Demak Hier hebben we gewoond van onge veer 1911-1916. De eerste jaren waren voor mij natuurlijk als een nacht, om dat ik nog te jong was. Langzaam kwa men de herinneringen als eerste stap jes van een kind dat pas begon te lopen. Alles door elkaar, maar toch wel scherp. Mijn vader was administrateur van de Volkscredietbank en had voor zijn tournees een auto, maar zo'n geval met leidsels voor, uitpuilende ogen (lampen), een slinger voor en achter een bak voor de autojongen. Het ge heel een Waltam. Als alle Indische huizen hadden we een groot erf met twee ingangen; een open voorgalerij met links en rechts een zitje en een gasolie onderdrukte lamp in 't midden. Als ik een boek lees met een beschrijving van het huis dan zie ik altijd dit voor ogen en nooit iets anders. Bij een ingang stond een boom, die vol hing met mooie manjarnesten, U weet wel van die ronde buikjes en een kleine ingang voor de vogels. Soms vielen ze op de grond, leeg, en voelde ik, hoe zacht zo'n nestje was en hoe warm. In die tijd hadden we geen leiding water. Alles kwam van de put, die tus sen keuken en badkamer stond. In de keuken was een houten stellage met deur, van onder breed en boven smal ler; vierkant en stevig stond hij daar. Binnen beschermde hij ons drinkwater in een grote gentong met leksteen. Met een tjidoek werd 't water in kendies ge goten, zodat we altijd koel, fris drinken hadden. Als kind had ik 't druk. Er was van alles te zien en te beleven. Mijn ouders hadden melkkoeien en ik was elke mor gen en middag om en bij de stallen. De kalfjes liepen achter me aan, bedelend om uit een emmertje aangemaakte dedek te eten. Of ik trok een handvol gras om dat aan de volwassen koeien te geven. Eén heette bijv. Truitje en een ander Witkop. En dan was daar Moortje, een oud paard, dat niet meer te gebruiken was èn op 't laatst beet en schopte, en die ik toch wel eens een handvol gras gaf van buiten. Adaa sadja! Ook liep ik dagelijks met een katjong van de kokkie via 't Javaans kerkhof, dat achter ons huis was, naar de weide om de daar grazende geiten te aaien en handenvol gras te voeren. Op 't laatst nam ik ze maar mee naar huis en verzorgde ze daar. De eerste keer kwam de eigenaar met veel mis baar zijn geit terug halen, maar toen hem uitgelegd werd dat ik ze alleen maar leende vond hij 't goed. Kwam telkens met een andere geit thuis, was nog kieskeurig ook! Toen ik al wat groter was en naar school moest was voor mij de prettig ste tijd, als ik om 11 uur naar huis ging. Zocht dan keurend een dokar op twee wielen met een mooi paard ervoor en riep die aan. De koetsiers kenden me op 't laatst wel natuurlijk en heel vaak vroeg ik om te mogen mennen. Nou, als 't een halfdood paard was, dan werd 't wel toegestaan. Vol trots zat ik dan op de bok, hield de leidsels vast en maakte voorzichtig zwiepende ge luiden met de pracht zweep. Soms zuchtte mijn moeder wel .Alweer een dubbeltje" en dan liep ik de andere dagen welgemoed alleen naar huis. Gloeiende hitte, stekende zon? Ik weet er niets meer van, voelde die niet eens. 's Middags moesten we slapen, in elk geval in de kamer blijven, wat ik een grote straf vond en natuurlijk lag ik al gauw te zeuren „Ma, mag ik d'r uit?" Tot er ongeduldig een „Ja, ga nu maar" kwam. Weg was ik om weer overal te neuzen. Zag ik de kokki beras op een tampah van dedek kloppen, dan moest ik 't meteen proberen en zo meer van die dingen. Tegen 4 uur 's middags baden en wij kleintjes tegelijk in de badkamer. Meer spelen dan ons echt schoon maken. Voordat de bak ge- koerast werd, mochten we er gezamen lijk in en dan was er feest. Geschreeuw en gespat tot mijn moeder erbij kwam en riep „Nou is 't genoeg, eruit jullie". Om een uur of half vijf mochten we mee met onze oudste zuster naar de fam. Colijn, ook al met veel kinderen, net als dawet. Hier heb ik een keer bij zondere rijst mogen eten. Weet niet wat meegekookt werd maar het rook geurig, sedep en anders dan anders. Ze hadden ook sirkaja planten op 't erf en als we daarvan wat kregen dan glunderden onze gezichten. Zo zoet en met eindeloos geduld pelden we de pitten een voor een eraf. He, ik verslik me haast. De foto links is genomen, toen we in Demak woonden. Ik zelf kan me er niets van herinneren. In 't midden mijn vader (met slof) en moeder. Die languit ligt was een kostganger, later een aangetrouwde neef. Naast mijn moeder, de dochter van de regent van Demak; vóór haar mijn oudste broer Vic; naast hem zittend een vriend weet niet wie) en staand een andere broer. Helemaal links herken ik mezelf; voor mij. mijn liefste broer, die op 11 jarige leeftijd stierf. Dan een mager zusje, altijd ziek met vlak ach ter haar mijn oudste zuster (Zutfen). De anderen zullen wel haar vriendinnen geweest zijn, meisjes Colijn. Zoals U kunt zien een heerlijke zondag, zonder radio, TV, vliegtui gen en auto's. We waren al blij met bijv. boeboer ketan, kientjo of dawet als extraatje, maar! (om de 3 mnd. castrolie!) Op de rechter foto een klein gedeelte van onze fam.: rechts zittend naast de palm mijn oudste Zus. Vlak achter haar een jongere broer en mijn moeder (al weduwe). In 't midden een nicht met haar man achter haar (zelfde, die languit lag) en vooraan zittend op de trap haar oudste. Asta de Lyon. Helemaal links vooraan ben ik met naast me, datzelfde zusje, dat zo mager was. De rest is allemaal fam.: neven en nichten. Genomen plm. 1926 en onze logees. fa, we kregen altijd veel logees of bezoek. C. Waller Diemont-Thomson Deze schijnbaar onbelangrijke foto's plaatsen we tóch, omdat onze abonnees in het Midden-favdse elkaar allemaal schijnen te kennen, en veel belang stellen in eikaars families. Zulke foto's als deze "raken" tanggoeng vele lezers en maken op hun beurt weer nieuwe verhalen los voor Tong Tong Red. T.T. 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1971 | | pagina 8