OVER PENSIOEN HERMAN SIGMOND NOG EVEN DJOCJA N.a.v. de buitengewoon sympathieke geste van de heer A. F. K. in Tong 2 nr. 4 van 1 september 1971, blz. 3, onder de titel "Als een plant", wil ik hieraan meedoen, hoewel zelf al bejaard en gepensioneerd, nl. "een pensioen voor Tjalie". Wat Tjalie en Lilian samen hebben opge bouwd, het tijdschrift Tong 2, is voor velen een werkelijke behoefte. Onder de moei lijkste omstandigheden, Tjalie bejaard en ziek, gaat met zijn partner Lilian (en andere medewerkers) voort met dit waardevolle werk, dat aan zovelen steun en troost geeft. Wij lezen inzendingen uit alle werelddelen, interessante, geestige, vrolijke, maar ook trieste verhalen, waar soms ronduit heim wee spreekt of wij lezen dit tussen de re gels door. Het doet goed, te weten dat we hierin niet alleen staan, het besef dat vele anderen dit ook zo voelen, en zo'n geeste lijke steun is niet met geld te betalen. Jullie beiden werken voort, voor ons! En als Tja lie straks niet meer kan, en dan zonder pen sioen moet leven? Tjalie en Lilian, beschouw dit gebaar NIET als "uit kassian" of iets dergelijks! Integendeel, de dank is aan ons! Wij doen dit uit Vriendschap, Dankbaarheid en Waardering! Meer hoef ik niet te zeggen, wij allen uit Indië begrijpen elkaar volledig. Ik zou U allen "Tong-Tongers" willen vra gen hieraan mee te doen, al was het ƒ1, (prijs van 4 sigaretten in een jaar), eventu eel getekend met "N.N.", elk naar draag kracht. Eén keer maar, dan heeft Tjalie straks een "manga voor de dorst". Gottong rojong en resultaat-nja djempol! Niet ver geten op de giro te vermelden: "voor pen sioen van Tjalie". Misschien ben ik preten tieus door dit stuk te schrijven, maar Tjalie zal mij begrijpen en het mij niet kwalijk ne men. K.M.G. Wij behandelen deze brief "ten voeten uit" omdat wij meer soortgelijke brieven ontvangen hebben. Van mensen die wij per soonlijk kennen en waarvan wij weten "hati- nja baik dus die wij voor het hoofd zou den stoten met een pertinente weigering. Daarom deze brief van ons beiden en ge richt aan alle lezers van TongTong. Het woord is aan Lilian: Mag ik wat zeggen als bondgenoot van TongTong en Tjalie? Ik heb al vaker en eer der wat opgevangen over "pensioen" en telkens hoopte ik: laat het nooit wat worden. Want, echt, als ik het eerlijk mag zeggen: voor ons, voor mij hoeft het echt, helemaal niet. Ik ben grootgebracht door een vader zonder pensioen. Hij gaf een goedbetaalde gouvernementsbaan en een pensioen in ruil voor de muziek en de vrijheid. En ons gezin is er nooit tekort aan gedaan. Integendeel, toen al onze pensioengerechtigde kennissen rondliepen met diepe rimpels van ergernis en verdrietelijkheden over een (blijkbaar altijd) in alles tekortschietende regering, toen werd ons die zorg bespaard. Wie niets heeft, hoeft niets te verwachten. Wie niets te verwachten heeft, wordt nooit teleurge steld. En nog steeds ben ik diep begaan met hen die tot hun dood toe zullen moeten blijven smeken, vechten en huilen om aller lei uitkeringen waarop ze recht menen te hebben! En niet krijgen. Tjalie en ik hebben geen recht op pen sioen. TongTong hebben we met alle con sequenties van onzekerheid van bestaan aanvaard. Tjalie had braaf onderwijzer kun nen blijven en dan was ons bestaan rijke lijk verzekerd geweest. Ik had in mijn goed betaalde, gemakkelijke ambtenaressenbaan kunnen blijven. En dan had ik mijn recht op pensioen eerlijk verdiend. Wat wij echter nu verdiend hebben met TongTong is niet in geld uit te drukken: werkelijke vriendschap, werkelijk medele ven en waardering voor het werk dat wij met TongTong en voor TongTong opbrach ten. Waarom móét alles met geld betaald worden? Verder zit aan wat mij betreft afwij zing van dit "pensioen" toch nog een eigen belangetje vast: als ik denk aan al die las- tergrage tongen en de kwaaddenkende her sentjes die