op de grond, rillend van angst
en met rollende ogen waar alleen het
wit van te zien was. Tenslotte kwam hij
weer bij en eindelijk was hij weer zo
ver bij zijn positieven dat hij verslag
uit kon brengen.
"Kort nadat ik hem 's morgens ont
moet had, sloeg hij het pad in waar
hij nu ter aarde lag, en daar schoot
plotseling, volkomen onverwachts, een
grote tijger tien meter voor zijn ver
bijsterde ogen het pad over en ver
dween rechts in de aanplant. Nou, toen
had hij het niet meer natuurlijk en zakte
meteen bewusteloos op de grond."
Toen mijn vriendelijke gastheer zijn
verhaal beëindigd had, had ik compleet
kippevel gekregen. Zulke verhalen zijn
erg boeiend, vooral als je ze veilig
thuis hoort vertellen onder het genot
van een pait of een glas bier, maar nu
ik het aanhoorde op de plaats zelf
waar het zich had afgespeeld, keek ik
gauw angstig naar alle kanten om mij
heen, om te zien of er nu ook niet de
een of andere grote matjan naar ons
stond te loeren. Gelukkig kwamen we
weer veilig thuis en na nog een aller
gezelligst gesprek nam ik weer af
scheid en bedankte beiden hartelijk
voor de ontvangst.
Ook de andere kolonisten die ik
sprak, zeiden last te hebben van wilde
dieren. Behalve tijgers kwamen vooral
apen en wilde zwijnen geregeld op
rooftocht in de tuinen; de apen stalen
in hoofdzaak vruchten en de tjèlèngs
speciaal allerlei knollen. En of men nu
nog zo stevige paggers maakte, ze wis
ten altijd wel een opening te forceren
of een gat er onderdoor te graven. Een
enkele maal kwamen zelfs olifanten een
kijkje nemen of er voor hen iets te
halen was.
Een van de kolonisten vertelde nog,
hoe zeldzaam slim en georganiseerd de
apen te werk gingen. Een aanval op 'n
tuin werd altijd met 'n troep tegelijk
uitgevoerd.
Wanneer het ogenblik gunstig leek,
kwamen ze aanzetten, klommen over
het hek en renden op hun buit af, maar
één aap lieten ze als uitkijk achter.
Deze betrok zijn post in een hoge
boom dicht bij het operatieterrein en
hield de omgeving zorgvuldig in de ga
ten. Dreigde er gevaar, doordat bijvoor
beeld iemand met een geweer naderde,
dan begon hij uit alle macht te schreeu
wen en de hele troep zocht als de blik
sem een goed heenkomen in het veilige
bos.
Dit waren een paar herinneringen aan
die kolonisten van de Giesting, sympa
thieke en hard zwoegende mensen, le
vend als vrije mensen in een grootse
natuur, maar die daar hun hapje rijst
niet cadeau kregen.
Geheel onverwacht hoorden wij van de
voorzitter van de oude Bandoengse
sportvereniging SIDOLIG, Ir. Sambas
Wirakusumah, dat deze eertijds zo
populaire en roemrijke vereniging, op
gericht in 1903 te Bandoeng, nog
steeds bestaat en zich in een even ge
zond leven mag verheugen als voor
heen.
Wat misschien maar heel weinigen
weten: SIDOLIG is een initiaalwoord,
afkomstig van de leus: Sport In De
Open Lucht Is Gezond. Oldtimers zul
len zich zonder moeite namen kunnen
herinneren als E. Alting Siberg, Over-
akker, Linck, Middleton, van Dijk,
Boogh en vele anderen.
Ongetwijfeld zal dit bericht alle ex-
voetballers uit Indië veel plezier doen
en Tong Tong meent zich tot de tolk
van aller gevoelens te maken als wij
Ir. Wirakusumah en zijn club van harte
"hidoep teroes"! toewensen.
19