Fonteijn Co -
H.B.S. - Soerabaja
HAAI EN KROKODIL
Vlamingstraat 5, Den Haag, Tel. 11 66 77
v/h te DJOKJA
GOUDEN
schakelarmbanden
krintjing
slangen
colliers
(6tot100gr.)
toesoek konde
peniti kabaja
van 22 karaats goud
BRILJANTEN
markiesringen
hangers
oorknoppen
gezet in
22 karaats goud
MIDO
22 Karaats verlovingsringen polshorloges
SEBELAH ROTAN ARMBANDEN VAN 24 KRTS GOUD (mas kertas)
Komt U van BUITEN Den Haag?
Wij betalen, bijaankoop vanaf 200,de reiskosten voor één persoon
geheel terug I I
Als reactie op een opmerking van de
heer E. C. Wernink in een artikel over bo
venstaande school, in Tong Tong nr. 15,
15 februari 1971, dat er nog niets is ver
schenen over de jaren 1920-1922, wil ik
graag het weinige, dat ik (nog) weet, ver
tellen over de jaren 1910-1912, dat ik daar
op school was.
Dat was dus nog in het oude gebouw bij
de Stadstuin. Ik meen, dat mijn lokalen
waren 1a en 2d. De leerlingen van de
laagste klassen telden nog nauwelijks mee,
en van de feesten en uitvoeringen van de
Uni heb ik niets mee-beleefd. Trouwens,
mijn ouders woonden in Malang, en 's za
terdagsmiddags en in de vakanties ging ik
altijd naar huis.
Die oude Stadstuin wij meisjes waren
als de dood, dat we 's avonds terug zouden
moeten komen, (toen een normale straf
voor on-af huiswerk of niet-geleerde les
sen), omdat we dan langs de Stadstuin in
al z'n feestelijke drukte zouden moeten
fietsen. Maar de leraren schenen dat al
even ongewenst te vinden, want ik kan me
niet herinneren, dat het ooit een van de
meisjes is overkomen; wel jongens.
De directeur was dr. A. J. A. Prange, een
hoogst merkwaardig pianist; voor zover ik
weet en ik ben een jaar bij hem in huis
geweest raakte hij normaal nooit een
piano aan; maar als kunstenaars uit Europa
voor een recital een accompagnateur nodig
hadden, werd daarvoor dr. Prange ge
vraagd. En in één dag, of desnoods een
middag, studeerde hij dan muziek in en
werkte zichzelf bij tot het vereiste niveau.
Mijn latere schoonvader, M. A. A. van
Mook, gaf Aardrijkskunde en Boekhouden,
en een van de Geschiedenisleraren, L. D.
J. Reeser, is later Directeur van de H.B.S.
in Semarang geworden, en woont nu, 97
jaar oud, in Zeist. Het is misschien wel
aardig te melden, dat Ir. Soekarno's In
dische tegenspeler, wijlen mijn man, H. J.
van Mook, ook de Soerabajasche H.B.S.
heeft afgelopen en in 1911 eindexamen
heeft gedaan. Een van zijn vrienden en
klasgenoten, was de in zijn Delftse studen
tentijd beroemde stuurman van Laga, Nap-
pie Guldenaar.
Vanuit het 2e klasse-lokaal (beneden)
kon ik in het 3e klasselokaal (boven) An
nie (Romein) Verschoor zien zitten. Mis
schien was dat 3 c, een „beruchte" klas,
wegens de onhandelbaarheid van sommige
jongens, onder aanvoering van Bos Otten,
die het bestond af en toe op het erf!! in
het vrije halfuur een mertjon bantengan te
gooien; die dingen, die je, zoals de naam
zegt, niet aanstak, maar hard neer smeet,
gaven een goede knal; op dat moment
stond de dader met onschuldig-lege han
den, zodat hij nooit gestraft werd, hoewel
iedereen wist, wie aan dit ongehoorde ge
drag schuldig was. Wat men in die dagen
al „ongehoord" gedrag vond!