nu al geloven dat Tjalie en ik voortdurend op stap zijn met Fonds 60.000 en de Bruine Bus (ja, die zijn er ook!), dan moeten we er niet aan denken wat ons met dit pensioen te wachten staat! Jammer van de totaal-vriendschap die we opgebouwd hebben. En die we graag houden zoals ze nu is. Nogmaals: dank lieve mensen, maar het blijft toch: Néén. Dénk UI LILIAN" DUCELLE Dank, in de eerste plaats voor het plaat sen van het stukje over Djocja. Tot m'n spijt is er echter een fout ingeslopen, Het blijkt, dat de Mulo eerst in de Kampementstraat was; doch daarna ook een paar jaar op Ngupassan, en vervolgens in de Kota Baroe. Zo, dat was dat, maar nu wilde ik graag nog iets anders recht zetten. De grotten, waar meneer Kiliaan over spreekt, ken ik niet en heb ik ook nooit ge zien. Dan was ik in Patjitan lang voor '41; wel rommelde het reeds in Europa. Maar meneer van Vliet is verder niet goed inge licht. Er heeft nl. nooit een drukkerij Misset bestaan in Djokja. Er was wel een sigaren zaak F. C. Misset, die tot '21 aan mijn va der behoorde. Wij woonden toen ook in Djokja en wel Tugu 13 en zijn altijd in Djokja op school geweest. Iemand, die H. Misset zou heten, ken ik niet. Er heeft in derdaad een drukkerij bestaan in... Sema- rang. Deze was van m'n oom, C. A. Misset. Mijn oom en m'n vader waren volle neven van de zeker U heel goed bekende Pa van der Steur. Dit alles moest me even van het hart. AFSCHEIDSBRIEF UIT HET KAMP NA 28 JAAR TERECHT Zoals men in verschillende dagbla den heeft kunnen lezen, is door een wonderlijk toeval een afscheidsbrief, in mei 1943 door de Heer Perquin in een interneringskamp op Midden-Java aan zijn gezin geschreven, na 28 jaar bij de nabestaanden in Nederland te rechtgekomen. Nadat de moeder van de jongen, die de brieven tussen een oud schaakbord had ontdekt, vergeefs had geprobeerd, de familie op te sporen, werd door haar in Tong Tong, het tijdschrift voor "Indo nesische Nederlanders" (sic!), zoals de Provinciale Zeeuwse Courant opmerkt, een advertentie geplaatst. Weer eens een bewijs, hoe door het lezen van ons blad steeds weer verlo ren gegane contacten gelegd worden! Red. Hierbij plaatsen wij, zoals wij van tijd tot tijd wel meer doen, de foto van een Indische kunstenaar. Oud-Batavianen zullen in hem herken nen Herman Sigmond, geboren en ge togen in Betawi. Tijdens zijn H.B.S. - tijd waarin hij de K.W. Ill en de Chr A.M.S.-B bezocht, ontwikkelde Herman zijn talenten onder leiding van zijn tekenleraren Truijen en de later beroemd geworden Moder ne Ouborg. Op de A.M.S. had hij les bij Mevrouw van Bovene. In zijn K.W. Ill tijd was hij een enthou siast deelnemer aan de jaarlijkse te ken- en schilderwedstrijden, waarbij hij driemaal een prijs behaalde, waaron der een eerste prijs. Later was zijn leermeester de bekende Javaanse schilder Mas Pringadi (beho rende tot de school van kunstenaars als Dézentjé, Elandt, Homberg en Ab- doellah), die een schildersschool had aan de Gang Djaksa en die werkzaam was als hoofdtekenaar op het hoofd kantoor van het kadaster onder de vader van leerling, wijlen de heer E. Sigmond, toentertijd Hoofd van de Ka dastrale Dienst van Ned. Indië. Na zijn vestiging in Nederland is Her man Sigmond in 1960 weer begonnen met schilderen, na 30 jaar geen penseel meer te hebben aangeraakt. Enige jaren geleden exposeerde hij op een Pasar Malam in Utrecht. Binnenkomende in het gastvrije huis van de Sigmonds valt het oog meteen op zijn werk: glatiks, een bloeiende flamboyant, een toekang saté, de Tang- kuban Prahu, dit alles wordt door het zien van zijn schilderijen weer levende werkelijkheid. Het gastvrije huis aan van Eestersingel 18 te Alblasserdam, staat voor belang stellenden na het maken van een tele fonische afspraak (tel. 01859-2918) al tijd open! -Ch. M. 3

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1971 | | pagina 3