In de 1e zat ik met Poppie Bergveld, Els
van Leeuwen, een meisje Von Banniseth,
op wier voornaam ik niet kan komen, Wies
Monteiro en Minette de Sauerpont Domis;
de jongens ontsnappen en bloc aan mijn
herinnering.
In de 2e klasse waren o.a. Martha Soes
man, Trude Waleson, Gientje Tromp de
Haas en Clemmie Derx; en verder Piet
Wyga, Sim Kie Aay, die altijd daverende
cijfers had, en een lange Chinese jongen
Tan en Chris Schell, die een paar
jaar geleden op Mallorca is overleden; en
Soebroto en Sliedrecht en anderen van wie
ik de namen niet meer weet.
y^and. crOan &chtendótilte^>
Woeste hoogten en kale bomen,
Diepe vlakten waar brede stromen
Bruisend ruisen en hotsend botsen
Tegen de kale, harde rotsen.
Hoge heuvels waar het struikgewas
Welig tiert. Tussen het hoge gras
Heerst doodse stilte in de nacht.
Want de dood loert op een prooi en
wacht.
Korte rustdan gefluit van kogels.
Mensen als opgejaagde vogels
Vluchten angstig van de onheilsplek
Waar de doden liggen uitgestrekt.
Een stilte onheilspellend heerst er
plotseling. Slechts een enkel schot, vér,
Verbreekt de stilte aan het front
De vijand komt! gaat van mond tot
mond.
Bange uren, kwade geruchten.
Vrouwen, kinderen, allen vluchten.
Waarheen? Weg, ver weg van het
geweld!
Weg van het bloedig oorlogsveld.
Steden liggen in puin, verlaten.
Weder veroverd door soldaten.
Brokken stenen, eens een groot
gebouw.
Mensen gedompeld in diepe rouw.
Verschroeide aarde siert nu het land.
Waar eens arbeidde een noeste hand.
Kale bomen in een lange stoet
Staan blakerend in de zonnegloed.
Benita Nagel-Neijs
Ik wou ook wel, dat ik wist, waar ze
allemaal gebleven zijn
In 1912 ging mijn vader met verlof naar
Holland en verdween ik dus van de Soera-
bajase H.B.S.
A. D. van Mook-Maureau.
N.a.v. Dr. A. L. J. Sunier's „Lesje
Viskunde voor Tjalie" op blz. 14 van
T.T. 1-8-1971 een aanvullinkje:
In Zuid-Celebes in mijn Bonthain-
ressort gelegen in de Makasser- of
Zuid-West „poot" van Celebes, noem
de men:
de haai ikan mangéwan of kortweg:
a mangéwan.
mangéwan labakti (gevlekte)
tijgerhaai.
b. Daar in Zuid-Celebes was men he
lemaal niet bang voor de mangé
wan, maar voor de mangéwan la
bakti was men doodsbang.
De haaienvanger (hengelaar) viste
met een speciale haaienhaak en
idem lijn, waarvan 't haakeinde be
stond uit een stuk ijzeren ketting.
Een aan de haak geslagen mangé
wan probeert eerst de haak uit zijn
bek te schudden.
Lukt dat niet, dan vlucht hij en trekt
de visser lippaz (sloep) achter
zich aan. Daardoor blijft de lijn
strak. Als hij uitgeput is, wordt hij
„binnengehaald".
Zit echter een mangéwan labakti
aan de haak, dan vlucht hij niet,
maar valt aan, d.w.z. gaat op de
lippaz af, waardoor de lijn slap gaat
hangen. De visser kapt dan direct
de lijn door en smeert hem, zo snel
mogelijk.
c. Op diepe plaatsen, waar haaien
kunnen komen, durft een krokodil
zich niet te vertonen.
Kinderen van de strandkampongs
mochten daarom alleen in 't diepe
gedeelte baden.
In 't ondiepe gedeelte, vooral bij
riviermondingen, mochten ze niet
baden en/of spelen, want er waren
geen haaien en dus weieens kroko
dillen.
O. H. Kiliaan
11